Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2015
In het AO Luchtvaart van 4 juni jl. heeft uw Kamer verzocht om een visie op het eventueel
kopen van aandelen Air France-KLM door de Nederlandse Staat. De Staatssecretaris van
Infrastructuur en Milieu heeft uw vraag zoals toegezegd naar mij doorgeleid. Met deze
brief voldoe ik, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, aan
dit verzoek.
Aandeelhouderschap van de staat in ondernemingen begint bij een publiek belang, dat
niet louter met wet- en regelgeving kan worden geborgd en waarbij het aandeelhouderschap
van toegevoegde waarde kan zijn. Zoals in eerdere Kamerbrieven al aangegeven1, bezit de Staat momenteel 5,9% van de aandelen in KLM. Het kopen van aandelen in
Air France-KLM is alleen opportuun als het een bijdrage zou kunnen leveren aan het
oplossen van de uitdagingen waarmee KLM zich geconfronteerd ziet. Daarbij gaat het
vooral om de omstandigheden en uitdagingen in de luchtvaartmarkt, zoals de concurrentie
met low cost carriers en luchtvaartmaatschappijen uit het Midden-Oosten. Air France-KLM, Air France en KLM
moeten hard aan de slag met het rigoureus verlagen van de kosten en met het verder
ontwikkelen van een strategie die een antwoord geeft op de bovengenoemde uitdagingen.
Het bedrijf lijkt zich daar ook bewust van, getuige de uitspraken van de heer De Juniac,
CEO van Air France-KLM, in de Telegraaf van 9 juni jl. Een eventueel (beperkt) belang
in Air France-KLM geeft geen directe invloed op het bestuur van Air France-KLM noch
meer invloed op de gang van zaken binnen KLM.
Voor wat betreft de invloed van Nederland is het volgende van belang: Nederland heeft
al ruime invloed op de publieke belangen die gemoeid zijn met KLM, te weten markttoegang
en netwerkkwaliteit2. Als aandeelhouder van KLM, als vergunningverlener van onder andere de landingsrechten
en de exploitatievergunning aan KLM, via het benoemingsrecht van een commissaris in
Air France-KLM en via overleg met de directies van Air France-KLM en KLM en met de
Franse staat. Verder zijn, zoals bekend, bij de fusie de zogenaamde staatsgaranties
overeengekomen waarvan de kern is verlengd in 2010.
Uw Kamer gaf aan dat er zorg is dat de Nederlandse bereikbaarheid en netwerkkwaliteit
zou worden achtergesteld bij de Franse belangen. De ontwikkelingen van de afgelopen
jaren geven in ieder geval geen grond voor deze zorg. Immers, de afgelopen jaren heeft
Schiphol zich volgens de onlangs aan de Kamer verstuurde «Monitor netwerkkwaliteit
en Staatsgaranties» sterker ontwikkeld dan Charles de Gaulle.3 Toekomstige ontwikkelingen zijn uiteraard niet te voorspellen, maar zoals hiervoor
aangegeven heeft de staat de nodige instrumenten in handen om de publieke belangen
te borgen.
De Minister van Financiën,
J.R.V.A. Dijsselbloem