nr. 49
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 oktober 2009
In de Regeling van Werkzaamheden van donderdag 1 oktober 2009 heeft
de Kamer mij verzocht alsnog in te gaan op het verzoek van de leden Van Raak
en Van Gent over hoe de bonussen in de normeringen en codes worden meegenomen.
Deze brief ontvangt u hierbij.
Over de bonussen heb ik met uw Kamer gesproken onder meer tijdens het
algemeen overleg van 26 november 2008, waar de vraag is gesteld hoe het
met de bonussen zit: krijgen wij straks een salaris van 130% als maximum
met daarbovenop van alles en nog wat? Daarop heb ik geantwoord: Nee, de bonussen
zitten daarin, het is een onderdeel van het salaris1.
Wat ik u toen nog niet kon meedelen was de wijze waarop ik dit in het wetsvoorstel
normering uit publieke middelen gefinancierde beloning topfunctionarissen
(WNT) zou gaan regelen. Dat kan ik thans wel. Ik kan u voor de huidige stand
van het denken het volgende mededelen.
Definitie beloning
In definitie van beloning is gekozen voor aansluiting bij artikel 383c,
eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De reden hiervoor is dat
de begrippen uit dat artikel ruime bekendheid genieten en dat daarmee gebruik
kan worden gemaakt van de ervaring die inmiddels met die begrippen is opgedaan.
Zo worden de beloningen van de topfunctionarissen in de zorg al met behulp
van de terminologie van artikel 383c, eerste lid, openbaar gemaakt. De Raad
voor de jaarverslaggeving stelt documenten op over de uitleg van artikel 383c.
Dat maakt deze wet ook beter uitvoerbaar voor de accountants die de jaardocumenten
moeten controleren.
Artikel 383c, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ziet op
vier categorieën van beloning:
1. Periodiek betaalde beloningen;
2. Beloningen betaalbaar op termijn;
3. Uitkeringen bij beëindiging van het dienstverband;
4. Winstdelingen en bonusbetalingen.
De vier categorieën van beloning worden in het voorstel van wet,
verdeeld in enerzijds beloning en anderzijds uitkeringen wegens het einde
van het dienstverband. De beloning bestaat uit de som van de bezoldiging de
door werkgevers verschuldigde verzekeringspremies, de belastbare vaste en
variabele kosten en de beloningen betaalbaar op termijn (waaronder niet is
begrepen het deel dat betrekking heeft op het einde van een dienstverband).
De bezoldiging is gedefinieerd als de som van de periodieke beloningen
en de winstdelingen en bonusbetalingen (waarbij de door werkgevers verschuldigde
verzekeringspremies, de belastbare vaste en variabele kosten buiten beschouwing
worden gelaten). Voor de publieke sector en het zwaarste regime in de semipublieke
sector geldt voor de bezoldiging (dus inclusief de bonussen) het maximum van € 181 773.
Daar bovenop komt een apart maximum voor de belastbare vaste en variabele
kosten en voor de beloningen betaalbaar op termijn (voornamelijk het werkgeversdeel
van de pensioenpremie). De door werkgevers verschuldigde verzekeringspremies
zullen niet worden gemaximeerd omdat al elders wettelijk is bepaald wat die
premies bij een bepaalde beloning zijn.
De uitkeringen wegens het einde van het dienstverband bestaan uit de uitkeringen
bij het einde van het dienstverband en de op de beëindiging betrekking
hebbende beloningen betaalbaar op termijn. De Commissie Dijkstal bracht recent
advies uit over deze thematiek. De Kamer ontvangt binnenkort het kabinetsstandpunt
over dit advies, dat uiteraard een vervolg krijgt in het wetsvoorstel.
Op korte termijn zal een versie van het wetsvoorstel voor consultatie
beschikbaar zijn. Deze versie zal op internet worden gepubliceerd. In de toelichting
bij dat voorstel zal uitgebreider op deze materie worden ingegaan dan in een
brief mogelijk is.
Samenvattend is het beleid erop gericht bonussen deel uit te laten maken
van het normeringsstelsel en de norm van € 181 773,–.
(inclusief bonussen).
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst