28 286 Dierenwelzijn

Nr. 508 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 mei 2011

Op 26 april 2011 heeft de Sectorraad Paarden (SRP) haar twaalf richtlijnen voor paardenhouders middels een brief aan mij gepresenteerd.1 In deze brief vindt u mijn reactie op deze richtlijnen. Met deze brief geef ik uitvoering aan motie Ouwehand/Grashoff (Kamerstuk 28 286, nr. 473), waarin de regering wordt verzocht de Sectorraad Paarden op te dragen hun welzijnsplan voor 1 mei 2011 te presenteren en waarin de regering tevens wordt verzocht om de Kamer uiterlijk op 14 mei 2011 te informeren over de (vervolg)stappen die zij zal zetten om het welzijn van paarden en pony's te waarborgen.

1. Terugblik

Begin 2009 heeft de SRP haar Plan van Aanpak Welzijn in de sector Paardenhouderij gepresenteerd. Sinds die tijd zijn er een flink aantal acties uitgevoerd ter verbetering van het paardenwelzijn. Zo is er veel aandacht besteed aan kennisverspreiding en bewustwording (onder andere via het Nederlands Hippisch Kenniscentrum), zijn er wedstrijdreglementen aangepast en hebben stamboeken welzijnsbeleid opgenomen in hun reglementen. In de voortgangsrapportage Plan van Aanpak Welzijn in de sector Paardenhouderij 2010 is beschreven welke acties er in 2010 zijn ondernomen. Deze is bijgevoegd als bijlage.

Ik heb de SRP verzocht een set van basisregels op te stellen voor het verbeteren van paardenwelzijn, onder meer op het gebied van huisvesting en verzorging. Verder heb ik aangegeven het van belang te achten dat deze regels kunnen rekenen op draagvlak bij de eigen organisatie en bredere achterban en dat deze ook door de Dierenbescherming en andere partijen als acceptabel worden aangemerkt. Ook heb ik de SRP verzocht voor 1 september 2011 een nadere uitwerking van de basisregels en de implementatie te presenteren, ondersteund door een door de sector uit te voeren voorlichtingsplan.

2. Basisregels paardenwelzijn

De SRP heeft conform afspraak basisregels voor paardenhouders opgesteld en heeft daarbij gekozen voor twaalf richtlijnen met punten ter verbetering van het paardenwelzijn op het gebied van voeding, huisvesting en beweging, gezondheid en gedrag. Hierbij geeft de SRP aan dat hierbij maximaal is aangesloten bij het Paardenbesluit van de Dierenbescherming (januari 2011).

In de twaalf richtlijnen wordt ingegaan op adequate voeding en drinkwatervoorziening, een minimale boxoppervlakte, uitfasering van stands, een minimale hoeveelheid beweging, de gang van zaken op paardenmarkten, een minimale speenleeftijd van 4 maanden en beperking van het zweepgebruik.

Daarnaast geeft de SRP aan dat het houden van één paard onwenselijk is, tenzij dagelijks contact met een of meer soortgenoten mogelijk is.

In de brief met de twaalf richtlijnen van de SRP worden ook een drietal punten genoemd waarbij de SRP een rol weggelegd ziet voor overheden. Het gaat hier om de uitfasering van prikkeldraad, een periodieke keuring van paardentrailers, en het ruimtelijke ordenings- en ontwikkelingsbeleid.

De SRP noemt in haar brief een aantal opties voor verankering en borging:

  • In reglementen van de sector. Hierbij denken zij aan reglementen van wedstrijden en andere evenementen, implementatie van de richtlijnen in de organisaties die samenwerken in de SRP, en het veiligheidscertificaat van de Stichting Veilige Paardensport.

  • In een door de sector op te stellen Gids van goede praktijken.

De SRP geeft in haar brief aan dat zij in de tijd tussen 1 mei en 1 september 2011 aan de slag zal gaan met de uitwerking van de twaalf richtlijnen in een Gids van goede praktijken, een communicatieplan, en concretisering van de verankering in de sector.

3. Reactie en vervolgstappen

Ik heb de SRP gevraagd om een set van essentiële basisregels, met draagvlak bij de eigen organisatie en brede achterban, die door de Dierenbescherming en andere partijen als acceptabel wordt aangemerkt.

De Dierenbescherming geeft in haar brief van 11 mei jl. aan over het algemeen niet ontevreden te zijn met de twaalf richtlijnen, en constateert dat er stappen in de goede richting worden gezet. In de richtlijnen van de SRP zijn veel aspecten overgenomen uit het Paardenbesluit. De Dierenbescherming geeft aan daar blij mee te zijn.

Al met al merkt de Dierenbescherming de richtlijnen voor dit moment als acceptabel aan, met uitzondering van het aspect sociaal contact. De Dierenbescherming is van mening dat solitair huisvesten van een paard niet mogelijk mag blijven, in verband met de behoefte van paarden aan sociaal contact. Zij roept daarom in haar Paardenbesluit van januari 2011 op de mogelijkheid voor zicht-, hoor-, reuk- en fysiek contact te verplichten, en vindt de uitspraak van de SRP op dit aspect niet ver genoeg gaan.

De Dierenbescherming geeft tenslotte aan dat zij graag betrokken blijft bij dit proces.

De twaalf richtlijnen voor paardenhouders zie ik als inhoudelijk wezenlijke punten op het gebied van voeding, huisvesting, gezondheid en gedrag, en vormen daarmee een goede basis om verder uit te werken. Ik ben daarom van mening dat met de implementatie van deze richtlijnen stappen vooruit worden gezet op het vlak van paardenwelzijn.

De twaalf richtlijnen zijn opgesteld in nauwe samenwerking met de in de SRP samenwerkende organisaties. Ik heb er daarom vertrouwen in dat er voldoende draagvlak is in de sector.

Sociaal contact is een belangrijk aspect voor het welzijn van paarden, maar ook andere factoren dragen hieraan bij, bijvoorbeeld het geven van (vrije) beweging. De Dierenbescherming eist een verplichting voor sociaal contact. Ik vind dit echter te ver gaan. Wel acht ik een goede voorlichting aan (toekomstige) paardenhouders over dit onderwerp van groot belang.

De sector heeft veel geïnvesteerd op het gebied van kennisverspreiding en bewustwording, onder andere via het Nederlands Hippisch Kenniscentrum. Ik roep de SRP op om ook het aspect van sociaal contact een duidelijke plaats te geven binnen de communicatie naar paardenhouders. Ook informatie gericht op toekomstige houders over de kosten van het houden van paarden, waartoe de Dierenbescherming oproept in haar brief, zou hierin een plaats kunnen krijgen.

De SRP vraagt aan de overheid om terreinbeherende instanties erop te wijzen dat prikkeldraad niet wenselijk is, en om het gebruik van prikkeldraad uit te faseren.

Naar aanleiding van de motie van het lid Waalkens (Kamerstuk 2008–2009 28 286 nr. 285), om te komen met een maatregelenpakket voor het uitfaseren van prikkeldraad als omheining van paardenweiden, heb ik met de SRP afspraken gemaakt. Hierbij heb ik afgesproken dat Staatsbosbeheer, die verreweg het meeste terrein beheert, prikkeldraad zal vervangen in het kader van regulier onderhoud. Deze actie is reeds in gang gezet.

Daarnaast heeft de sector zelf een aantal acties ondernomen op het gebied van bewustwording van paardenhouders via bijeenkomsten, bladen en websites, en door prikkeldraad op te nemen in het protocol voor het veiligheidscertificaat van Stichting Veilige Paardensport. Dit veiligheidscertificaat is verplicht voor FNRS ruitersportcentra, KNHS verenigingen, examenlocaties voor het ruiter- en koetsiersbewijs en Aequor- en NHB Deurne stagebedrijven, en bevat basiseisen voor een veilige beoefening van de paardensport. Uit een enquête die in opdracht van de SRP is uitgevoerd blijkt dat volgens dierenartsen draadverwondingen in belangrijkheid afnemen. Dit vind ik een positieve ontwikkeling.

De SRP ziet een rol weggelegd voor de overheid om een verplichte periodieke keuring voor paardentrailers in te stellen. In lijn met de reactie van mijn voorganger op dit onderwerp zal ik niet overgaan tot een verplichte periodieke keuring van paardentrailers. Volgens de Europese Transportverordening 1/2005 moeten voertuigen die levend vee vervoeren over langer dan 8 uur gekeurd worden. De RDW geeft het certificaat af, de AID controleert. Bij vervoer over korter dan 8 uur is er geen periodieke keuring, maar gelden wel de algemene voorwaarden voor het vervoer van dieren uit dezelfde transportverordening: het voertuig moet veilig zijn en letsel en lijden moeten worden voorkomen.

Bij aanhouding en constatering van overtreding kan de AID een boete opleggen. Daarnaast kan de sector zelf een belangrijke rol spelen bij de veiligheid van paardentrailers, bijvoorbeeld door middel van bewustwordingsacties op evenementen. In het zomerseizoen van 2010 heeft de BOVAG dergelijke acties uitgevoerd.

De SRP vraagt de overheid om waar nodig de richtlijnen te faciliteren in het ruimtelijke ordenings- en ontwikkelingsbeleid. Dit behoort tot de verantwoordelijkheid van gemeenten en provincies. Daarom adviseer ik de SRP om in samenwerking met de VNG en het IPO te proberen voor dergelijke knelpunten een oplossing te vinden. Overigens bestaat er al enkele jaren de handreiking Paardenhouderij en Ruimtelijke ordening, gezamenlijk opgesteld door de SRP en de VNG. Deze handreiking is bedoeld als hulpmiddel voor gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen, het verlenen van omgevingsvergunningen op grond van de Wabo en het toetsen van aanvragen voor bouwvergunningen.

Verankering en borging

Het Wetsvoorstel Dieren biedt een grondslag om in een Gids van goede praktijken te komen tot een nadere uitwerking van de algemene huisvestings- en verzorgingsregels. Een dergelijke gids wordt door de sector opgesteld, mede in overleg met maatschappelijke partijen, en kan ter beoordeling aan mij worden voorgelegd. Een Gids van goede praktijken is een leidraad voor paardenhouders hoe een paard op een goede manier kan worden gehouden en verzorgd. Een goedgekeurde gids is weliswaar niet algemeen verbindend, maar kan zowel voor de handhaving als de rechtspraktijk ondersteunend en behulpzaam zijn.

Ook bewustwording van paardenhouders over aspecten die van invloed zijn op het welzijn kan een belangrijke rol spelen bij de verbetering van het paardenwelzijn. De sector heeft op dit gebied al een aantal grote stappen gezet, bijvoorbeeld door middel van artikelen, boeken en cursussen voor paardenhouders.

Bij de verankering en borging is het ook van belang de paardenhouders te bereiken die niet aangesloten zijn bij organisaties die samenwerken in de SRP. Er zijn hierbij verschillende mogelijkheden. Zo worden veel paardenhouders bereikt via het Nederlands Hippisch Kenniscentrum, andere organisaties die zich bezig houden met kennisverspreiding en voorlichting, zoals het Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren (LICG) en Kennisnetwerk Levende Have, en via het handboek PaardenWelzijn van de KNHS en de bijbehorende cursus van de FNRS. Een Gids van goede praktijken is eveneens gericht op alle paardenhouders.

4. Tot slot

Al met al ben ik van mening dat met de twaalf richtlijnen voor paardenhouders van de SRP wederom stappen zijn gezet in de verbetering van het paardenwelzijn. De richtlijnen vormen naar mijn mening een goede basis voor de ontwikkeling van een Gids van goede praktijken.

Van de SRP verwacht ik uiterlijk 1 september een nadere uitwerking van de basisregels en een concretere invulling van de implementatie en van borging van de naleving, ondersteund door een door de sector uit te voeren voorlichtingsplan.

Ik roep de SRP op om de Dierenbescherming en andere partijen actief te betrekken bij dit verdere proces.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven