28 286 Dierenwelzijn

Nr. 1228 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 oktober 2021

Zoals ik uw Kamer tijdens het Commissiedebat van 9 september jl. over «het niet handhaven door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit op exportverzamelplaatsen» (Kamerstuk 28 286, nr. 1219) heb toegelicht, heeft brancheorganisatie Vee en Logistiek Nederland een plan van aanpak opgesteld voor het hervatten van exporten van fok- en gebruiksvee naar niet-EU-landen. Ik voeg dit plan toe als bijlage bij deze brief1.

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) staat sinds eind mei vorig jaar geen exporten van vee toe naar niet-EU-landen, indien hiervoor ook een rustplaats buiten EU-grenzen aangedaan moet worden. Dit vanwege het ontbreken van een systematiek waarmee de NVWA kan verifiëren of de transportverordening wordt nageleefd. Uit diverse signalen bleek dat dit niet het geval was, of dat hier gerede twijfels over bestonden. Ik heb uw Kamer hierover per brief ingelicht op 25 mei 2021 (Kamerstuk 28 286, nr. 1093).

Ik heb in samenspraak met de NVWA besloten om deze exporten onder de voorwaarden van het door Vee en Logistiek uitgewerkte plan weer toe te staan. Het plan bevat een systematiek en werkwijze die beschrijven hoe de sector garandeert dat de te gebruiken rustplaatsen buiten de EU voldoen aan de EU-eisen. Vee en Logistiek Nederland voert audits en inspecties uit en rapporteert de resultaten hiervan aan mijn ministerie en de NVWA. Tevens vraagt de transporteur bij ieder transport een verklaring van lokale dierenartsen in het niet-EU-land, ter bewijsvorming dat de rustplaats daadwerkelijk is aangedaan voor een periode van 24 uur, waarbij de dieren zijn uitgeladen, verzorgd, gevoederd en gedrenkt. En dat de dieren geschikt zijn om het volgende stadium van de reis af te leggen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de Europese richtsnoeren voor beoordeling van geschiktheid voor vervoer, die de NVWA ook hanteert. Na iedere exportzending stuurt de transporteur de data van het GPS-systeem en van de temperatuursensoren naar de NVWA om te verifiëren of aan de regels is voldaan. Er vinden iedere drie maanden evaluaties plaats, die kunnen leiden tot aanpassing van het plan. Na 1 jaar wordt beoordeeld of de werkwijze gecontinueerd kan worden.

Ik vind het goed dat de sector zelf de verantwoordelijkheid neemt voor een betere borging. Echter, zoals ik tijdens het Commissiedebat van 9 september jongstleden in antwoord op een vraag van het lid Valstar (VVD) aangaf, ben ik met andere lidstaten in contact om ook zelf op een objectieve manier te kunnen vaststellen dat de rustplaatsen in niet-EU-landen voldoen en volgens de regels gebruikt worden. Op 30 september jl. is overleg geweest met zeven Europese lidstaten die zelf ook relatief veel met exporten van vee naar niet-EU-landen te maken hebben. Hierbij was ook een vertegenwoordiger van de Europese Commissie aanwezig. Uit het overleg bleek dat de lijst van OIE-contactpunten voor langeafstandstransporten, die voor dit soort vraagstukken goed ingezet zouden kunnen worden, helaas nog niet gereed is en daarom nog niet gebruikt kan worden. Hier vindt dit jaar nog overleg over plaats. Wel heb ik uitgebreide informatie ontvangen van de andere lidstaten en hieruit spreekt voldoende vertrouwen over de locatie en bruikbaarheid van de rustplaatsen die in het plan van Vee en Logistiek worden genoemd. Afgesproken is dat mijn ministerie vanaf nu iedere 3 maanden een video-overleg met deze lidstaten organiseert om de situatie goed te blijven beoordelen en monitoren.

Ik wil benadrukken dat ik in Europees verband blijf pleiten voor een verbod van langeafstandstransporten naar landen buiten de EU. Zo lang dit nog wel mag, moeten we er zeker van zijn dat dit op een goede manier gebeurt. Daar hebben we nu noodzakelijke stappen voor gezet.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven