Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juli 2019
In mijn brief aan uw kamer van 25 april 20181 gaf ik aan samen met politie en OM te zullen onderzoeken welke extra inspanningen
mogelijk zijn om expertise op het gebied van genocide in relatie tot Islamitische
Staat (IS) verder uit te bouwen. Hierbij zou tevens het voorstel van de Kamerleden
van Helvert, van Dam en Omtzigt worden betrokken in hoeverre de benoeming van een
gespecialiseerde officier van justitie op het gebied van internationale misdrijven
die zich specifiek gaat richten op genocide in relatie tot IS-verdachten van toegevoegde
waarde kan zijn.
In antwoord op de Kamervragen over de oprichting van een tribunaal om IS-strijders
te vervolgen bent u op 25 juni 2019 geïnformeerd2 dat het Openbaar Ministerie (OM) mij nog voor het reces zou informeren of de benoeming
van zo’n speciale officier van justitie van toegevoegde waarde zou zijn. Ondertussen
heeft het OM mij middels bijgevoegde brief geïnformeerd.
In deze brief zet het OM uiteen hoe de expertise op het gebied van internationale
misdrijven (genocide, oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid, gedwongen
verdwijningen, foltering en het misdrijf agressie) binnen gespecialiseerde teams van
het OM en de politie is gebundeld. Deze teams houden zich uitsluitend bezig met de
opsporing en vervolging van internationale misdrijven en beschikken zodoende over
een hoge mate van expertise op het gebied van genocide in relatie tot IS. Het OM geeft
aan dat in het afgelopen jaar een aantal concrete stappen is ondernomen om de expertise
op dit gebied nog verder uit te bouwen en dat er reeds gespecialiseerde officieren
van justitie zijn die IS-strijders die zich in Nederland bevinden kunnen vervolgen
voor hun betrokkenheid bij internationale misdrijven, waaronder genocide.
Het OM geeft in bijgevoegde brief aan van mening te zijn dat het momenteel niet noodzakelijk
is om een gespecialiseerde officier van justitie te benoemen die zich specifiek zou
richten op genocide in relatie tot IS-verdachten3. Ik begrijp dit standpunt van het OM. Het gaat hier evenwel om een kwestie van zeer
grote maatschappelijke betekenis, gezien de aard van de misdrijven en de mate van
gruwelijkheid daarvan. Waarheidsvinding is daarin een extra zware opgave.
In aanvulling op het advies van het OM heb ik daarom recent het NIOD Instituut voor
Oorlogs-, Holocaust- en Genocide Studies gevraagd om onderzoek te doen naar de toegevoegde
waarde van een gespecialiseerde officier van justitie die zich specifiek zou richten
op de vervolging van IS-strijders voor genocide. Op basis hiervan zal het NIOD de
voor- en nadelen van de benoeming van zo’n speciale officier van justitie voor mij
in kaart brengen. Ik zal uw kamer na het reces hierover informeren.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus