28 286 Dierenwelzijn

Nr. 562 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 mei 2012

In de EL&I begroting van 2012 is als streefwaarde voor het aantal integraal duurzame stallen voor dit jaar het percentage van 6% vastgesteld. Dit als vervolg op de nota dierenwelzijn en het beleidsprogramma van het vorige kabinet waarin was opgenomen dat het percentage integraal duurzame stallen eind 2011 5% moet zijn met uitzicht op grootschalige toepassing daarna. Het gaat hierbij om percentages van het totaal in dat jaar in gebruik zijnde stallen. Om de voortgang vast te leggen is er een monitor opgezet en uitgevoerd door Wageningen UR Livestock Research in samenwerking met het LEI en de Stichting Milieukeur.

Hierbij bied ik u de resultaten van de vierde monitoringsrapportage aan met peildatum 1 januari 20121.

De monitor maakt onderscheid tussen verschillende categorieën integraal duurzame stallen, namelijk:

  • Stallen op biologische veebedrijven;

  • Stallen die voldoen aan de Maatlat duurzame veehouderij;

  • Stallen die voldoen aan het Milieukeurcertificaat;

  • Stallen die voldoen aan de voorwaarden van de Investeringsregeling integraal duurzame stallen.

Bij al deze stallen is de integrale duurzaamheid gewaarborgd door een subsidiebeschikking of certificaten.

Op 1 januari 2012 waren er in Nederland ruim 87 000 stallen. Het aandeel gerealiseerde duurzame stallen bedroeg op 1 januari 2012 in totaal 4.5%. Tussen de sectoren zijn er relatief grote verschillen: het percentage loopt uiteen van 2.9% in de rundveehouderij tot 7.0% in de varkenshouderij en 11.0% in de pluimveehouderij. Het aantal duurzame stallen vertoont een stijgende trend. Deze toename treedt vooral op door stallen die voldoen aan de Maatlat Duurzame Veehouderij en bij varkens ook door het voldoen aan Milieukeurcriteria.

Het aandeel duurzame stallen in aanbouw is gestegen van 1.3% in 2011 naar 1.7% van het totaal aantal stallen in 2012. Als deze stallen allemaal gerealiseerd worden, bedraagt eind 2012 het aandeel integraal duurzame stallen 6.2%.

De percentages variëren van 3.8% in de rundveehouderij tot 9.9% in de varkenshouderij en 17% in de pluimveehouderij.

Ik concludeer dat de doelstelling van 6% voor 2012 zoals vastgelegd in de EL&I begroting van 2012 naar verwachting zal gerealiseerd zal zijn aan het eind van het jaar.

De doelstelling van 6% duurzame stallen in 2012 wordt voor de pluimveehouderij en de varkenshouderij aan het begin van het jaar reeds gerealiseerd. Ondanks een gestage groei in het percentage integraal duurzame stallen in de rundveehouderijsector blijft deze tot nu toe achter. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat, in vergelijking met de varkens- en pluimveehouderij, in de rundveehouderij op dit moment geen regelgeving op het terrein van ammoniak en dierenwelzijn van kracht is die nieuwbouw of verbouw van stallen noodzakelijk maakt.

Ook in 2012 kunnen de Investeringsregeling Integraal duurzame stallen en de Maatlat Duurzame Veehouderij gekoppeld aan de Vamil en MIA regeling gebruikt worden, waardoor het percentage gerealiseerde integraal duurzame stallen verder kan toenemen.

De groei over de afgelopen monitoringsperiode en de in voorbereiding zijnde integraal duurzame stallen laten perspectief zien voor de komende jaren richting de uiteindelijke doelstelling dat alle stallen integraal duurzaam moeten zijn. In het kader van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV) hebben de partners ambities en speerpunten vastgesteld. Afgesproken is dat vanaf 2015 alle nieuw te bouwen stallen integraal duurzaam moeten zijn. Ik ben in overleg met de partners van de UDV om deze datum naar voren te halen naar 2013, zoals toegezegd in het VAO Intensieve Veehouderij van 8 maart.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven