28 165 Deelnemingenbeleid Rijksoverheid

Nr. 147 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 februari 2013

In deze brief geef ik u mijn reactie op twee moties die uw Kamer op verzoek van minister Dijsselbloem van Financiën heeft aangehouden in afwachting van een reactie van mijn kant. Het gaat om de motie Van Vliet (TK 28 165, nr. 141) en de motie Van Hijum (TK 28 165, nr. 142). Beide moties zijn ingediend naar aanleiding van het debat op 6 december 2012 over de verkoop van aandelen van Connexxion door de Staat (Kamerstuk 28 165, nr. 143).

Beide moties ontraad ik.

De motie van het lid Van Vliet verzoekt de regering met het oog op de belangen van werknemers die niet onder de publieke borging van de Wet Personenvervoer 2000 vallen, een exit-gesprek te voeren met de directie en de centrale ondernemingsraad van Connexxion.

Het betreft de werknemers in de taxi- en touringcardivisies van Connexxion waarvoor CAO’s van kracht zijn. In de taxisector is sprake van contractvervoer. In de CAO Taxivervoer zijn naar analogie van de Wet Personenvervoer 2000 bepalingen opgenomen over de overname en rechtspositie van werknemers bij de overgang van vervoerscontracten. Naar mijn mening is dit voldoende geregeld.

Ik zie daarom geen reden voor een exitgesprek door de regering.

De motie van het lid Van Hijum verzoekt de regering om de bevoegdheden van de NMa op de openbaar vervoermarkt te verbreden, teneinde effectief toezicht mogelijk te maken op de mate van concurrentie tussen de vervoerbedrijven.

Ik onderschrijf het belang van eerlijke marktverhoudingen en adequaat toezicht.

Op basis van de Mededingingswet houdt de NMa reeds toezicht op de concurrentie in het gehele regionale stads- en streekvervoer door kartels te bestrijden, fusies en overnames te toetsen en het misbruiken van een economische machtspositie tegen te gaan.

Daarnaast heeft de NMa op basis van de Wet Personenvervoer 2000 bevoegdheden om de marktactiviteiten van gemeentelijke vervoerbedrijven in de G3 in verband met hun beschermde positie te controleren. Het gaat hierbij om bepalingen over onder meer de scheiding van bepaalde marktactiviteiten van de gemeentelijke vervoerbedrijven.

Gelet op deze combinatie van bevoegdheden acht ik de motie overbodig.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Naar boven