28 330
Herstructurering openbaar bibliotheekwerk

nr. 40
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 augustus 2009

Met uw brief van 2009Z08429/2009D22 215 van 15 mei 2009 heeft u mij om een reactie gevraagd op een brief van mevrouw A. V. inzake de leenvergoedingen bij openbare bibliotheken.

Voor mijn reactie heb ik op een aantal punten gebruik gemaakt van informatie van Stichting Leenrecht, belast met de incasso van de leenrechtvergoedingen.

Mevrouw V. heeft zich ook gewend tot Stichting Lira (belast met de repartitie van de vergoedingen) bij brief van 5 mei jl. Hierin noemt zij soortgelijke bezwaren tegen de huidige leenvergoeding als in de brief aan de Vaste Commisie voor OCW. De reactie van Stichting Lira treft u aan als bijlage.1

Hieronder reageer ik puntsgewijs op de achtereenvolgende onderwerpen die mevrouw V. in haar brief aansnijdt.

Inkomstenderving door boekenuitleen

Het uitgangspunt van de auteursrechtelijke leenvergoeding is niet compensatie van geleden schade maar het geven van een billijke vergoeding aan rechthebbenden voor de secundaire exploitatie van hun werk. Afgezien hiervan is de omvang van de veronderstelde schade ook onmogelijk vast te stellen en zeker niet op het niveau van de individuele auteur. Onderzoek in het verleden naar het verband tussen kopen en lenen heeft uitgewezen dat de groepen kopers en leners elkaar slechts ten dele overlappen. Als de boeken van mevrouw V. niet langer door de bibliotheken zouden worden ingekocht, zouden wellicht haar royalty-inkomsten uit verkoop toenemen maar het is nog maar de vraag of deze extra inkomsten (veel) hoger zouden uitvallen dan de ontvangen leenvergoeding. Kortom, er is zeker geen sprake van een één op één relatie tussen lenen en kopen, maar van complexe verbanden, waarbij lenen soms ook tot kopen kan leiden. Ter illustratie zij nog vermeld dat de gestage terugloop van het aantal boekuitleningen niet gepaard is gegaan met een stijging van de omzet bij de boekverkopers.

Repartitie op basis van steekproeven

Op basis van de wet zijn de bibliotheken verplicht opgave te doen van het aantal uitleningen bij Stichting Leenrecht. Het totaal door bibliotheken verschuldigde bedrag wordt vastgesteld op basis van het feitelijke aantal uitleningen. De repartitie aan rechthebbenden is gebaseerd op de uitleengegevens van 75 tot 80 % van de bibliotheken. Deelname van alle bibliotheken zou de betrouwbaarheid niet of nauwelijks verhogen, maar wel extra kosten met zich meebrengen.

10% voor sociaal culturele doelen

Op grond van het destijds door de minister van Justitie goedgekeurde repartitiereglement1 is Stichting Lira verplicht om 10 % voor sociaal culturele doelen in te houden. De Tweede Kamer is akkoord gegaan met dit percentage.

Hoogte van de leenvergoeding

De huidige leenvergoeding voor boeken is 12 cent per uitlening.

De Stichting Onderhandelingen Leenvergoedingen (StOL) is belast met het vaststellen van de tarieven voor de leenvergoeding. In de StOL hebben vertegenwoordigers van de bibliotheken en de rechthebbenden zitting.

Indien partijen niet tot overeenstemming kunnen komen over de tarieven, kan de onafhankelijke voorzitter van de StOL arbitreren en een beslissing opleggen.

Het bedrag van 12 eurocent is terug te voeren op de eerste vaststelling van de auteursrechtelijke leenvergoeding in 1995/1996, die werd bepaald op basis van het totale budget van de bibliotheken voor de boekenuitleen, te weten 800 miljoen gulden. Het is auteursrechtelijke standaardpraktijk om bij commerciële collectieve exploitatie 10 % van het exploitatiebudget te bestemmen voor de vergoeding aan rechthebbenden en 5 % bij publieke exploitatie. Bij het toenmalige aantal uitleningen van 160 miljoen resulteerde laatstgenoemd percentage in een vergoeding van 25 (gulden-) cent.

Ik zie geen aanleiding om de leenvergoeding op te trekken naar € 1 zoals mevrouw V. voorstelt. Dat de leentarieven voor dvd’s of cd’s hoger liggen heeft onder meer te maken met de omstandigheid dat de bibliotheken de commerciële verhuurders van audiovisueel materiaal geen oneerlijke concurrentie mogen aandoen en er bij audiovisueel werk sprake is van een veel groter aantal rechthebbenden.

Het effect van een drastisch verhoogde leenvergoeding zou vrijwel zeker een zeer averechtse uitwerking hebben op de opbrengst, omdat de bibliotheken de kosten van de leenvergoeding verdisconteren in de contributie. Bij een forse verhoging van de contributie is een massale daling van het aantal bibliotheekleden een voorspelbareuitkomst. Ter toelichting: het totaal aantal boekuitleningen 2007 was € 119 mln en het geïnde bedrag leenvergoeding € 13,28 mln. Bij ca 2 miljoen betalende bibliotheekleden (volwassenen) resulteert – ceteris paribus – een leenvergoeding van € 1 in een verhoging van de leenvergoedingsafdracht door de bibliotheken met ca € 105 mln en een verhoging van de contributie met € 52 per lid. De ceteris paribus veronderstelling gaat echter niet op omdat het aantal bibliotheekleden fors zou afnemen.

Mevrouw V. doet ook de (impliciete) suggestie dat de overheid de verhoging maar moet betalen als ze het lezen wil stimuleren. Een verhoging is niet aan de orde en al helemaal niet ten laste van het OCW-budget. Bij auteursrechtelijke vergoedingen dient de gebruiker te betalen. Bij de introductie van het huidige leenrechtstelsel is de rijksoverheid uitgegaan van dit profijtbeginsel.

(geen) vergoeding bij verlenging van de uitleentermijn

De Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) meent dat de bibliotheken geen leenrechtvergoeding verschuldigd zijn voor de «niet-betaalde verlengingen» (verlengingen waarvoor geen vergoeding aan de lener in rekening wordt gebracht). Stichting Leenrecht is het daar niet mee eens en is een procedure gestart. De uitspraak van de rechter wordt in 2010 verwacht. Voor «betaalde verlengingen» zullen de bibliotheken in ieder geval wel een leenrechtvergoeding afdragen. Per 1 april hebben 2009 hebben zij daarvan ook opgave gedaan aan Stichting Leenrecht. Recent heb ik uw Kamer over deze kwestie geïnformeerd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 28 330, nr. 39).

Gesproken boeken (Daisyroms), luisterboeken en brailleboeken

Met ingang van 2007 is de bijzondere bibliotheekvoorziening voor blinden en slechtzienden geïntegreerd in het stelsel van openbare bibliotheken. Ik signaleer dat er nog enkele overgangsproblemen zijn bij de correcte toepassing door bibliotheken van de bepalingen in de Auteurswet die het leenrecht betreffen.1

Stichting Leenrecht en Stichting Lira hebben geconstateerd dat openbare bibliotheken vaak geen onderscheid maken tussen commerciële luisterboeken (van uitgevers) en gesproken boeken voor visueel-gehandicapten (gemaakt met overheidssubsidie door producent Dedicon). Ook gesproken boeken worden aan een ieder uitgeleend in plaats van uitsluitend aan blinden en slechtzienden. Dit is in strijd met artikel 15i van de Auteurswet (gehandicaptenexceptie). Stichting Leenrecht zal dit gebrek aan onderscheid in een komende vergadering van de StOL aan de orde stellen. De VOB zal de openbare bibliotheken nogmaals wijzen op het besloten karakter van de gebruikersgroep en het belang van een separate registratie van de uitleen van de boeken.

Indien gesproken boeken en luisterboeken door de openbare bibliotheken worden uitgeleend aan reguliere abonnees is een leenvergoeding verschuldigd. Naast de beperkte uitleencollecties van openbare bibliotheken kunnen mensen met een leeshandicap ook gebruikmaken van de collectie Daisyroms van het Loket aangepast-lezen. Voor studie- en vakliteratuur verzorgt Dedicon de distributie. De bij het Loket geregistreerde gebruikers bestaan uitsluitend uit blinden en slechtzienden (doktersverklaring is vereist). Op grond van artikel 15c, derde lid, van de Auteurswet is voor dit gebruik geen leenvergoeding verschuldigd evenmin als voor brailleboeken.

Mevrouw V. merkt op voor de uitleen van haar gesproken boeken door openbare bibliotheken geen vergoeding te hebben ontvangen. Stichting Lira meent dat de oorzaak ligt in de onvolledigheid van de aangeleverde bibliotheekgegevens over de uitleen van gesproken boeken en raadt auteurs aan om hun gesproken boeken aan te melden bij Lira. Ik zal contact opnemen met Stichting Leenrecht en de VOB over deze kwestie.

Een afschrift van deze brief stuur ik naar mevrouw V., Stichting Leenrecht en de VOB.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Thans stelt het College van Toezicht collectieve beheerorganisaties en naburige rechten de reglementen vast.

XNoot
1

De bepaling die betrekking heeft op de vrijstelling van betaling van leenvergoeding behoeft overigens actualisering omdat daarin nog sprake is van «bibliotheken bekostigd door de Stichting fonds voor het bibliotheekwerk voor blinden en slechtzienden».

Naar boven