27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

Nr. 539 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN DEFENSIE EN VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2015

In overeenstemming met artikel 100 van de Grondwet informeren wij u hierbij, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, over het besluit van het kabinet de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen de terroristische organisatie ISIS te verlengen tot oktober 2016. Tevens wordt u geïnformeerd over de voortgang van de militaire inzet, waarmee wordt voldaan aan de toezegging aan uw Kamer hierover per kwartaal te rapporteren. Eveneens wordt in deze brief voldaan aan uw verzoek van 21 mei jl. (kenmerk 2015Z06218) de Kamer te informeren over de bijeenkomst van de small group van de anti-ISIS coalitie van 2 juni in Parijs.

Essentie

Recente ontwikkelingen laten zien dat ISIS een weerbarstige tegenstander is en dat de strijd nog lang niet is gestreden. Hoewel ISIS op veel plaatsen in Irak is teruggedrongen, laat de strijd om Ramadi zien dat de slagkracht van ISIS nog niet is gebroken en dat militaire inzet noodzakelijk blijft.

De militaire campagne is ingebed in een strategie die ISIS langs verschillende sporen bestrijdt, waaronder de financiering van ISIS en de stroom van Foreign Terrorist Fighters (FTF’s) naar Irak en Syrië. Hiervoor blijft brede internationale steun bestaan; 60 landen leveren een bijdrage aan de coalitie tegen ISIS. Daarbij blijft het van groot belang dat de internationale gemeenschap zich richt op een structurele oplossing voor de problemen in Irak en Syrië. Een constructieve rol van de regionale grootmachten en buurlanden is hierbij essentieel.

Het kabinet heeft besloten, naast humanitaire steun en steun voor politieke en andere inspanningen gericht op een lange termijn oplossing, de militaire bijdrage aan de strijd tegen ISIS voor een periode van een jaar voort te zetten. In de militaire strijd tegen ISIS zijn de inzet van jachtvliegtuigen en Iraakse grondtroepen, inclusief de Peshmerga, essentieel. Vanaf oktober 2015 stelt Nederland vier operationele F-16's met ongeveer 200 militairen beschikbaar en 130 trainers ten behoeve van de Iraakse en Koerdische strijdkrachten.

In het kader van de luchtcampagne hebben België en Nederland het voornemen te gaan samenwerken. Aan de huidige Belgische F-16 inzet komt eind juni 2015 een einde. Onder voorbehoud van politieke besluitvorming zal België de Nederlandse inzet vanaf juli 2016 overnemen voor de duur van een jaar. Afhankelijk van de behoefte en na politieke besluitvorming zou Nederland het vervolgens weer van België kunnen overnemen. Beide landen zullen tijdens de periodes dat ze geen F-16's leveren de force protection van het andere detachement verzorgen, waardoor sprake is van een permanente binationale aanwezigheid. Op deze manier blijven België en Nederland in coalitieverband deelnemen aan de luchtcampagne.

Gronden voor deelname

De gronden voor deelname zijn sinds de ontplooiing van de missie ongewijzigd. ISIS vormt een bedreiging voor onze fundamentele waarden, in de regio, maar ook daarbuiten, tot in Europa. Nederland steunt de legitieme Iraakse regering in de verdediging tegen de terreurorganisatie ISIS, die nog steeds ernstige schendingen van fundamentele mensenrechten in Irak en Syrië begaat. Vrouwen en minderheden zijn daarbij specifieke doelwitten. De Nederlandse inzet is gericht op het voorkomen en beëindigen van deze schendingen en het beschermen van de burgerbevolking.

De druk op de buurlanden, met name Jordanië, Libanon en Turkije, neemt nog steeds toe als gevolg van de oplopende etnisch-religieuze spanningen en het stijgende aantal vluchtelingen. De Nederlandse inzet blijft er op gericht om, in het kader van de bevordering van de internationale rechtsorde, een bijdrage te leveren aan het de-escaleren van de situatie in de regio.

De ring van instabiliteit aan de buitengrenzen van de EU en het NAVO-bondgenootschap, en de aantrekkingskracht van ISIS op ingezetenen van de EU, zorgt er voor dat de dreiging van ISIS ook binnen Europa toeneemt. De dreiging die uitgaat van jihadgangers (waaronder terugkeerders) raakt ook aan onze nationale veiligheid. Om deze dreiging het hoofd te bieden, moet de slagkracht van ISIS worden gebroken en de ideologische aantrekkingskracht worden aangetast.

Politieke aspecten

De opkomst van ISIS is deels geworteld in de diepe verdeeldheid in Irak en de oorlog en voortdurende mensenrechtenschendingen in Syrië. Een overzicht van de meest relevante politieke ontwikkelingen sinds de voortgangsrapportage van april (Kamerstuk 29 925 nr. 534) wordt hieronder weergegeven.

Irak

Sinds het aantreden van premier Al Abadi en zijn ministersploeg tracht de Iraakse regering een nieuwe weg in te slaan in de richting van een meer inclusief bestuur, om hiermee de onderliggende oorzaken van de opkomst van ISIS in Irak te adresseren. De regering-Al Abadi probeert invulling te geven aan een inclusieve agenda en aan verzoening, werkt aan de aanpak van corruptie en geeft prioriteit aan het aanhalen van banden met soennitische (buur)landen in de regio. Net als een breed palet aan internationale partners steunt Nederland de stappen die Al Abadi heeft gezet op weg naar een inclusief Irak. Het is van belang dat de internationale gemeenschap Al Abadi stimuleert op koers te blijven, en hem beoordeelt op zijn daden, niet op zijn bedoelingen. Daarnaast vraagt Nederland, mede naar aanleiding van de verhalen die ontheemden vertellen over de conflictgebieden die ze ontvluchten, onverminderd aandacht voor de brede mensenrechtensituatie in Irak en voor accountability, zoals begin deze maand nog tijdens de ministeriele bijeenkomst van de anti-ISIS-coalitie in Parijs.

Om het proces van verzoening in Irak te ondersteunen, financiert Nederland vanaf begin dit jaar samen met Duitsland een project van de United Nations Mission for Iraq (UNAMI) en United Nations Office for Project Services (UNOPS) dat zich richt op het ondersteunen van de Iraakse overheid bij het aanpassen van voor verzoening relevante wetgeving. Daarnaast onderzoekt Nederland met internationale partners, waaronder het Verenigd Koninkrijk, mogelijkheden om een project van United Nations Development Programme (UNDP) te steunen dat zich richt op het hervormen van de veiligheidssector, waarbij er ook aandacht is voor inclusiviteit.

De strijd tegen ISIS kan alleen worden gewonnen indien premier Al Abadi in staat is zowel soennieten als sjiieten te mobiliseren en de veiligheidssector te hervormen. Bij deze hervormingen moet duurzame stabiliteit op basis van de veiligheidsbehoeften van de bevolking centraal staan, met aandacht voor integriteit, inclusiviteit en goed bestuur. Eén van de meest complexe opgaven voor de regering is het onder overheidsgezag krijgen van de popular mobilization units (PMU’s) en andere sjiitische milities. De sjiitische milities zijn een belangrijke militaire partner in de strijd tegen ISIS. Tegelijkertijd vormt hun bestaan en handelwijze, in de huidige vorm, een bedreiging voor de inclusieve agenda van de regering, omdat (angst voor) het optreden van sommige milities een negatief effect kan hebben op de sektarische spanningen binnen Irak. Hoewel de milities in de strijd tegen ISIS inmiddels officieel op aanwijzing van de premier en in overleg met de Iraakse ministeries van Binnenlandse Zaken en Defensie opereren, is het onder het gezag van de staat brengen van de milities in de praktijk nog een grote uitdaging.

Daarnaast staat de regering voor de opgave om de soennieten, een niet-homogene groep met uiteenlopende belangen, te betrekken bij en te committeren aan de strijd tegen ISIS. Mede door de onevenwichtige benadering van de vorige regering, onder leiding van premier Al-Maliki, heerst er wantrouwen onder soennieten. Dat wantrouwen moet de huidige regering proberen te overwinnen. Een team onder leiding van Al-Abadi dat zich richt op verzoening heeft daarvoor direct contact met tribale raden, waarbij ruim 20.000 stamhoofden zijn betrokken. De tribale raden ondersteunen bij het oplossen van lokale conflicten, het informeren van de bevolking over verdraagzaamheid en verzoening en het onderkennen van problemen met de dienstverlening door de Iraakse overheid. Dialoog alleen is echter niet voldoende: de Iraakse regering zal zich nog harder moeten inspannen om de woorden te ondersteunen met daden. Het vertrouwen zal pas worden teruggewonnen als ook aandacht is voor het versterken van basisvoorzieningen en infrastructuur in eerder gemarginaliseerde gebieden, en het aanpassen van eerdergenoemde wetgeving die van belang is voor verzoening. Nederland blijft het belang van deze integrale benadering in bilaterale contacten en in multilaterale fora onderstrepen.

In de strijd tegen ISIS moeten de federale regering in Bagdad en de regionale autoriteiten in de Koerdistan Autonome Regio (KAR) de krachten bundelen. Beiden lijken zich dit goed te realiseren, maar groot onderling wantrouwen blijft bestaan. Op dit moment heeft de gezamenlijke bestrijding van ISIS prioriteit. De Koerden begrijpen dat er nu dan ook weinig draagvlak is voor de onafhankelijkheidsdiscussie.

De belangrijkste politieke actoren in Irak lijken op de korte termijn derhalve bereid te zijn samen te werken in de strijd tegen ISIS. De basis daarvoor is de afgelopen maanden gelegd. Het delen van een gemeenschappelijke vijand vormt op de lange termijn echter onvoldoende basis voor een verbetering van de betrekkingen tussen Bagdad en Erbil, en de sjiieten en de soennieten. De fragiele samenwerking vergt een blijvende inspanning met de betrokkenheid en de inzet van alle relevante belanghebbenden. Alle partijen moeten doordrongen raken en blijven van de noodzaak van oprechte hervormingen, ook nadat met de voornaamste dreiging van ISIS is afgerekend.

Syrië

Het uitblijven van een oplossing voor het conflict in Syrië vormt een belangrijke onderliggende factor voor de bredere instabiliteit in de regio en de opkomst van ISIS. Daarom constateert het kabinet opnieuw dat ISIS alleen duurzaam kan worden bestreden indien er stappen worden gezet richting een politieke transitie in Syrië. De situatie in Syrië is sinds september 2014 verder verslechterd en is met recht desastreus te noemen.

De VN-Gezant voor Syrië, De Mistura, is inmiddels een nieuw consultatieproces in Genève gestart. Het doel hiervan is elementen van het Genève Communiqué van 30 juni 2012 uit te werken en te bezien of en hoe stappen richting een politiek transitieproces kunnen worden gezet. In dat kader heeft de VN-Gezant de belangrijkste partijen voor separate gesprekken in Genève uitgenodigd, te weten: het regime, de oppositie, maatschappelijke groepen, en regionale en internationale spelers. De Mistura is voornemens deze zomer te rapporteren over zijn bevindingen.

Het kabinet steunt het initiatief van De Mistura, onder andere via de Nederlandse Speciaal Gezant voor Syrië en de financiering van een Nederlandse expert die aan het team van De Mistura is toegevoegd. Daarnaast lopen er diverse «track II» sporen waarbinnen (delen van) de politieke en gewapende oppositie, ex-militairen, tribale leiders, maatschappelijke en vrouwenorganisaties bijeenkomen. Het doel daarvan is onderling vertrouwen te vergroten en overeenstemming te bereiken over de politieke toekomst van Syrië. De Speciale Gezant voor Syrië is hier nauw bij betrokken en Nederland geeft ook financiële steun aan het proces. De track II sporen en de internationale politieke initiatieven zullen komende tijd sterker met elkaar verweven moeten raken.

Met de verovering van Tadmur, inclusief de oude stad Palmyra, heeft ISIS voor de eerste keer een stad rechtstreeks van het Syrische regime ingenomen, in plaats van het te veroveren op andere gewapende groepen die eerder het regime verdreven. In oostelijk Syrië ondervindt ISIS slechts weinig weerstand. De logistieke aanvoerlijnen van ISIS in Irak komen vanuit Syrië en er is sprake van een vrije beweging van personeel, materieel, geld en grondstoffen tussen Syrië en Irak.

Een andere zorgelijke ontwikkeling is de bundeling van krachten van verschillende oppositiegroepen in de provincie Idlib, waar een samenwerkingsverband van acht gewapende groepen (inclusief de terroristische organisatie Jabhat al Nusra) erin geslaagd de steden Idlib en Jisr Al Shughour en enkele militaire bases op het regime te veroveren. Deze veroveringen worden in het algemeen door de Syrische politieke oppositie verwelkomd. Het kabinet maakt zich evenwel zorgen over de signatuur van de groepen die deze overwinningen hebben behaald en de effecten hiervan op de lokale bevolking.

Het regime heeft tot nog toe geen serieuze bereidheid getoond te onderhandelen over een politiek transitieproces en lijkt uit te zijn op consolidatie van de machtsbasis waar mogelijk. De recente veroveringen van terreurgroepen, als ook van gewapende oppositie in Syrië, brengen een transitieproces ook niet dichterbij: strijdende groepen zien zich gesterkt in hun overtuiging dat een militaire overwinning op het regime mogelijk zou zijn.

Ondertussen vinden er nog steeds op grote schaal mensenrechtenschendingen plaats in heel Syrië, gepleegd door het regime en lokale autoriteiten, als ook door terroristische groeperingen en gewapende oppositiegroepen. Het regime voert met grote regelmaat luchtaanvallen uit, bijvoorbeeld als vergeldingsacties op verloren steden en gebieden en maakt onder andere, op niet-onderscheidende wijze, gebruik van vatenbommen. Er zijn sterke aanwijzingen dat het regime vatenbommen met chlorine heeft ingezet in de provincie Idlib. De OPCW (Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens) probeert deze aanwijzingen te onderzoeken, maar gezien de omstandigheden ter plaatse is dat moeilijk.

Zoals bekend steunt het kabinet de verdere versterking van gematigde gewapende groepen in Syrië om te voorkomen dat gematigde strijders of hun achterban zich bij gebrek aan middelen en alternatieven aansluiten bij ISIS, Jabhat Al Nusra of andere extremistische groeperingen. Nederland ondersteunt dan ook gematigde groepen om de gematigde stemmen te versterken, zodat zij niet verloren gaan te midden van terroristen enerzijds en het Assad-regime anderzijds. Ook andere coalitiegenoten steunen de gematigde oppositiegroepen, onder andere door het leveren van materieel of door middel van trainingsactiviteiten.

Regionale ontwikkelingen

In Irak wordt ISIS bestreden door vrijwel alle regionale spelers, waaronder Saoedi-Arabië en Iran. In Syrië resulteren de verschillende belangen van de landen in de regio in uiteenlopende posities. De regionale spelers slagen er niet in nadere toenadering te bereiken die een oplossing voor het conflict in Syrië dichterbij kan brengen.

Parallel aan de conflicten in Syrië en Irak onderhandelt Iran met de E3+3 (China, Duitsland, Frankrijk, Rusland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten) over een alomvattend nucleair akkoord dat tot de geleidelijke opheffing van economische sancties kan leiden. Het moet nog blijken hoe Iran zich gaat opstellen in de regio na een eventueel nucleair akkoord.

Door toenemende zorgen over regionale en binnenlandse stabiliteit neemt Saoedi-Arabië de laatste tijd vaker openlijk een regionale leidersrol op zich. De militaire operatie van een brede Arabische coalitie in Jemen onder leiding van Saoedi-Arabië is hier een voorbeeld van. De verwachting is dat het nieuwe leiderschap van Saoedi-Arabië vasthoudt aan de proactieve koers in de regio. Het tegengaan van de invloed van Iran in de regio maakt hier deel van uit. Daarbij geniet Saoedi-Arabië de steun van landen in de Arabische regio.

Mandaat

Irak

De rechtsgrond voor de Nederlandse militaire bijdrage is het verzoek tot militaire steun dat de Iraakse autoriteiten op 25 juni jl. bij de VN hebben ingediend en op 20 september jl. hebben herhaald. Dit verzoek door de legitieme Iraakse regering voorziet in een rechtsgrond voor de inzet van Nederlandse militairen in Irak. Met de gastlanden waar Nederlandse militairen zijn gestationeerd, zijn afspraken gemaakt over de juridische status van deze militairen.

Syrië

In de artikel 100-brief van september 2014 (Kamerstuk 27 925, nr. 506) constateerde het kabinet dat er geen internationale overeenstemming bestond over een volkenrechtelijke grondslag voor militaire inzet in Syrië. Op dat moment concludeerde het kabinet voorts dat niet met stelligheid viel te zeggen of er sprake was van een volkenrechtelijke grondslag voor militaire inzet in Syrië. Derhalve werd besloten de Nederlandse militaire inzet te beperken tot Irak. Het kabinet heeft, zoals aangekondigd, de ontwikkelingen op dit vlak nauwgezet gevolgd.

Inmiddels staat feitelijk vast dat er sprake is van doorlopende aanvallen vanuit Syrië op Irak. Die aanvallen worden door het ISIS-hoofdkwartier in Syrië aangestuurd. De regering van Syrië is niet in staat gebleken deze gewapende aanvallen van ISIS op Irak te stoppen. Daarnaast is de regering niet in staat gebleken om de strijders en de wapens, die voortdurend vanuit Syrië naar Irak worden gestuurd voor inzet in de gewapende strijd in Irak, tegen te houden. De juridische diensten van de ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie concluderen op grond hiervan dat inmiddels sprake is van een volkenrechtelijke grondslag voor het gebruik van geweld tegen ISIS in Syrië. Deze grondslag wordt gevormd door het recht op collectieve zelfverdediging op basis van artikel 51 van het VN-Handvest, ten behoeve van de verdediging van Irak. Een aantal westerse coalitiegenoten deelt deze juridische conclusie. De meerderheid hiervan is op dit moment echter niet actief boven Syrië. Canada en de Verenigde Staten bombarderen wel boven Syrië. Het Verenigd Koninkrijk zet Unmanned Aerial Vehicles in boven Syrië om inlichtingen te verzamelen. Het kabinet heeft tevens advies gevraagd aan de Extern Volkenrechtelijk Adviseur (EVA) over de volkenrechtelijke grondslag voor militaire inzet in Syrië. Zodra het advies beschikbaar is, zal het kabinet dit advies nader bestuderen, van een oordeel voorzien en naar uw Kamer sturen.

Het kabinet constateert dat de aanwezigheid van een volkenrechtelijke grondslag op zichzelf onvoldoende is om te besluiten tot Nederlandse militaire inzet boven Syrië. Een breed gedragen politieke strategie ter oplossing van het conflict in Syrië ontbreekt vooralsnog. Het kabinet zal de uitkomsten van internationale initiatieven nauwgezet volgen, waaronder besprekingen tussen oppositiegroepen en het VN-consultatieproces in Genève, waaraan ook Nederland deelneemt, en zo ook de trainingsinspanningen ten behoeve van de gewapende Syrische oppositie van bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Turkije en Qatar. De Nederlandse steun in Syrië richt zich nu op het ondersteunen van de inzet van De Mistura en het steunen van gematigde groeperingen. Indien het kabinet zou besluiten tot militaire inzet in Syrië, wordt uw Kamer hierover tijdig geïnformeerd. Daarbij onderstreept het kabinet het belang van een gezamenlijke benadering van EU-landen.

Deelnemende landen

De internationale coalitie tegen ISIS, onder leiding van de Verenigde Staten, bestaat uit 60 landen die uiteenlopende (militair en niet-militair) bijdragen leveren aan de strijd tegen ISIS. In de coalitie trekken westerse landen en landen uit de regio gezamenlijk op. Deze samenwerking is en blijft van groot belang. De militaire bijdrage bestaat uit de inzet van jachtvliegtuigen evenals het trainen en bevoorraden van de Iraakse grondtroepen, inclusief Peshmerga. 42 landen dragen op dit moment militair bij aan de campagne.

Invloed

Nederland heeft via diplomatieke, politieke en militaire kanalen op verschillende niveaus contacten met de coalitiepartners. Op 2 juni jl. vond in Parijs een bijeenkomst van de small group van de coalitie tegen ISIS plaats. Nederland was hierbij op hoogambtelijk niveau vertegenwoordigd. De aanwezigen waren unaniem over de vastberadenheid van de coalitie om de strijd tegen ISIS voort te zetten. Daarbij werd benadrukt dat het, voor een duurzaam succes, van groot belang is dat in Irak alle verschillende partijen, vanzelfsprekend uitgezonderd terroristische groeperingen, goed vertegenwoordigd zijn bij hervormingen, evenals dat het voor Syrië cruciaal is dat er een politieke oplossing voor het conflict komt. Nederland heeft het belang van een geïntegreerde benadering van de problemen benadrukt, evenals de noodzaak tot een verdieping van de politiek-militaire coördinatie binnen de coalitie. Nederland gaf aan dat, nu de positie van het regime van Assad lijkt te verzwakken, het momentum voor een politieke oplossing daar is. Ook benadrukte Nederland dat degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan de grove mensenrechtenschendingen hiervoor verantwoordelijk moeten worden gehouden.

De coördinatie van de militaire bijdragen van de verschillende coalitiepartners is belegd bij CENTCOM. De Commandanten der Strijdkrachten van de deelnemende landen komen periodiek bij elkaar om de voortgang van de militaire campagne te bespreken. De meest recente bijeenkomst was op 8 juni. Het Nederlandse planningsteam bij CENTCOM draagt bij aan de strategische planning van de operatie. De evaluatie van de voortgang en de advisering over de benodigde bijsturing van de militaire operatie en het campagneplan is belegd bij de Coalition Strategic Plans Group (CSPG). De CSPG, waar Nederland een stafofficier heeft geplaatst, werkt daarnaast aan de uitwisseling van informatie over de militaire operatie en de resultaten op de andere, niet-militaire, sporen. De detailplanningen en de aansturing van de operationele inzet gebeurt in operationele hoofdkwartieren in Bagdad, Koeweit en Qatar. In deze hoofdkwartieren zijn Nederlandse liaisonofficieren geplaatst.

Militaire aspecten

Haalbaarheid

Het militaire campagneplan richt zich op dit moment op de transitie van fase 1 («het stoppen van de opmars») naar fase 2 («het terugdringen van ISIS»). Er is een blijvende behoefte aan air assets om het campagneplan te ondersteunen. Bij het terugdringen van ISIS, zoals bij de slag om Tikrit, is nadrukkelijk gebleken dat ook hierbij ondersteuning vanuit de lucht noodzakelijk is. Blijvende druk op de commando- en logistieke lijnen van ISIS vanuit de lucht, zodat herstel wordt bemoeilijkt, is voorts van groot belang.

Ontwikkelingen in de komende maanden kunnen van invloed zijn op de Nederlandse militaire bijdrage. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de effecten van de trainingen. De Nederlandse bijdrage zal voortdurend worden geëvalueerd om te garanderen dat Nederland een effectieve militaire bijdrage levert aan de doelstellingen in het campagneplan en de bredere Nederlandse inzet in de regio. Aanpassingen van de Nederlandse bijdrage zijn daarom mogelijk. Het uitgangspunt voor de Nederlandse trainingsbijdrage blijft dat Nederlandse trainers optreden op aangewezen trainingslocaties in Noord-Irak en de Special Operation Forces (SOF) trainingslocatie in Bagdad. Het F-16 detachement blijft opereren vanuit het huidige gastland. De bouw van het containerkamp voor het detachement is inmiddels voltooid.

Inzet van F-16's

Nog steeds voeren Nederlandse F-16's dagelijks verschillende missies uit boven Irak. In Irak verloopt de luchtcampagne conform het campagneplan. Dit komt tot uitdrukking in een accentverschuiving van Air Interdiction (aanvallen op vooraf vastgestelde doelen) naar Close Air Support (ondersteunen van operaties op de grond met een meer ad hoc karakter). De luchtaanvallen worden uitgevoerd met precisiewapens.

Inzet van trainers

Nederlandse militairen zijn sinds februari 2015 in de omgeving van Erbil actief met het trainen van Peshmerga. Door de flexibele opzet van de Nederlandse mobiele trainingsteams kan de samenstelling van een team naar gelang de behoefte worden aangepast en op verschillende locaties worden ingezet. De Nederlandse trainingsteams in Noord-Irak werken samen met Britse, Duitse, Italiaanse en Noorse teams. Daarnaast worden ten behoeve van de trainingen medio 2015 eenheden van Albanië, Finland en Hongarije in Noord-Irak ontplooid. In Noord-Irak zijn Duitsland en Italië op roulatiebasis lead nation. Sinds begin juni vervult Italië deze rol voor een periode van zes maanden.

Sinds begin maart 2015 trainen Nederlandse speciale eenheden de Iraakse SOF-eenheden op een trainingslocatie op de luchthaven van Bagdad. In Bagdad is de Verenigde Staten lead nation en wordt samengewerkt met België, Frankrijk, Italië, Noorwegen en Spanje.

Voortgang Erbil

Naast de basisinfanterietraining die al wordt gegeven, is er door de coalitie gehoor gegeven aan het verzoek van het Ministry of Peshmerga (MoP) om vanaf de tweede cyclus ook aandacht te besteden aan het trainen van de compagnies- en bataljonsstaven. De officieren van de compagnies- en bataljonsstaf worden afzonderlijk getraind. Nederland levert in dit kader bataljonsstaftrainers. Na elke cyclus vindt een After Action Review (AAR) plaats. Eventuele verbeterpunten worden verwerkt in het programma van de vervolgtrainingen.

In de derde trainingscyclus, die op 26 mei jl. van start is gegaan, worden twee bataljons getraind. In de tweede helft van mei is de hoofdmacht van het Nederlandse detachement afgelost door een nieuw detachement.

Voortgang Bagdad

Op 9 mei is de tweede cyclus van de commandocursus voor Iraakse SOF van start gegaan. Ook in Bagdad worden de trainingen continu geëvalueerd. Nederland levert instructeurs voor de commandocursus, de scherpschutter cursus en de medische cursus. Aan het einde van de medische cursus krijgen de trainees een door Nederland verstrekt eerste hulppakket.

Alle cursussen zijn in nauw overleg met de Iraqi Security Forces (ISF) ontwikkeld. Er is ook aandacht voor de begeleiding van de Iraakse instructeurs (train the trainers). Deze opleidingen worden vanaf mei 2015 gegeven door samengestelde trainingsteams van meerdere coalitiepartners. Ook heeft Nederland materiaal beschikbaar gesteld om de instructie beter en veiliger te kunnen uitvoeren, zoals touwen voor de klimtoren, bokshandschoenen en stootkussens voor de zelfverdedigingslessen.

Voorziene inzet trainers

De behoefte van de Iraakse autoriteiten is leidend bij de trainingsprogramma’s. De trainingsinspanningen van de coalitie zijn er op gericht om de Iraakse veiligheidstroepen toe te rusten om de strijd met ISIS te kunnen aangaan. Hiervoor is een basistrainingsprogramma opgezet waarbinnen aandacht is voor zaken als schietvaardigheid, gewondenverzorging onder gevechtsomstandigheden en vechten in verstedelijkt gebied. Tijdens de trainingen is er ook aandacht voor humanitair oorlogsrecht en mensenrechten, inclusief gender en de omgang met gedetineerden.

De wederopbouw van de ISF bevindt zich nog in een pril stadium. Het moreel van de troepen staat onder druk en er is grote behoefte aan meer tactische en operationele kennis en vaardigheden. In Noord-Irak, bij de Peshmerga, ligt dat iets anders maar ook hier blijft een verdiepingsslag noodzakelijk. Vooralsnog is er een blijvende behoefte aan trainingen en opleidingen voor Iraakse en Koerdische eenheden.

Nederland blijft zich in coalitieverband inzetten voor een goede coördinatie van de trainingsinspanningen in Irak. Hierbij is het van belang de trainingen te blijven evalueren en, in overleg met de Iraakse autoriteiten, vast te stellen of er nog eventuele lacunes in het trainingsaanbod zijn. Nederland kan vervolgens, waar mogelijk en gewenst, inspelen op deze lacunes.

Bevelsstructuur

Voor deze operatie wordt door de coalitie gebruik gemaakt van Amerikaanse commandovoeringstructuren. In de operationele hoofdkwartieren is coalitiepersoneel geplaatst zoals stafmedewerkers en liaisonofficieren. Nederland heeft personeel in de hoofdkwartieren in Irak, Koeweit, en Qatar. Zo hebben de coalitiegenoten invloed op de besluitvorming en de inzet van hun eigen nationale middelen.

De inzet van het luchtwapen wordt aangestuurd en gecoördineerd vanuit het Joint Forces Air Component Command (JFACC) in Qatar, waar ook Nederlandse staffunctionarissen zijn geplaatst. Ook in het overkoepelende hoofdkwartier van Central Command (CENTCOM), dat zich in Tampa, Florida (VS) bevindt, is Nederland vertegenwoordigd.

De algehele leiding van de trainingsmissie berust bij het Combined Joint Taskforce hoofdkwartier in Koeweit. Dit hoofdkwartier heeft een vooruitgeschoven hoofdkwartier in Bagdad. Dit hoofdkwartier, Combined Forces Land Component Command Iraq (CFLCC-I), stuurt alle verschillende trainingslocaties in Irak aan, ook die in Erbil. Omdat in Erbil sprake is van een regionaal Koerdisch bestuur heeft CFLCC-I een dependance hoofdkwartier op de luchthaven van Erbil. De trainingstak van dit hoofdkwartier is het Kurdish Training and Coordination Centre (KTCC).

(Na)zorg

Op alle uitgezonden Nederlandse militairen zijn de geldende regelingen van toepassing. Indien noodzakelijk of gewenst, kunnen leden van een sociaal medisch team (SMT) in het operatiegebied toezien op het welzijn van de militairen. De verlenging van de inzet van Nederlandse F-16's en trainers in de strijd tegen ISIS leidt planmatig niet tot inbreuk op uitzendbescherming van militairen.

Risico’s

Bij de inzet van de F-16's wordt rekening gehouden met het feit dat ISIS over luchtverdedigingsmiddelen beschikt. Dit zijn systemen met een beperkt bereik. Zij vormen vooral een dreiging voor helikopters en langzaam en laag vliegende vliegtuigen. De procedures minimaliseren het risico voor de coalitievliegtuigen die aanvallen uitvoeren. Het risico dat een vlieger tijdens een noodsituatie zijn vliegtuig moet verlaten blijft echter aanwezig. Voor het ophalen van personeel in vijandig gebied worden Amerikaanse Combat Search en Rescue eenheden ingezet.

Het F-16 detachement en de trainers in Bagdad wonen en werken op beveiligde locaties. In Erbil zijn andere maatregelen genomen om te zorgen voor een veilige werk- en woonomgeving. Allereerst is gekozen voor locaties die niet in de directe omgeving van de frontlijn liggen. Deze locaties worden bewaakt door Peshmerga en coalitiepartners. De Nederlandse militairen beschikken zelf ook over bewapening voor zelfverdediging. Er wordt zo weinig mogelijk gereisd tussen de locaties. Op alle locaties kan bij calamiteiten tijdig medische hulp worden geboden. Voor ziekenhuisvoorzieningen wordt een beroep gedaan op Host Nation Support of, daar waar beschikbaar, de voorzieningen van de coalitie. De geselecteerde ziekenhuizen zijn van goede kwaliteit. Ambulances van coalitiepartners en Amerikaanse MEDEVAC-helikopters voeren het gewondentransport uit.

Gevolgen gereedheid en geoefendheid

De Nederlandse bijdrage van F-16 jachtvliegtuigen aan de strijd tegen ISIS leidt tot beperkingen in het reguliere opleidings- en trainingsprogramma van de F-16 vliegers. Door de relatief eenzijdige taken neemt de geoefendheid van de vliegers af. Om de effecten hiervan op de operationele gereedheid te minimaliseren, verhoogt Defensie het vliegurenplafond van CLSK, waardoor meer vlieguren voor opleidingen en trainingen beschikbaar komen. Het verminderen van het aantal F-16's in het inzetgebied, en de voorgenomen samenwerking met België, zijn voorts gunstig voor de trainingsprogramma’s. De ondersteuning door jachtvliegtuigen van opleidings- en trainingsprogramma’s van landmacht en marine is door de huidige inzet beperkt. Voor deze ondersteuning wordt internationaal en op de civiele markt naar alternatieven gezocht. Zoals eerder gemeld, is na het einde van de verlenging (oktober 2016) een jaar nodig om de volledige operationele gereedheid te herstellen. Voor 2016 zijn er geen F-16 jachtvliegtuigen aangeboden aan de (snelle) reactie-eenheden van NAVO of EU, de aangeboden bijdrage voor Baltic Air Policing in 2017 kan gewoon doorgang vinden. De inzet van trainers in Irak leidt niet tot gevolgen voor de gereedstelling van de krijgsmacht.

Duur van de deelname

Nederland stelt vanaf oktober 2015 vier operationele F-16's en ongeveer 200 militairen beschikbaar evenals 130 militairen ten behoeve van training voor de duur van maximaal een jaar (tot oktober 2016). Op het moment dat België, onder voorbehoud van politieke besluitvorming, de Nederlandse inzet vanaf juli 2016 overneemt, levert Nederland force protection voor de Belgen. Samenwerkingsmogelijkheden op logistiek gebied worden nader uitgewerkt. Daarmee vermindert het aantal aanwezige Nederlandse militairen aanzienlijk.

Samenhang

Coalitiewerkgroepen

In coalitieverband wordt in de werkgroepen, die onder leiding van de Amerikaanse speciaal gezant Allen zijn opgezet, gewerkt aan de bestrijding van ISIS. De vijf sporen, waaraan Nederland allemaal bijdraagt, betreffen zoals bekend:

  • 1) het militaire spoor: de luchtcampagne tegen ISIS en het trainen van Iraakse strijdkrachten, inclusief Peshmerga;

  • 2) de aanpak van Foreign Terrorist Fighters (FTF);

  • 3) het stoppen van financieringsstromen naar ISIS en daaraan gelieerde individuen;

  • 4) het delegitimeren van ISIS;

  • 5) stabilisatie in bevrijde gebieden.

Over het doel, voortgang en Nederlandse bijdrage aan de werkgroepen bent u geïnformeerd in de voortgangsrapportages van december 2014 en april jl. Voor zover er nieuwe ontwikkelingen zijn met betrekking tot de politiek-diplomatieke sporen worden die hieronder toegelicht.

1. Politiek/Militaire coördinatie

Alle coalitiepartners zien de noodzaak van verbeterde politiek-militaire coördinatie. Speciaal Gezant Allen heeft daarom besloten de opzet van de militaire werkgroep te veranderen. De groep zal een platform worden voor bespreking van specifieke vraagstukken op het militair-politieke snijvlak. Dit Political Military Coordination (PMC) mechanisme zal in breed coalitieverband bij elkaar komen, maar zal zich ook toespitsen op coördinatie tussen coalitiepartners die actief zijn op de verschillende Building Partner Capacity (BPC) sites in Irak. Daarnaast zullen de voorzitters van de coalitie-werkgroepen regulier bijeenkomen, om onderlinge informatie-uitwisseling te bevorderen en om ervoor te zorgen dat de niet-militaire werkgroepen goed zijn aangesloten op het militaire spoor zodat de verschillende sporen elkaar kunnen versterken.

2. Foreign Terrorist Fighters

Zoals in eerdere voortgangsrapportages gemeld, wordt deze werkgroep geleid door Nederland en Turkije. De werkgroep heeft negen prioriteiten vastgesteld, die vooral zijn gericht op het identificeren van profielen van onderkende en potentiële uitreizigers, het in kaart brengen van (potentiële) (door)reisroutes (via lucht, water en over land), het onderkennen van rekruterings- en financieringsnetwerken, de strafrechtelijke vervolging van (ex-)terroristen, alsmede de re-integratie van individuen die terugkeren naar hun thuisland. Op 9 juni jl. vond de tweede bijeenkomst van de werkgroep plaats, waarbij de focus onder meer lag op de trends die de afgelopen maanden zijn waargenomen in relatie tot Foreign Terrorist Fighters en het versterken van de grenzen en de controle daarvan.

3. Tegengaan financieringsstromen voor ISIS

Op 7 mei jl. vond te Jeddah, Saudi-Arabië, de tweede bijeenkomst van deze werkgroep plaats. Er is gewerkt aan maatregelen om te voorkomen dat ISIS toegang krijgt tot het internationale financiële systeem, steun kan leveren aan buitenlandse affiliaties, economische middelen kan aanwenden en financiering uit het buitenland kan ontvangen.

4. Counter-messaging

Op 5 mei jl. vond een tweede bijeenkomst van de werkgroep plaats te Cairo, Egypte. Er vond een uitwisseling plaats van nationale initiatieven. Hierbij werd benadrukt dat de landen in de regio een belangrijke rol hebben in het bieden van een alternatief, inclusief narratief. Er zijn op dit moment verschillende projecten ontplooid in de regio die gericht zijn op het versterken van de anti-ISIS boodschap. Enkele voorbeelden van projecten zijn het faciliteren van vrije toegang tot internet voor civiele activisten, een doelgroepanalyse voor een tegengeluid in Irak en regionale inzet op versterken van resilience in vluchtelingenkampen en bij gastgemeenschappen, onder meer door steun aan onderwijsprojecten van UNICEF.

5. Stabilisatie-werkgroep

Op 26 mei jl. vond in Abu Dhabi een tweede bijeenkomst van de werkgroep stabilisatie plaats. Stabiliteit en veiligheid in heroverde gebieden zijn essentieel in de strijd tegen ISIS. Activiteiten dienen zich te richten op het verwijderen van niet-ontplofte oorlogsresten evenals een eerste herstel van basisvoorzieningen en veiligheid om een snelle terugkeer van ontheemden en vluchtelingen te vergemakkelijken. Hierbij is grote zorgvuldigheid geboden om uitsluiting van bepaalde bevolkingsgroepen te voorkomen, en zo ook om duurzaamheid en onderhoud van infrastructuur zeker te stellen. Voor al deze activiteiten is lokaal ownership, op basis van lokale needs assessment en prioriteitenstelling cruciaal. De recente aanwijzing van de Civil Crisis Management Cell van het National Operations Centre voor de coördinatie van stabilisatie-activiteiten werd door donoren dan ook verwelkomd. In Bagdad is inmiddels een meer operationele taskforce opgericht waarbinnen ook de EU en de VN (UNDP) een actieve rol spelen. Door UNDP is een Funding Facility for Immediate Stabilisation opgericht. Samen met de EU dringt een aantal donoren, inclusief Nederland, aan op een coördinerende rol voor UNMAS op het gebied van ontmijning. Nederland was al actief met financiële bijdragen aan programma’s gericht op het verwijderen van niet-ontplofte oorlogsresten en de versterking van de bewustwording hierover in Irak, Syrië, Libanon en Jordanië. Deze activiteiten zullen worden voortgezet en waar relevant uitgebreid.

Humanitaire situatie en hulp

De humanitaire situatie in Irak, Syrië en de buurlanden blijft schrijnend. Er zijn momenteel 14 miljoen ontheemden en vluchtelingen in deze landen, waarvan het grootste gedeelte afhankelijk is van humanitaire hulp. Een merendeel van deze mensen leeft in gastgemeenschappen. Dit legt een enorme druk op de lokale voorzieningen, zoals drinkwater en afvalverwerking. De scholen kunnen de toestroom niet aan, waardoor een «lost generation» dreigt te ontstaan en de huurprijzen stijgen. De grootste problemen op humanitair gebied in Irak, Syrië en de regio zijn, naast bescherming van de burgerbevolking, het gebrek aan humanitaire toegang en tekortschietende financiering van (internationale) hulpverlening.

In grote delen van Irak en Syrië blijft humanitaire toegang een groot probleem, met name in gebieden die in handen zijn van extremistische groeperingen, waaronder ISIS. Hierdoor hebben veel mensen geen of beperkte toegang tot humanitaire hulp. In veel gebieden waar toegang wel mogelijk is, blijft de veiligheid van zowel de bevolking als humanitaire hulpverleners een probleem. Nederland zet zich daarom in internationale fora in om de toegang te verbeteren. Een voorbeeld is de recente crisis in het Palestijnse vluchtelingenkamp Yarmouk. Nederland heeft zich actief ingezet voor de verklaring van de Hoge Vertegenwoordiger Mogherini, namens de EU, waarin betrokken partijen werden opgeroepen internationaal recht te respecteren en humanitaire toegang te garanderen.

Een ander probleem is dat de financiering van de humanitaire hulp aan de regio steeds problematischer wordt door de alsmaar stijgende noden. Voor 2015 is het Syria Response Plan 2015 tot dusverre voor slechts 19 procent gedekt, het Syria Regional Refugee and Resilience Response Plan 2015 voor 23 procent en het Iraq 2015 Strategic Response Plan voor slechts 14 procent (bron: Financial Tracking Service 1 juni 2015). Alhoewel deze percentages nog wel zullen stijgen, is de verwachting dat er tekorten zullen blijven. Dit heeft ernstige consequenties. Zo heeft het World Food Programme bijvoorbeeld de waarde van de voedselvouchers al moeten inperken tot een niveau dat per persoon onder de standaard is gedaald.

Wat betreft Irak heeft de VN in februari 2015 een Fast Track Appeal van 150 mln. USD gelanceerd om de meest urgente noden te lenigen. Nederland heeft hiervoor 4 mln. euro gecommitteerd. In totaal werd tijdens de internationale donorconferentie voor de crisis in Syrië, die op 31 maart in Koeweit plaatsvond, 3,6 mld USD (volgens de website: Financial Tracking Service) opgehaald, waaronder 33 mln. euro van Nederland. Dit totaal is meer dan in 2014, maar alsnog bij lange na niet toereikend. Om de hulp aan slachtoffers in Irak, Syrië en de buurlanden voor een langere tijd te kunnen volhouden is niet alleen geld nodig, maar zullen ook de kosten van hulp moeten worden gereduceerd. Dit kan gebeuren door verdere verbetering van de coördinatie, scherpere selectie van de doelgroep op basis van kwetsbaarheid en het stimuleren van zelfredzaamheid. Daarnaast dient veel meer aandacht te worden gegeven aan de sociaaleconomische gevolgen van de aanwezigheid van grote groepen vluchtelingen in de buurlanden. Nederland zal bij de Wereldbank pleiten voor concessionele leningen voor deze landen; iets waarvoor ze normaal gesproken als middeninkomenslanden niet in aanmerking zouden komen.

Nationale veiligheid

Het dreigingsniveau in Nederland blijft substantieel: het op een na hoogste dreigingsniveau. Dit houdt in dat de kans op een terroristische aanslag in Nederland reëel is, maar dat daar op dit moment geen concrete aanwijzingen voor zijn. De hoogte van het huidige dreigingsniveau hangt voor een groot deel samen met het jihadisme van ISIS in Syrië en Irak. De Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS is er op gericht om (op termijn) de terroristische dreiging die uitgaat van ISIS substantieel te verminderen. Tot die tijd is het echter onvermijdelijk dat onder meer, door de luchtaanvallen van de anti-ISIS coalitie, de motivatie van de jihadisten voor het plegen van aanslagen in het Westen is toegenomen. Ook hebben de luchtaanvallen nog niet geleid tot een afname van het aantal uitreizigers vanuit Nederland. Dit geldt niet alleen voor ISIS, maar ook voor Jabhat al Nusra dat aan Al Qa’ida is gelieerd. De leider van Jabhat al Nusra, Al-Julani, waarschuwde eerder (september 2014) dat de luchtaanvallen door jihadisten kunnen worden beantwoord met aanslagen in het Westen. De dreiging die uitgaat van deze gepropageerde terroristische intenties maakt dat ook de veiligheidsautoriteiten in Nederland extra alert zijn. Risicoreductie van jihadgangers (waaronder terugkeerders) en het voorkomen en bemoeilijken van uitreizen maken nadrukkelijk deel uit van de nationale inspanningen om het jihadisme te bestrijden (zie de brief van 29 augustus jl. van de Ministers van VenJ en SZW over het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme).

Financiën

De additionele uitgaven voor de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS in 2015 en 2016 zijn geraamd op € 88 miljoen euro. Voor 2015 betreft het € 22 miljoen en voor 2016 € 66 miljoen. Met de additionele uitgaven voor de redeployment is reeds in eerdere ramingen rekening gehouden. Het effectueren van de voorgenomen samenwerking met België in 2016 zal leiden tot een besparing ten opzichte van de huidige raming.

De additionele uitgaven voor de totale militaire bijdrage worden gefinancierd uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) voor crisisbeheersingsoperaties. De financiering van deze bijdrage zal voorlopig worden geregeld door middel van een kasschuif binnen het BIV. De structurele financiering komt aan de orde bij de uitwerking van de motie Van der Staaij. Op Prinsjesdag wordt u geïnformeerd over de financiële uitwerking hiervan. De specifiek aan deze missie gerelateerde kosten voor nazorg worden gefinancierd uit de bestaande voorziening voor nazorg in het BIV.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Naar boven