Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juni 2020
Hierbij ontvangt uw Kamer het Zeehondenakkoord dat vandaag door alle partijen betrokken
bij de opvang van zeehonden is ondertekend1. Het betreft de vijf zeehondencentra, de twee vrijwilligersorganisaties, de vijf
kustprovincies en de gemeenten in het Waddengebied. De gemeenten langs de Noord- en
Zuid-Hollandse en Zeeuwse kust zullen naar verwachting later volgen. Ik ben verheugd
dat partijen hun verschillen hebben weten te overbruggen. Ik wil mevrouw Tineke Schokker,
mede namens Gedeputeerde Staghouwer, bedanken voor haar inzet. Tevens ben ik blij
dat zij, als onafhankelijk persoon, de uitvoering van het Zeehondenakkoord door partijen
de komende tijd wil begeleiden. Zij geniet het vertrouwen van alle partijen.
Het akkoord is gebaseerd op het advies van de Wetenschappelijke Adviescommissie Zeehondenopvang
(WAZ) dat ik op 13 maart 2018 (Kamerstuk 28 286, nr. 970) aan uw Kamer heb toegezonden en mijn reactie daarop van 6 juli van dat jaar (Kamerstuk
28 286, nr. 986). Sindsdien zijn er meerdere gesprekken gevoerd onder leiding van mevrouw Schokker
tussen de opvangcentra, de vrijwilligersorganisaties, de provincies en het Ministerie
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De verschillende organisaties hebben zich
daarin constructief opgesteld. Bij aanvang van de gesprekken was het beeld dat een
akkoord binnen een half jaar zou kunnen worden afgesloten. Het bleek echter dat er
meerdere gespreksrondes nodig waren om elkaars vertrouwen te winnen en afspraken te
maken over de opvang van zeehonden.
Het advies van de WAZ werd gekenmerkt door twee belangrijke pijlers: (1) zeehonden
in beginsel niet meer op te vangen, maar alleen onder voorwaarden en (2) de opvang
van zeehonden verder te professionaliseren. De professionalisering wordt bereikt door
het inzetten van Zeehondenwachters, die een opleiding zullen krijgen en verbonden
zijn aan één van de erkende zeehondencentra. Ook moet de opvang van zeehonden – vanuit
het belang van de populatie en het dierenwelzijn – beperkt worden, hiervoor is een
inspanningsverplichting vastgesteld. Menselijk ingrijpen kan namelijk nadelige gevolgen
hebben voor zeehonden, zoals scheiding van moeder en pup, en meer concurrentie voor
het beschikbare voedselaanbod.
Het gaat goed met de populaties gewone en grijze zeehonden; de opvang van zeehonden
is vanuit het oogpunt van de populatie niet noodzakelijk en moet (vanuit dit perspectief)
worden ontraden in situaties waarin opvang negatieve effecten heeft op de populatie
wilde zeehonden, bijvoorbeeld door insleep van ziektekiemen in de natuurlijke populatie
en afname van de resistentie in de populaties.
Het vastgestelde doel van het akkoord is een eenduidige en zorgvuldige manier van
opvang van zeehonden in Nederland te realiseren waarbij zowel het belang van de populatie
als van het individuele dier centraal staat. Daartoe is het Handelingskader zeehondenopvang
opgesteld: een kader voor de handelwijzen van de Zeehondencentra, de twee vrijwilligersorganisaties
en de Zeehondenwachters in verschillende situaties en in verschillende gebieden. Het
dient als richtsnoer voor het omgaan met gestrande levende zeehonden en het is uitgangspunt
voor de opvang van zeehonden. Hiervoor werken partijen, ieder vanuit hun eigen rol
en verantwoordelijkheid, met elkaar samen. Zij onderschrijven allen de ambitie om
te komen tot een doeltreffend georganiseerde en kwalitatief hoogstaande zeehondenopvang.
Om het doel te bereiken zetten partijen de volgende middelen in: samenwerking, communicatie,
opleiding, onderzoek en het verbeteren van het toezicht en de handhaving van de wet-
en regelgeving. Naast de afspraken over de rol en verantwoordelijkheid van alle partijen
en de Zeehondenwachters, zijn ook afspraken gemaakt over informatieverzameling, meldingen
en de opvang zelf.
Het Zeehondenakkoord kent een looptijd tot 1 januari 2028 en zal na vier jaar worden
geëvalueerd. Aan de uitvoering van het akkoord zullen LNV en de vijf kustprovincies
financieel bijdragen. Dit is voor de kosten van met name opleiding, communicatie en
onderzoek. Op basis van uitgewerkte plannen voor deze onderdelen zullen LNV en de
kustprovincies hun bijdragen van in totaal maximaal € 1,2 miljoen beschikbaar stellen.
Met de totstandkoming van het akkoord is tevens invulling gegeven aan de motie van
de leden Weverling en De Groot (Kamerstuk 33 576, nr. 153).
Tot slot kan ik u melden dat de Regeling natuurbescherming (artikel 3.22a) in lijn
zal worden gebracht met het Zeehondenakkoord.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten