28 294
Hoofdlijnen voor een nieuwe Pensioenwet

nr. 31
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 oktober 2007

Tijdens het algemeen overleg van 27 september jl. heb ik u toegezegd dat ik de Kamer binnen drie weken zou berichten of ik meer inzicht kan geven over de gang van zaken bij de verkoop van Optas NV aan Aegon.

Ik kan u bevestigen dat op een aantal aspecten aanvullende informatie kan en zal worden gegeven. Ten behoeve van het inwinnen van informatie zullen op korte termijn betrokken partijen voor een gesprek (op ambtelijk niveau) worden uitgenodigd. De eerste gesprekken in dat kader hebben reeds plaatsgevonden.

Centraal staan de vragen: welke keuzen zijn er gemaakt, hoe had de situatie voorkomen kunnen worden en wat kan er eventueel nog aan gedaan worden? In het bijzonder zal ik ingaan op wat er gebeurd is met de pensioengelden die tijdens de verplichtstelling zijn opgebouwd en welke afspraken er gemaakt zijn (en gemaakt hadden kunnen worden) over de besteding van de beklemde reserve.

Tevens wil ik in kaart brengen op welke manieren een pensioenfonds in de praktijk wordt beëindigd en welke gevolgen dat heeft voor het pensioenvermogen van het fonds. Een andere vraag die momenteel wordt bekeken is wat de fiscale consequenties zijn van een eventuele vrijval van de beklemde reserve (zoals die nu is opgebouwd bij Optas Pensioenen NV). Ik zal ook aangeven of en in hoeverre er in de huidige situatie nog wat gedaan kan worden.

Tot slot zal ik de vraag beantwoorden of en zo ja, welke maatregelen er nodig zijn om toekomstige ongewenste uitkomsten te voorkomen.

Voor het eind van dit jaar zal ik de Tweede Kamer berichten over de uitkomsten van het bovengenoemde.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Naar boven