Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 juni 2011
Zoals toegezegd tijdens het AO dierhouderij van 1 juni jl. informeer ik u in deze brief over de afname van het aantal aanvragen
voor de regeling Integraal Duurzame stallen, de kwestie inzake de «röntgenbeunhazen» bij paarden en de stand van zaken van
het onderzoek naar de combikip.
Aanvragen Integraal Duurzame stallen
De subsidieregeling Integraal Duurzame Stal- en Houderijsystemen is sinds 2008 één of tweemaal per jaar opengesteld. Het aantal
aanvragen per openstelling steeg daarbij elke keer tot ruim 400 aanvragen bij de openstelling van februari 2010. Deze stijging
komt onder andere door toename van de bekendheid van de regeling en toename van de beschikbare financiële middelen.
Na februari 2010 is het aantal aanmeldingen per openstelling wat teruggelopen naar ca 250 aanvragen voor de openstelling januari
2011. Er is echter nog steeds veel meer belangstelling dan er subsidie beschikbaar is in de regeling. Ik beschouw de daling
van het aantal aanvragen dan ook niet als een probleem, noch als een signaal. Uiteraard zal ik het verdere verloop van het
aantal aanvragen bij openstellingen in de toekomst nauwlettend in de gaten houden.
«Röntgenbeunhazen»
Er zijn in Nederland enkele personen actief die met behulp van een mobiel röntgenapparaat op locatie röntgenfoto’s maken van
paarden, tijdens het AO dierhouderij van 1 juni door lid Graus, «röntgenbeunhazen» genoemd. Het gaat hier om personen die
geen dierenarts zijn. Het maken en interpreteren van röntgenfoto’s valt onder het Stralingsbesluit en de Wet Uitoefening Diergeneeskunde
(WUD). Mensen die röntgenfoto’s maken moeten in het bezit zijn van een certificaat van stralingsdeskundigheid. Het onderzoeken
van een dier ter voorkoming, genezing of onderkenning van een aandoening valt onder de WUD. Personen die geen dierenarts of
paraveterinair (werkend onder toezicht van een dierenarts) zijn, mogen daarom geen röntgenfoto’s maken en interpreteren. Wanneer
er concrete aanwijzingen zijn voor misstanden op dit punt zal de nVWA handhaven op basis van de WUD.
Daarnaast adviseert de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) haar leden om niet samen te werken
met «röntgenbeunhazen».
Combikip
Bij de ontwikkeling van de combikip is in overleg met de Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders (NOP) en de Dierenbescherming
als uitgangspunt gekozen om vanaf het begin rekening te houden met de afzetmogelijkheden van het vlees en de eieren van de
combikip. Deze marktgerichte benadering vereist een samenwerkingsverband van een fokkerijorganisatie die een geschikt ras
heeft, een aantal pluimveebedrijven dat bereid is onder praktijkomstandigheden hennen en hanen van een combikip-ras te houden
en een slachterij en verwerker die mogelijkheden zien om het vlees van de hanen van de combikip te vermarkten. De verkenning
naar een mogelijk samenwerkingsverband, die onder verantwoordelijkheid van Wageningen UR begin dit jaar is afgerond, heeft
opgeleverd dat er een fokkerijorganisatie en een slachterij en verwerker in principe bereid zijn om mee te doen. Op dit moment
wordt een aantal pluimveebedrijven getoetst op geschiktheid om deel te nemen aan het samenwerkingsverband. Op basis hiervan
wordt een onderzoeksvoorstel opgesteld door Wageningen UR. Het onderzoeksvoorstel heeft betrekking op het uittesten van houderijsystemen
voor hennen en hanen onder praktijkomstandigheden, het ontwikkelen van een geschikte slachtmethode en het uitvoeren van culinaire
testen van vleesproducten. De planning is dat in september het onderzoeksvoorstel, na afstemming met de NOP en de Dierenbescherming,
voor financiering aan EL&I wordt voorgelegd, waarna het onderzoek zal starten.
De doorlooptijd van fase 1 van het onderzoek is tot begin 2013 vanwege de productiecyclus van de hennen. Op basis van de resultaten
van fase 1 zal in fase 2 (2013 en 2014) het project worden doorontwikkeld en uitgerold.
De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker