28 286 Dierenwelzijn

Nr. 619 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 februari 2013

Hierbij bied ik uw Kamer, mede namens de staatssecretaris van het Ministerie van Economische Zaken, een onderzoeksrapport aan.1 Dit onderzoek is getiteld: «Dierenwelzijn in het vizier. De aard en omvang van dierenwelzijnszaken en de stand van zaken van de handhaving van de regelgeving op dat gebied in Nederland». Dit onderzoek is tot stand gekomen onder regie van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) en verricht door onderzoeksbureau Beke.

Naast deze beleidsreactie ontvangt u van de staatssecretaris van Economische Zaken de door uw Kamer gevraagde reactie op het onderzoek «Huiselijk geweld en dierenmishandeling in Nederland.

Korte terugblik op het beleid

Onder het kabinet Rutte I is een hardere aanpak van dierenmishandeling gestart, onder meer door de inzet van dierenpolitie. Sinds 2011 zijn er ongeveer 180 agenten opgeleid en aan het werk gegaan als dierenagent. In de aangenomen motie Berndsen-Kuiken van 17 april 2012 (Kamerstuk 29 628, nr. 301) is gevraagd de functie van dierenpolitie voor de betreffende agenten in te vullen als taakaccent zodat zij tevens behouden blijven voor het overige politiewerk. Aan deze motie heb ik uitvoering gegeven.

Ook dit kabinet zal de verwaarlozing en mishandeling van dieren streng blijven aanpakken zoals is opgenomen in regeerakkoord Rutte II: «de reguliere politie pakt verwaarlozing en mishandeling van dieren hard aan. Zware straffen en verboden om dieren te houden ondersteunen dit beleid».

Doelstelling onderzoek Beke

Het onderzoek is uitgevoerd als een nulmeting. Het brengt de stand van zaken ten aanzien van de handhaving van de regelgeving op het gebied van dierenwelzijn in kaart. De omvang en de aard van de dierenwelzijnszaken behandeld door de politie en de samenwerking tussen de politie en ketenpartners zijn onderzocht. Het onderzoek is uitgevoerd tussen april en september 2012.

Conclusies onderzoek Beke

Omvang, aard afdoening en registratie van dierenwelzijnszaken

De politiecijfers (BVH) over de eerste helft van 2012 laten een toename zien van het aantal politieregistraties inzake dieren. In de eerste helft van dat jaar zijn ruim 28.000 zaken geregistreerd tegen 46.000 in het gehele jaar daarvoor. De politiecijfers nemen dus toe.

Aangezien het politieregistratiesysteem geen aparte classificatie kent voor dierenverwaarlozing en dierenmishandeling kunnen over de aard van de zaken geen precieze uitspraken worden gedaan. Het systeem bevat twaalf categorieën die in beginsel van toepassing kunnen zijn die gebruikt kunnen worden; «(overige) meldingen betreffende een dier», gezondheid en welzijn van dieren» en «loslopend dier» zijn de drie best gevulde categorieën. Uit het dossieronderzoek blijkt dat van de meldingen die dierenagenten opvolgen het in 49% van de gevallen gaat om een vermoeden van verwaarlozing van een dier en in 7% van de gevallen om dierenverwaarlozing. De overige meldingen gaan over gevaarlijke, gewonde of gedode dieren. Als de dierenagenten ter plaatse gaan, constateren zij in 44% van de gevallen dat er niets (meer) aan de hand is.

Het aantal zaken met betrekking tot dieren dat door het OM wordt afgedaan fluctueert door de jaren. Tussen 2007 en 2009 zijn dat er per jaar ruim 2000, in 2010 ruim 1500 en in 2011 ruim 3000. De beschikbare cijfers van 2012 zullen in 2013 beschikbaar zijn. Het beleid van het OM is erop gericht om, waar mogelijk, bestuursrechtelijk in plaats van strafrechtelijk op te (laten) treden.

Meldpunt 144

In de eerste negen maanden dat het meldpunt 144 actief is geweest zijn er ruim 135.000 telefoongesprekken gevoerd die resulteerden in bijna 40.000 meldingen inzake dierenwelzijn. De meldingen worden overdragen aan diverse instanties voor opvolging. De dierenpolitie neemt daarvan circa een vijfde (19%) voor haar rekening.

Ter vergelijking: vóór de introductie van het meldpunt 144 kwamen er bij de meldlijn van de Dierenbescherming (die thans is opgegaan in het meldpunt) op jaarbasis 40.000 oproepen binnen waarvan er 8000 uitmondden in een klacht of een melding. Het aantal meldingen dat bij het Meldpunt 144 binnen komt ligt dus hoger.

Samenwerking

Om een goed beeld te krijgen van de samenwerkingsafspraken is met 28 mensen uit de betrokken organisaties (OM, Landelijk Inspectiedienst Dierenbescherming -LID, Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA)) gesproken. Tenslotte is een uitgebreide literatuurstudie verricht ter beantwoording van de vraag wat er uit Nederlandse en buitenlandse studies bekend is over de samenhang tussen delicten op het gebied van dierenwelzijn en andere (gewelds)delicten. Daarbij is veel aandacht besteed aan de kwaliteit van de studies opdat de houdbaarheid van de conclusies niet ter discussie staat.

Veel partijen houden zich al lange tijd bezig met handhaving van en toezicht op dierenwelzijn en de hulpverlening aan dieren. De dierenpolitie is een nieuwe speler in het veld van het dierenwelzijn. De dierenpolitie kan zijn taak daarom alleen goed verrichten in samenwerking met deze andere partijen. De Minister van Veiligheid en Justitie (VenJ) en de staatssecretaris van toen nog Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) hebben daarom eind 2011 convenanten afgesloten met de betrokken private partijen. Bij het «convenant samenwerking dierenhandhaving» zijn de organisaties betrokken die de belangrijkste taken verrichten met betrekking tot dieren, namelijk de politie, de NVWA, de Nederlandse vereniging tot Bescherming van Dieren (Dierenbescherming) en de Stichting Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID). Het convenant dierenhulpverlening is gericht op het realiseren van een landelijk dekkend netwerk van de hulpverlening achter het nummer 144 en het professionaliseren van de hulpverlening.

In de kern komen de afspraken in het convenant samenwerking dierenhandhaving erop neer dat de dierenpolitie fungeert als eerstelijns organisatie bij noodhulp aan dieren en meldingen van overtredingen van het verbod op mishandeling en verwaarlozing van gezelschapsdieren. De LID en de NVWA vormen de tweede lijn waar de dierenpolitie een beroep op kan doen voor respectievelijk huisdieren en in klein aantal gehouden hobbydieren (LID) en landbouwhuisdieren (NVWA).

Door de ketenpartners wordt aangegeven dat de dierenpolitie meerwaarde heeft. De kracht van de aanpak van verwaarlozing en mishandeling van dieren is met de komst van de dierenpolitie vergroot. Voor de toekomst van de taakaccenthouders verdient een aantal aspecten volgens de onderzoekers de aandacht: invulling van capaciteit en takenpakket van de taakaccenthouders, positionering van het meldpunt 144, capaciteit van partnerorganisaties, kwaliteit van mensen en processen, regie en netwerken en registratie.

Dierenwelzijn in de literatuur

Uit de literatuurstudie komt naar voren dat er een verband bestaat tussen geweld tegen dieren en ander delictgedrag maar dat er geen causaliteitsuitspraken kunnen worden gedaan. Indien er sprake is van geweld tegen dieren is er dus een grotere kans dat ook sprake is van interpersoonlijk geweld dan wanneer dierenmishandeling niet aan de orde is (dat betekent niet dat dierenmishandeling leidt tot andere vormen van geweld of omgekeerd).

Beleidsreactie op het onderzoek

Uit het onderzoek blijkt dat de taak van de dierenpolitie een goede aanvulling vormt op de specialistische organisaties die al jaren actief zijn op het gebied van dierenwelzijn. Met de introductie van het meldpunt 144 en de dierenpolitie, is het dierenwelzijn meer in het vizier gekomen bij de politie en de aanpak van verwaarlozing en mishandeling van dieren versterkt. Deze conclusie bevestigt het door de staatssecretaris van EZ en mij ingezette beleid om de stevige aanpak van dierenmishandeling onverminderd voort te zetten.

Genomen maatregelen

De politietaak op het gebied van de aanpak van verwaarlozing en mishandeling van dieren wordt structureel opgenomen binnen de Nationale Politieorganisatie door deze taak in het reguliere politiewerk op te nemen. Binnen de Nationale politie krijgen de Robuuste Basis Teams (RBT’s) taakaccenthouders voor de aanpak van dierenmishandeling. Daarbij is er ruimte voor regionaal maatwerk voor stedelijke en landelijke gebieden. Ik heb u hierover reeds geïnformeerd per brief 20 november 2012. In het inrichtingsplan Nationale Politie is opgenomen dat het om minstens 180 politiemedewerkers gaat, die dit taakaccent dragen.

De burger kan een beroep blijven doen op het meldpunt 144 red een dier. Er wordt op dit moment gewerkt aan een communicatieplan en een verbeterplan rondom dit meldpunt.

De convenantafspraken worden geactualiseerd door de partners, om zo ook de samenwerking in de uitvoering verder te optimaliseren. Er wordt daarnaast gewerkt aan een visie op de samenwerking in de uitvoering door de partners.

De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven