27 925
Bestrijding internationaal terrorisme

nr. 248
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 maart 2007

Overeenkomstig het verzoek van Uw kamer om regelmatig te worden geïnformeerd (uw kenmerk 06-DEF-B-062 van 4 september 2006), gaat u hierbij toe een brief met de actuele stand van zaken over Afghanistan. Hierin doen wij ook verslag van onze gezamenlijke reis naar Afghanistan (Kaboel, Kandahar en Deh Rawod) van 19 tot 21 maart 2007.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

De minister van Defensie,

E. van Middelkoop

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A. G. Koenders

Ons bezoek aan Afghanistan

Onze gezamenlijke reis van 19–21 maart naar Afghanistan had het karakter van een kennismakingsbezoek. Voorop staat dat het nieuwe kabinet achter de militaire missie en de wederopbouwactiviteiten staat en de professionele inzet van alle betrokkenen hooglijk waardeert. De gezamenlijke reis gaf expliciet uitdrukking aan het belang dat de Nederlandse regering hecht aan een geïntegreerd beleid en een gebalanceerde benadering ten aanzien van Afghanistan gebaseerd op de zogenaamde 3 D’s (diplomacy, defense, development). Onder moeilijke omstandigheden en in een risicovolle omgeving wordt een prestatie van formaat geleverd. De missie is acht maanden geleden van start gegaan en loopt tot 1 augustus 2008. Afghanistan is tevens partnerland voor Nederlandse ontwikkelingssamenwerking hetgeen een committering inhoudt tot in elk geval 2009. Of en, zo ja, hoe Nederland daarna blijft bijdragen aan ISAF zal door de Ministerraad in de zomer worden besloten. Uw kamer zal daarover worden geïnformeerd. Het kennismakingsbezoek aan Afghanistan en de vele constructieve gesprekken met president Karzai en leden van zijn regering, evenals met NGO’s, mensenrechtenorganisaties, ISAF-vertegenwoordigers, Nederlandse militairen en anderen, hebben ons inzicht gegeven in de complexiteit van de situatie en de noodzaak van langjarige betrokkenheid van de wereldgemeenschap bij de wederopbouw van Afghanistan. Afghanistan is een van de armste landen in de wereld en kent een langdurige recente geschiedenis van ernstig conflict. De Afghaanse bevolking verdient een toekomst in vrede, veiligheid en democratie terwijl ook de wereld belang heeft bij een stabiel Afghanistan dat goede relaties onderhoudt met de buurlanden. Afghanistan kan rekenen op voortgezette Nederlandse betrokkenheid om dit te verwezenlijken. Nederland is in Afghanistan op de goede weg, en de eerste resultaten in Uruzgan worden zichtbaar. Ondanks de vele uitdagingen (armoede, lage capaciteit centrale en provinciale overheid, veiligheid) is er bij partners en de Afghaanse overheid lof voor onze geïntegreerde aanpak en de wijze waarop hieraan uitvoering wordt gegeven. Dit was de eerste keer dat een belangrijke troepenleverende donor met drie ministers een gezamenlijk bezoek aan Kaboel en het operatiegebied heeft gebracht. Hiermee onderstreepten wij het belang van een geïntegreerde benadering (diplomacy, defense, development). Door eensgezind en gelijktijdig op deze drie sporen te werken, versterken wij de invloed van ons handelen.

Amnestieregeling en mediawetgeving

Op 31 januari jl. nam het Afghaanse Lagerhuis een ontwerp-resolutie aan inzake amnestie voor alle bij de burgeroorlog betrokkenen (het zogeheten National Reconciliation Charter). Op 20 februari jl. ging ook het Afghaanse Hogerhuis akkoord. President Karzai verwees deze versie met wijzigingen terug naar het Lagerhuis, na intensieve consultaties met jihadi-leiders en het Afghaanse maatschappelijk middenveld en veel kritiek van de internationale gemeenschap. Op 10 maart jl. nam het Lagerhuis een bijgestelde versie van de amnestieregeling aan. De bijgestelde resolutie ligt nu ter tekening voor bij president Karzai.

De amnestieregeling is mede onder druk van de internationale gemeenschap bijgesteld. In de huidige versie is een aantal zeer omstreden artikelen weggelaten: ondermeer over de beperking van de persvrijheid, over de mogelijkheid van herziening door het parlement van verantwoordelijkheden op basis van internationale verdragen en een negatieve appreciatie van een kritisch rapport van Human Rights Watch. De aangepaste regeling geeft individuen voorts (expliciet) het recht om oorlogsmisdadigers aan te klagen. Daar staat tegenover dat onduidelijk is of de staat ex officio oorlogsmisdadigers kan vervolgen (voor systematische en wijdverspreide oorlogsmisdaden). In onze gesprekken met vertegenwoordigers van mensenrechtenorganisaties, waaronder de Afghaanse Onafhankelijke Mensenrechtencommissie (AIHRC), is uitgebreid aandacht besteed aan de bij deze organisaties levende zorgen over de mensenrechtensituatie in het algemeen en de genoemde ontwerp-regeling in het bijzonder, alsmede aan de kritische vragen die daarover ook bij Nederland leven. De mensenrechtenorganisaties benadrukten voorts het belang van hettransitional justice proces, dat mede door Nederland is gesteund, en het bestaande verzoeningsprogramma zoals opgenomen in het Afghanistan compact.

Het Afghaanse Lagerhuis moet binnenkort tevens een nieuwe mediawet behandelen. Het wetsvoorstel voorziet in een raamwerk voor de bescherming van de mediavrijheid en het instellen van een publieke zender. De Afghaanse parlementaire commissie voor Religieuze en Culturele Zaken heeft verschillende amendementen ingediend, waardoor journalisten meer risico lopen vervolgd te worden en de onafhankelijkheid van publieke radio en tv-zenders onzeker wordt. Het wetsvoorstel moet nog in een aantal parlementaire commissies worden behandeld.

In het gesprek met president Karzai waar door ons zowel «goed bestuur» in brede zin, als ook de amnestieregeling en de concept-mediawet kritisch aan de orde zijn gesteld, gaf de president met stelligheid aan dat de Afghaanse Staat zijn verantwoordelijkheid in deze niet zou ontlopen.

Nederlandse zorgen over de mogelijke gevolgen van de amnestieresolutie en de ontwerp-mediawet zijn ook in EU-verband bij president Karzai en zijn ministers meermalen aan de orde gesteld, waarbij werd aangedrongen op verwerping of aanpassing van de regelingen. Daarnaast heeft Nederland zijn zorgen geuit tijdens het bezoek van de voorzitter van het Afghaanse Lagerhuis Qanooni aan Den Haag op 14 maart jl. Nederland zal beide kwesties nauwlettend blijven volgen en er zowel in bilaterale contacten als in internationaal verband aandacht voor blijven vragen.

Uruzgan

Ofschoon de samenwerking tussen Nederland en de gouverneur van de provincie Uruzgan, Munib, goed en productief verloopt, staat het bestuurlijk apparaat in Uruzgan onder spanning. Recent heeft gouverneur Munib herhaaldelijk met president Karzai openhartig gesproken over een aantal vraagstukken die zijn functioneren bemoeilijken. Het ontbreken van operationele fondsen voor de gouverneur beperkt zijn handelend vermogen. Ook het nieuwe salarissysteem voor de Afghan National Auxiliary Police (hulppolitie, ANAP) en de reguliere politie (Afghan National Police, ANP) zorgt voor onvrede bij de politiemacht. Nederland heeft deze kwesties aangekaart en aangedrongen op creatieve en effectieve oplossingen. Vertrouwen in de overheid begint bij benoemingen van capabele bestuurders en transparantie van beleid. In de Afghaanse context, waarin de geloofwaardigheid van het Afghaanse overheidsbestuur zo ter discussie staat, vergt dit de grootst mogelijke aandacht.

De politie in Uruzgan wordt niet altijd naar behoren geleid. Er zijn daarom veranderingen in de leiding op komst. Op dit moment consulteren Munib en president Karzai verschillende kandidaten. Het benoemingenbeleid is een Afghaanse aangelegenheid, doch wij hebben aan president Karzai gezegd dat benoemingen binnen de vigerende rechtmatigheidprocedures dienen te passen en dat de president er bij gebaat kan zijn om zijn internationale partners, waaronder Nederland, te consulteren inzake benoemingen. Nederland zal een eventuele nieuwe politiecommandant beoordelen op zijn beleid en zijn daden.

In ons gesprek op 21 maart jl. heeft president Karzai zijn volle steun voor de gouverneur uitgesproken en toegezegd versneld te zullen werken aan oplossingen voor het tijdig betalen van politiesalarissen in Zuid-Afghanistan waarbij Nederland uitdrukkelijk zou worden betrokken. Ook de gouverneur heeft tegenover ons gezegd zich te zullen blijven committeren aan de wederopbouw van Uruzgan.

Relaties Pakistan-Afghanistan

Om de stabiliteit in beide landen in het algemeen en de grensregio in het bijzonder te verbeteren is het noodzakelijk dat Afghanistan en Pakistan in nauw contact staan. Eind 2006 kondigden beide landen aan bijeenkomsten te zullen organiseren tussen stamoudsten (jirga’s) aan weerszijde van de grens om grensoverschrijdende vraagstukken beter bespreekbaar te maken. Na een moeizaam begin lijkt er nu positieve beweging te zijn in dit proces, al bleek uit onze gesprekken dat er nog veel wantrouwen bestaat in de relatie. Half maart heeft in Islamabad de eerste ontmoeting plaatsgevonden tussen de Afghaanse en Pakistaanse voorbereidende commissies. Een tweede ontmoeting staat gepland voor april 2007 in Kaboel. President Karzai bevestigde in ons gesprek er aan te willen blijven werken de betrekkingen met Pakistan te verbeteren. Intussen wees hij erop dat nog steeds haarden van islamitisch radicalisme in Pakistan bestaan. Ook Nederland blijft bezorgd over de aanwezigheid van terroristische cellen in Pakistan en de gevolgen daarvan in Afghanistan.

Vluchtelingen

Een deel van de spanningen in de Afghaans-Pakistaanse betrekkingen vindt zijn oorsprong in de circa 2,4 miljoen Afghaanse vluchtelingen/migranten die nog altijd in Pakistan verblijven. Een groot gedeelte van de huidige vluchtelingenbevolking, circa 80%, verblijft al enkele decennia in Pakistan of is daar geboren. Deze groep heeft volgens inschatting van VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR weinig behoefte aan terugkeer, ook omdat een deel inmiddels over Pakistaanse identiteitspapieren beschikt. De provincies waar deze mensen oorspronkelijk vandaan komen zijn de meest onveilige provincies in Afghanistan. Gebrek aan huisvesting, economisch perspectief en veiligheid in Afghanistan worden genoemd als belangrijkste redenen om niet terug te willen keren.

Pakistan heeft in december 2006 aangekondigd vier vluchtelingenkampen in 2007 te zullen sluiten. In deze kampen verblijven in totaal circa 250 000 vluchtelingen. Sluiting van deze kampen was al eerder (in 2004) aangekondigd maar is tot op heden nog niet uitgevoerd. De financiële tegemoetkoming aan Afghaanse vluchtelingen, wanneer zij naar hun geboorteland terugkeren, is recent verhoogd naar $ 100. Het is de vraag of deze verhoging daadwerkelijk zal leiden tot terugkeer naar Afghanistan. UNHCR verwacht de komende maanden een beter beeld te krijgen over de trend in terugkeer.

UNHCR voert al jaren programma’s uit in Pakistan en Afghanistan die zijn gericht op vrijwillige terugkeer van Afghaanse vluchtelingen naar Afghanistan. UNHCR zal geen medewerking kunnen verlenen aan niet-vrijwillige terugkeer. Via een tripartiete overeenkomst heeft Pakistan zich vooralsnog gecommitteerd aan vrijwillige terugkeer. Gedwongen terugkeer dient te worden voorkomen. Hier is een rol weggelegd voor het tripartiete overleg tussen Afghanistan, Pakistan en de UNHCR.

Nederland is de afgelopen jaren een grote donor geweest van UNHCR in Afghanistan. In de periode 2001–2006 heeft Nederland in totaal € 31 miljoen bijgedragen. In 2007 zal Nederland vooralsnog € 2 miljoen bijdragen. Nederland draagt op deze wijze bij aan de financiële assistentie bij terugkeer, die Afghaanse vluchtelingen in Pakistan van UNHCR ontvangen, én aan de opvang en hervestiging van Afghaanse vluchtelingen in Afghanistan.

Humanitaire situatie in Zuid-Afghanistan

Volgens het coördinerende orgaan van de VN inzake humanitaire hulp (OCHA) is de situatie van ontheemden in Zuid-Afghanistan vooralsnog beheersbaar, doch het verzamelen van gegevens en het plannen van humanitaire hulp blijft voor veel gespecialiseerde organisaties moeilijk, mede door de veiligheidssituatie. Nederland stuurt dan ook aan op frequentere informatie-uitwisseling tussen ISAF en hulporganisaties. Bij militaire operaties is het essentieel dat proportioneel wordt opgetreden en te allen tijde het internationaal recht wordt gehandhaafd. Allen dan kunnen de hearts and mindsvan de bevolking worden gewonnen en is er kans op effectieve opbouwactiviteiten.

Eind 2006 heeft Navo op initiatief van Nederland een fonds opgericht voor noodhulp onmiddellijk na een militaire operatie. Een aantal Navo-partners heeft hiervoor, net als Nederland, geld beschikbaar gesteld. De opzet van het fonds is in overeenstemming met richtlijnen van de VN inzake «het gebruik van militaire middelen om humanitaire activiteiten van de VN te ondersteunen in complexe noodsituaties». Zodra de omstandigheden dat toelaten wordt deze vorm van humanitaire hulp overgedragen aan civiele actoren.

Op 19 en 20 maart jl. zijn Nederlandse militairen de bevolking nabij Deh Rawod te hulp gekomen toen de rivier de Helmand buiten haar oevers trad. Enkele pelotons militairen en helikopters van de Task Force Uruzgan (TFU) verleenden eerste hulp, in nauwe coördinatie met RC/South en de Afghaanse autoriteiten. Zij brachten naar schatting circa 600 bewoners in veiligheid en verstrekten dekens en voedselpakketten. De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft 100 000 euro noodhulp toegezegd voor de slachtoffers van de overstroming. De helft van het geld gaat naar de Rode Halve Maan (het Afghaanse «Rode Kruis»), de andere helft gaat naar de regionale noodhulporganisatie van de provincie Uruzgan. President Karzai en gouverneur Munib hebben hun erkentelijkheid uitgesproken voor de snelle en effectieve Nederlandse inzet.

Detentie

Het concept-Afghaanse detentiebeleid zoals beschreven in de brief van 21 juli 2006 (Kamerstuk 27 925, 221) is nog niet door President Karzai vastgesteld.

Het ICRC kan zich vinden in het Afghaanse juridische ontwerp voor detentie, mits de Afghaanse autoriteiten ook de noodtoestand uitroepen voor Zuid-Afghanistan. Tegen dat laatste heeft president Karzai om politieke redenen evenwel bezwaar. Ook het Afghaanse parlement zou zich verzetten tegen het uitroepen van de noodtoestand. Dit is er mede de oorzaak van dat president Karzai het juridisch ontwerp nog niet heeft goedgekeurd.

In afwachting van goedkeuring van de voorliggende Afghaanse concept-regeling inzake detentie is de juridische basis voor detentie een regeling uit 1987. Deze voorziet in een rol voor de Afghaanse nationale veiligheidsdienst, de National Department of Security (NDS).

In totaal heeft Nederland acht gevangenen overgedragen aan de NDS. Vijf daarvan zijn in november tien dagen na hun overdracht weer op vrije voeten gesteld, nadat bleek dat hen niets ten laste kon worden gelegd.

Op 31 januari 2007 werden drie mannen in Tarin Kowt vastgehouden wegens wapenbezit en zijn zij op 4 februari jl. in Kaboel overgedragen aan de NDS. De garantie die de Afghaanse autoriteiten aan Nederland hebben gegeven in het Memorandum of Understanding inzake detentie werden bij die gelegenheid nogmaals herbevestigd. Ook werden de Afghaanse onafhankelijke mensenrechtencommissie (AIHRC) en het ICRC op de hoogte gesteld. Op 2 maart jl. heeft de ambassadeur in Kaboel deze drie gevangenen bezocht. Zij maakten het naar omstandigheden goed.

Veiligheidssituatie Uruzgan

Het zwaartepunt van de Talibanactiviteit lag de afgelopen maanden in de provincies Helmand en Kandahar. In combinatie met het optreden van ISAF en gouverneur Munib zijn in Uruzgan enige vorderingen gemaakt op het gebied van bestuur en veiligheid. In december 2006 en de eerste maanden van 2007 werd in de provincie Uruzgan wel een stijgend aantal gewelddadige incidenten tegen ISAF en Afghaans veiligheidspersoneel waargenomen, voornamelijk buiten de «inktvlekken», in het centrale en noordwestelijke deel van de provincie. Rekening wordt gehouden met de mogelijkheid dat de Taliban in het voorjaar de activiteiten in Centraal-Uruzgan verder zal opvoeren. Ook het aantal aanslagen met IED’s, al dan niet in de vorm van zelfmoordaanslagen, zal mogelijk toenemen. Uit contacten met de commandant van ISAF, generaal McNeill, en met generaal Van Loon (commandant RC(S)) kwam naar voren dat ISAF operaties zal blijven voeren om de Taliban te storen in zijn activiteiten en zodoende de veiligheid in een groot aantal districten te verbeteren.

Voortgang Task Force Uruzgan (TFU)

Binnen de inktvlek (de gebieden rondom Deh Rawod en Tarin Kowt) kan de TFU relatief ongehinderd zijn opbouwwerkzaamheden uitvoeren en wordt voortgang geboekt. Dagelijks worden meerdere patrouilles uitgevoerd en wordt contact onderhouden met de bevolking. De Australische Reconstructie Task Force (ARTF) en de missieteams van het Provinciaal Reconstructie Team (PRT) voeren voortdurend CIMIC- en herstelwerkzaamheden uit. Gesteld kan worden dat de inktvlekken rondom de oorden Tarin Kowt en Deh Rawod inmiddels naar verwachting zijn geëffectueerd. Waakzaamheid blijft echter geboden. Continue inspanning is nodig om de veiligheid waar mogelijk voor langere tijd te kunnen verbeteren, vooral tegen de dreiging van asymmetrisch geweld. Naarmate de Taliban meer onder druk komen, zal sneller naar IED’s (bermbommen) en het zelfmoordwapen worden gegrepen met alle risico’s van dien voor onze militairen, de Afghaanse veiligheidstroepen en de Afghaanse burgerbevolking. Door de afwezigheid van voldoende Afghaanse veiligheidstroepen hangt de veiligheid voor het overgrote deel af van de patrouilles van de TFU, hetgeen een zware belasting betekent. Aan de randen van de inktvlek stuit de TFU regelmatig op verzet. In deze gebieden, heeft de TFU samen met de Afghaanse politie en legereenheden een aantal patrouillebases ingericht, waaronder patrouillebasis Poentjak, van waaruit de route naar de Baluchi-pas wordt gecontroleerd, ten noorden van Tarin Kowt. De Taliban hebben de patrouillebasis verschillende malen beschoten. Deze beschietingen troffen niet alleen de basis. Ook verschillende ANP en ANAP-posten in de directe omgeving van Poentjak zijn aangevallen.

Ook worden op de route tussen Tarin Kowt en Poentjak geregeld aanslagen gepleegd met explosieven. Hierbij zijn Nederlandse en ANA-militairen gewond geraakt. Ook is één ANA-militair gedood.

Op donderdag 22 maart hebben Nederlandse Apaches steun verleend aan een Afghaanse politiepost die door de Taliban werd belaagd. Hierbij zijn vermoedelijk ook tribale strijders gesneuveld en anderen gewond geraakt die, naar achteraf bleek, de zijde van de Afghaanse politie hadden gekozen. Naar de toedracht en omstandigheden van dit incident wordt een nader onderzoek verricht.

Operatie Achilles

Aan de ISAF Operatie Achilles nemen ongeveer 4 800 ISAF-troepen en 1 800 troepen van de Afghan National Security Forces (ANSF, leger en politie) deel. Het doel van de Operatie Achilles, die zich voornamelijk in de Sangin-vallei in de provincie Helmand afspeelt, is het initiatief te behouden en de Taliban onder druk te zetten. Daarnaast worden voorwaarden geschapen voor de verder vergroten van het hydroelektrisch vermogen van de Kajakidam in Helmand door USAID. Tot slot wordt met deze operatie de narcoticageldstroom van de Taliban in de Sangin-vallei aangepakt.

Nederlandse en Afghaanse eenheden houden, naast hun normale werkzaamheden, in het kader van Operatie Achilles sinds 9 maart jl. toezicht op het grensverkeer tussen de provincies Helmand en Uruzgan met patrouilles. Dit toezicht moet er in deze regio toe leiden dat de Taliban in hun bewegingsvrijheid worden beperkt.

Naast deze ondersteunende operatie vanuit de provincie Uruzgan, levert Nederland ook directe steun aan Operatie Achilles in Helmand, zoals dat ook bij Operatie Medusa en Operatie Baaz Tsuka het geval was. In de brief van 1 september 2006 (kamerstuk 27 925 nr 226) heeft de regering toegezegd de Tweede Kamer periodiek te zullen informeren over deze incidentele steunverlening. Er zijn een Nederlands Force Protection-detachement, een Tactical Psyops Team en een CIMIC-team toegevoegd aan een ISAF-bataljon dat in Helmand opereert. De Nederlandse luchtmobiele reservecompagnie van Regional Command South (RC(S)) is in de afgelopen periode ingezet in de regio van Panjwai (in de provincie Kandahar), waar operatie Baaz Tsuka, waarover wij u eerder berichtten (Kamerstuk 27 925 nr 242) wordt uitgevoerd, ter ondersteuning van de daar aanwezige Canadese taakgroep. Zij voerde daar gezamenlijke patrouilles en trainingen uit met het Afghaanse leger. Tijdens deze patrouillegang werd een wapenopslagplaats van de Taliban gevonden en ontruimd. De reservecompagnie is inmiddels weer teruggekeerd naar Kandahar-stad en wordt momenteel ingezet in Helmand in het kader van Operatie Achilles. Ook wordt ondersteuning geleverd bij het informeren van de bevolking over de ISAF-operatie.

Daarnaast zijn Nederlandse F-16’s, Cougar transporthelikopters en Apache gevechtshelikopters gereed om te worden ingezet. Nederlandse F-16’s leverden tot nu toe een aantal keer luchtsteun in de provincie Helmand aan ISAF-eenheden die door de Taliban werden aangevallen. Bij de inzet van de F-16’s zijn lasergeleide bommen en het boordkanon ingezet. Generaal Van Loon, die de operatie leidt, hanteert hierbij strikte richtlijnen om burgerslachtoffers zoveel als mogelijk te vermijden. Ook de Nederlandse Apaches kwamen tijdens deze operatie in actie.

Bijdragen partners aan ISAF

Er zijn op dit moment circa 33 000 ISAF-militairen in Afghanistan ontplooid, uit 37 landen. Nederland is in aantal militairen de zesde troepencontribuant (na de VS, het VK, Canada, Duitsland en Italië), en levert daarnaast belangrijke «critical enabler» zoals gevechtshelikopters en -vliegtuigen.

Recent hebben meerdere ISAF-partners besloten hun bijdragen aan ISAF te vergroten. Vanaf mei 2007 zal het VK 1400 militairen extra ontplooien in vooral Helmand. Met deze bijdrage vult het VK het uitstaande verzoek van SACEUR om een extra manoeuvre bataljon. Naast infanterie-eenheden bestaat deze bijdrage ook uit vier Harrier gevechtsvliegtuigen, een C-130 transportvliegtuig en vier transporthelikopters. Het totale aantal Britse militairen in het Zuiden komt daarmee op 7700. De Theater Task Force, een ISAF-reservebataljon dat onderdeel is van de behoeftestelling van SACEUR, wordt op dit moment gevuld door een additioneel Amerikaanse bataljon, dat ook wordt ingezet voor operatie Achilles.

Australië voert thans een verkenning uit ter voorbereiding op het mogelijk inbrengen van extra grondtroepen in Zuid Afghanistan. Hierover vindt overleg plaats met Nederland. Berichtgeving over de uitkomsten van deze verkenningsmissie zal geschieden door de Australische Regering.

De Duitse regering heeft toegezegd zes Tornado verkenningsvliegtuigen te ontplooien naar Kabul. Deze vliegtuigen zijn beschikbaar voor geheel Afghanistan.

Tenslotte heeft het Italiaanse parlement ingestemd met de verlenging van de Italiaanse missie in West-Afghanistan, stuurt Slowakije een eenheid genisten naar Kandahar, heeft Polen de ontplooiing van 1200 man in Oost-Afghanistan bijna voltooid, zullen Bulgarije en Letland hun bijdragen in het Zuiden uitbreiden en heeft Nieuw-Zeeland besloten zijn PRT in de provincie Bamyan te continueren tot 2009.

F-16’s en Apache

Op dit moment opereert een detachement met zes Apache’s vanaf Tarin Kowt. De vrijwel onafgebroken inzet gedurende de laatste jaren vormt een zware belasting voor de Apache-eenheid. Een aanhoudend hoge uitzenddruk zal de personeelsproblematiek verder vergroten. Om op langere termijn te kunnen voorzien in het voortzettingsvermogen is besloten om medio april 2007 het aantal Apaches met twee terug te brengen. Om de terugval van Apache capaciteit te compenseren, zullen bovendien vanaf medio april twee extra F-16’s in Nederland op drie weken waarschuwingstijd worden gezet en zonodig worden ingevlogen.

Transporthelikopters

Op dit moment opereert een detachement met vijf Cougar transporthelikopters vanaf Kandahar Airfield. Per 1 mei 2007 zullen de taken van de Cougars worden overgenomen door drie Chinook transporthelikopters.

De VS zijn voornemens de helikopter-overbruggingscapaciteit te Kandahar, bestaande uit vierentwintig transporthelikopters en zes Apaches, per 1 augustus 2007 terug te trekken in verband met de verhoogde inzet van Amerikaanse troepen in Irak. Dit zal consequenties hebben voor de taakuitvoering van RC(S). Vooralsnog is geen alternatief beschikbaar.

Helikoptercapaciteit blijft een knelpunt voor ISAF.

Afghan National Army

De VS hebben hun financiële en trainingsinspanningen in het kader van het opleiden van het ANA voor 2007 aanzienlijk verhoogd. Het streven is om alle geplande 70 000 ANA-militairen eind 2008 te hebben opgeleid. De Navo draagt hieraan bij door het doneren van materiaal. De ANA kampt met rekruteringsproblemen daar het zware beslag dat op deze militairen wordt gelegd. Via een rotatiesysteem zal worden getracht de ANA-militairen meer gebalanceerd in te zetten, waardoor de uitstroom kan worden beperkt. De aantallen ANA-militairen in Uruzgan zijn de afgelopen periode constant gebleven (circa 300). Bij minister Wardak is tijdens het afgelopen bezoek wederom aandacht gevraagd voor de eerder gedane toezeggingen. Een spoedige toename tot het initieel toegezegde aantal van 1200 mag niet worden verwacht. Als gevolg hiervan heeft de TFU de snelheid waarmee de «inktvlek» werd vergroot, moeten aanpassen. De ANA zorgt immers voor de veiligheid binnen de inktvlek. Overigens betekent dit niet dat de uitbreiding van de inktvlek tot stilstand is gekomen. Alleen de snelheid heeft Nederland moeten bijstellen. Inmiddels hebben Nederlandse begeleidingsteams de begeleiding en training van de ANA in het Zuiden van Uruzgan overgenomen van de VS.

Afghan National Police (ANP)

De landelijk geplande 82 000 politiemensen zijn nog niet aanwezig. Een basisinfrastructuur is opgezet en er is enige politiepresentie in het grootste deel van het land. Deze aanwezigheid is echter wat betreft kwantiteit en kwaliteit onvoldoende voor een effectieve bijdrage aan stabiliteit, ordehandhaving of veiligheid. Er heerst ook een algemeen wantrouwen tegenover de ANP. Machtsmisbruik en corruptie zijn wijdverbreid. Ook het analfabetisme, geschat op 60–70%, de povere uitrusting en een gebrek aan faciliteiten dragen bij tot een beperkt publiek vertrouwen in de ANP en daarmee in de Afghaanse overheid. Verbetering van de ANP wordt door de VN, de EU en ISAF als belangrijkste uitdaging voor de komende periode gezien.

Door de veiligheidssituatie in het zuiden en het tekort aan ANA-militairen (ANA) wordt de ANP in Uruzgan momenteel ingezet als paramilitaire eenheid. De ANP beschikt echter niet over de noodzakelijke aantallen manschappen (in Uruzgan slechts ongeveer 100) en opleiding voor deze taak.

Om op korte termijn het nijpende personeelstekort binnen de ANP op te lossen, is in augustus 2006 de Afghaanse Hulppolitie (Afghan National Auxiliary Police, ANAP) opgericht. De ANAP is geen separate organisatie, maar is onderdeel van de reguliere ANP. Door de Afghaanse overheid zijn ongeveer 1000 manschappen voorzien voor Uruzgan. Met de vorming van de ANAP wordt ook getracht de bestaande milities in Uruzgan, die vaak door districtsgouverneurs werden gefinancierd, om te vormen tot eenheden die binnen de kaders van het reguliere openbare bestuur kunnen optreden.

De ANAP bemant vooral patrouillebases en checkpoints. Daarmee wordt een verhoogde aanwezigheid van veiligheidstroepen zowel binnen als buiten de Afghan Development Zones (ADZ) gerealiseerd. ANAP-rekruten krijgen een korte opleiding (tweeweekse militaire- en basispolitieopleiding). Eenmaal aangesteld, komen deze politiemannen binnen de bestaande regionale ANP-structuur onder bevel te staan van het ministerie van Binnenlandse Zaken en krijgen een jaarcontract. Zij kunnen het contract tweemaal voor één jaar verlengen. Daarna kunnen ze eventueel doorstromen naar de (reguliere) ANP. Inmiddels hebben in Uruzgan ruim 650 ANAP-rekruten hun eerste training gehad.

De salarissen voor de ANAP en ANP worden (mede) betaald uit het Law and Order Trust Fund Afghanistan (LOTFA). In 2006 droeg Nederland € 10 miljoen bij aan LOTFA en is voornemens om in 2007 wederom € 10 miljoen bij te dragen aan dit Afghanistan-brede fonds, waarbij ook zal worden gekeken naar mogelijkheden om tijdige betalingen in het Zuiden te verzekeren.

De Afghan Highway Police van Uruzgan is inmiddels overgaan in een nieuwe organisatie: de Kandak Amniante Uruzgan (KAU). Deze eenheid van kolonel Matiullah valt niet onder Provinciaal Gouverneur Munib, maar rechtstreeks onder de Politiechef van de gehele zuidelijke regio. De taak voor deze eenheid is primair de beveiliging van de route tussen Kandahar en Tarin Kowt.

Steun aan Veiligheidshervormingen

Nederland heeft, in samenspraak met de Afghaanse autoriteiten, projecten ontwikkeld om de veiligheidssector in Uruzgan te verbeteren. Deze projecten worden gefinancierd uit het Stabiliteitsfonds. Eind 2006 is reeds $ 1.9 miljoen ter beschikking gesteld voor basisuitrusting voor het leger (ANA) en de politie (ANP).

Begin 2007 heeft Nederland daarenboven besloten bijdragen te leveren aan de basis (veiligheids)infrastructuur in Uruzgan, ondermeer via bouw van verschillende politie check points, een rechtbank en de oprichting van een provinciale politieschool, een provinciaal hoofdkwartier, renovatie van een gevangenisgebouw, districts-hoofdkwartieren en een logistiek centrum. De totale kosten van dit infrastructurele pakket bedragen $ 2.7 miljoen.

Voorts zal Nederland de ANP assisteren bij het opzetten van een Snelle Reactie Eenheid, door vervoersmiddelen en uitrusting ter beschikking te stellen (geschatte waarde $ 725 000).

EVDB-missie

Uw kamer werd eerder al geïnformeerd over het voornemen van de EU om een EVDB-politiemissie in Afghanistan op te zetten die in het hele land mentoren en trainers zal inzetten (Kamerstuk 21 501–02 nr 734 van 22 februari jl.). Het concept van de operatie wordt nu uitgewerkt, in overleg tussen de lidstaten en de Europese Commissie. Derde landen als Canada en Australië hebben interesse getoond in een bijdrage. Er wordt naar gestreefd de EVDB-missie in de zomer van 2007 te ontplooien met tenminste 160 trainers en mentoren. Nederland overweegt een bijdrage van circa tien leden van de Koninklijke marechaussee aan de missie. De Kamer zal zodra mogelijk hierover nader worden geïnformeerd.

Nederland is van meet af aan een groot voorstander geweest van deze missie. De EU-activiteiten zijn complementair aan de inspanningen van ISAF en de VN.

Personeelsaantallen

In de voortgangsbrief van 20 oktober 2006 (Kamerstuk 27 925 nr 237) heeft de Regering aan de Tweede Kamer gemeld dat zich circa 1540 militairen in het Zuiden van Afghanistan zullen bevinden, en circa 1740 tijdens de lead nation-periode. Daarnaast is gemeld (Kamerstuk 27 925 nr 242) dat op het Hoofdkwartier van ISAF in Kabul additioneel circa 40 Nederlandse militairen werkzaam zijn. In antwoord op kamervragen van de leden Van Bommel (kenmerk 2050617670) en Eijsink (kenmerk 2060707900) hebben wij gezegd dat zich grotere aantallen militairen in het Zuiden van Afghanistan bevonden omdat nog militairen van de Deployment Task Force in Uruzgan aanwezig waren, door de vertraging in de opbouw van de kampementen. Deze circa 100 militairen zullen eind maart 2007 terugkeren naar Nederland. Enkele ontwikkelingen nopen echter tot een bijstelling van het totaal aantal militairen in Afghanistan. Buiten de 1580 respectievelijk 1780 gemelde militairen zijn tien militairen van de Koninklijke Marechaussee ingezet om de ANAP op te leiden. Deze inzet was vooraf niet voorzien, maar is essentieel voor de opleiding van Afghaanse veiligheidstroepen, die uiteindelijk de taken van ISAF moeten overnemen. Daarnaast zijn circa 30 militairen belast met de persoonsbeveiliging van Nederlands sleutelpersoneel, waaronder van het ministerie van Buitenlandse Zaken dat werkzaam is in Kabul, Kandahar en Tarin Kowt. Ook zal Nederland vanaf 1 augustus 2007 een evenredige additionele bijdrage van circa 20 militairen moeten leveren aan de overname door de Navo van de VS van het vliegveld in Kandahar. Tijdens de Britse lead nation-periode (vanaf 1 mei 2007) zal Nederland circa 15 militairen extra leveren voor het regionale hoofdkwartier. Deze grotere evenredige bijdrage vloeit voort uit de grotere aantallen militairen in geheel Zuid-Afghanistan, waardoor het hoofdkwartier meer mankracht behoeft. Al deze ontwikkelingen leiden tot een bijstelling van het totaal aantal militairen in Afghanistan met 75 militairen tot circa 1655 na de lead nation-periode.

Financiën

Op basis van de huidige stand van zaken bedragen de totale additionele uitgaven voor de inzet van militaire eenheden en middelen ten behoeve van ISAF Stage III in Zuid-Afghanistan, inclusief de inzet van F-16 gevechtsvliegtuigen, tussen de € 550 en 580 miljoen. Dit betekent ten opzichte van eerdere ramingen (Kamerstuk 27 925, nr. 237 van 20 oktober 2006) een stijging van de additionele uitgaven met € 40 miljoen. Deze stijging wordt onder andere veroorzaakt door grotere inzet van militairen in het operatiegebied dan initieel was geraamd. Daarnaast worden meer transportmiddelen ingehuurd dan vooraf was voorzien. Door de grotere inzet van militairen stijgen vooral de additionele uitgaven voor voeding en VVHO-toelage (regeling Voorzieningen bij Vredes- en Humanitaire Operaties).

De totale additionele uitgaven komen ten laste van de structurele voorziening «uitvoeren crisisbeheersingsoperaties» van de Homogene Groep Internationale Samenwerking op de begroting van Defensie. Het totale budgettaire beslag van de operatie zal worden verwerkt bij de besluitvorming over de Voorjaarsnota 2007.

CIMIC

CIMIC-personeel maakt deel uit van het PRT. Het vormt vaak het meest zichtbare contact dat de lokale bevolking heeft met de TFU. Om ook contact te kunnen leggen met Afghaanse vrouwen, maken vrouwelijke (CIMIC)-militairen regelmatig deel uit van de missieteams. CIMIC-personeel is daarmee een essentiële schakel tussen de militaire inzet en de bevolking van Uruzgan. CIMIC-projecten zijn een belangrijk instrument om aan te tonen dat ISAF in staat is snel iets te doen voor de bevolking. Sinds het begin van de missie zijn meer dan 150 CIMIC-projecten gestart. Een belangrijk gedeelte daarvan (meer dan 60) is inmiddels voltooid. Deze projecten worden in nauwe samenspraak met de bevolking ontwikkeld en uitgevoerd. Recent zijn veel nieuwe projecten gestart op het gebied van irrigatie en drinkwater. Ook worden op diverse plaatsen kleinschalige waterkrachtcentrales aangelegd of gerepareerd. Op 8 maart is de viering van de internationale vrouwendag in Tarin Kowt ondersteund. Voor 2007 zijn reeds CIMIC-projecten geïdentificeerd voor irrigatiekanalen, waterputten, kleine waterkrachtcentrales, het opknappen van scholen en overheidsgebouwen en het planten van amandelbomen. Uit OS-middelen is vanaf april 2006 € 1 miljoen beschikbaar gesteld voor CIMIC-activiteiten in Uruzgan.

IDEA

Ter ondersteuning van de economische activiteiten wordt op korte termijn een IDEA (Integrated Development Entrepreneurial Activities)-adviseur ingezet. Hij zal een plan ontwikkelen hoe, met Nederlandse kennis, het lokale bedrijfsleven (vooral kleinbedrijf) kan worden ondersteund. Mogelijk volgen later meer adviseurs.

Australische Reconstruction Task Force

De Australische Reconstruction Task Force (ARTF) heeft grote voortgang geboekt met het opleiden van ambachtslieden. Na afronding van hun opleiding zijn zij vervolgens ingezet voor diverse projecten, waaronder de installatie van watertanks en de overkapping van moskeeën. Tenslotte wordt onder leiding van de ARTF een brug gebouwd ten Oosten van Tarin Kowt.

Ondersteuning bestuur en juridische sector

De vertegenwoordigers van provinciale ministeries in Uruzgan zijn via de Provincial Development Council intensief betrokken bij de plannen voor de ontwikkeling van de provincie. In drie werkgroepen onderverdeeld naar de productieve, sociale en veiligheidssector, spreken deze vertegenwoordigers en het PRT over ontwikkelingsplannen en de behoeften van de lokale bevolking. Op deze manier worden zij niet alleen direct betrokken bij de ontwikkeling van de provincie, maar leren zij tevens vaardigheden als agendavoering, planning en management.

Ondersteuning van de provinciale departementen is van belang om de Afghaanse autoriteiten steeds meer zelf een sturende rol te laten vervullen. Slechts enkele departementen zijn inmiddels in staat deze rol enigszins inhoud te geven. Een voorbeeld hiervan is het departement van Rehabilitatie en Rurale Ontwikkeling (MRRD). Hier werken enkele capabele ingenieurs en het departement functioneert redelijk. Het merendeel van de departementen beschikt echter over onvoldoende opgeleid personeel en functioneert daardoor onvoldoende. Deze departementen worden door ISAF ondersteund met informatie en begeleiding op het gebied van planning. Sinds kort ondersteunt een Provincial Development Team van vijf Afghanen onder leiding van gouverneur Munib de departementen. De verwachting is dat dit team een belangrijke adviserende een coördinerende rol zal gaan spelen, daarin bijgestaan door de civiele adviseurs van het PRT. Een belangrijke rol is tevens weggelegd voor de CIMIC functioneel specialisten. Deze ondersteunen met vakinhoudelijk kennis op het terrein van gezondheidszorg, irrigatie en justitiële aangelegenheden. Om een inventarisatie te maken van de juridische sector in Uruzgan is een jurist toegevoegd aan het PRT. Op basis van zijn bevindingen zal worden bezien hoe de ondersteuning van de juridische sector kan worden vormgegeven.

Gouverneur Munib vroeg in zijn gesprek met ons op 20 maart om verdere capaciteitsversterking van zijn provinciale departementen. Gebrekkige bestuurlijke capaciteit zet een forse rem op de snelheid waarmee wederopbouw invulling kan krijgen. Dit is een probleem dat heel Afghanistan raakt, maar Uruzgan in bijzondere mate. Wij zeiden toe te zullen bezien hoe en waar Nederland de capaciteit van het provinciale bestuur kan versterken en dit zo spoedig mogelijk te onderzoeken.

Wederopbouw

Wederopbouw vindt in Afghanistan en in Uruzgan plaats onder moeilijke omstandigheden. De veiligheidssituatie, de geringe absorptiecapaciteit en de staat van het Afghaanse bestuurlijke stelsel, zorgen ervoor dat duurzame ontwikkeling een proces van de lange adem is. Overeenkomstig de lijnen van het civil assessment, volgt Nederland een zorgvuldige benadering bij het realiseren van (weder)opbouw projecten. De lokale bevolking wordt intensief betrokken bij het identificeren en uitvoeren van projecten en de ambassade in Kaboel bevordert de uitvoering van nationale programma’s in Uruzgan. Het betrekken van Afghanen om «ownership» zeker te stellen, betekent dat aanpassing aan de Afghaanse wijze van optreden nodig is. Deze processen kosten veel tijd. Het is daarom zaak steeds aan verwachtingenmanagement te doen en de Nederlands èn Afghaanse bevolking te vragen niet meteen al resultaten te verwachten. Tegelijkertijd wordt voortgang geboekt op vele terreinen, zoals hieronder beschreven. Deze boodschappen hebben wij ook afgegeven tijdens onze gesprekken in Deh Rawod en in Kandahar.

QVP’s

Met lokale NGO’s zijn contracten afgesloten voor de uitvoering van zogenaamde Quick and Visible Projects (QVP’s). Bij de uitvoering wordt gebruik gemaakt van de werkkracht van de lokale bevolking via het cash for work principe en van lokale uitvoerders. Nederland heeft ondanks de moeilijke omstandigheden in 2006 een behoorlijk aantal van deze projecten ondersteund en opgestart. Eind 2006 waren ongeveer 280 kleine projecten in uitvoering of reeds afgerond, vooral in de (basis) rurale infrastructuur. Cruciaal bij deze projecten is de nauwe betrokkenheid van de lokale bevolking bij de identificatie en bij de uitvoering. Op deze manier wordt een hand uitgestoken naar die gemeenschappen die zich al geruime tijd door hun eigen regering en door de internationale gemeenschap in de steek gelaten voelen. Zij zouden een ontvankelijke voedingsbodem voor minder democratisch gezinde krachten (waaronder de Taliban) kunnen vormen, maar zijn nog te winnen voor de Afghaanse regering. Ook wordt getracht met projecten een brug te slaan over reeds lang bestaande tribale twisten en vetes. Met deze projecten zijn naar schatting meer dan 40 000 Uruzgani bereikt.

Ook in 2007 wordt voortvarend gewerkt aan het identificeren van projecten. Het aantal projecten dat tot op heden in uitvoering of reeds afgerond is, is gestegen tot ruim 300. Het aantal mensen dat hiervan profiteert overschrijdt de 40 000. Deze eerste resultaten stemmen tot een voorzichtig optimisme. Deze zogenaamde QVP’s worden gefinancierd ten laste van fondsen van Ontwikkelingssamenwerking en beheerd door de Nederlandse ambassade. Inmiddels is meer dan € 2 miljoen gecommitteerd.

NGO’s en Internationale Organisaties

Gebrek aan absorptie- en uitvoeringscapaciteit vormen in Uruzgan een belangrijke beperking. Toch lukt het steeds beter contact te krijgen met lokale niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) en blijken ook internationale NGO’s en de VN voorzichtig bereid hun mogelijkheden in Uruzgan te onderzoeken. Sinds Nederland de verantwoordelijkheid heeft genomen voor Uruzgan zijn zes Afghaanse NGO’s gesteund. Ook starten binnenkort drie Nederlandse NGO’s activiteiten in Uruzgan. Het gaat daarbij om een project, dat zich met name richt op gezondheidszorg en onderwijs. Bij de uitvoering zal nauw worden samengewerkt met lokale NGO’s. Onlangs heeft Development Alternatives International (DAI), een Amerikaanse NGO, een kantoor geopend in Tarin Kowt om activiteiten die worden gefinancierd door USAID uit te voeren.

Ten slotte heeft UNAMA aangekondigd van plan te zijn een kantoor in Tarin Kowt te openen. Tijdens zijn bezoek aan Den Haag op 1 februari 2007 heeft de SG VN, Ban Ki-Moon, daartoe de bereidheid uitgesproken, al blijft de precieze datum nog onzeker. De VN is voorzichtig bezig haar activiteiten in Zuid-Afghanistan uit te breiden. Dit zou een belangrijke ondersteuning zijn voor de Nederlandse activiteiten en voor de duurzaamheid van de ontwikkelingen in de provincie. Al met al neemt de internationale belangstelling toe voor de activiteiten in Uruzgan. Dat is bemoedigend, maar er is nog veel meer nodig.

Nationale programma’s

Van de fondsen die beschikbaar zijn gesteld voor de implementatie van nationale programma’s is $ 2,2 miljoen bestemd voor een contract met het Ministerie voor Rehabilitatie en Rurale Ontwikkeling (MRRD; National Area Based Development Programme en National Rural Access Programme) en $ 268,000 voor het basale gezondheidsprogramma via de Afghaanse NGO AHDS; tezamen dus bijna € 2 miljoen. Daarnaast zal fors worden bijgedragen aan het nationale onderwijsprogramma EQUIP, waarbij op basis van een uitgewerkt voorstel van het Afghaanse ministerie van Onderwijs de bijdrage voor besteding in Uruzgan zal worden aangegeven. Over de uitrol van deze programma’s hebben wij uitgebreid gesproken met de ministers Atmar (Onderwijs) en Zia (Landbouw)

2007

Op nationaal niveau zal Nederland, net als in 2006, in 2007 significante bijdrage leveren aan het Afghanistan Reconstruction Trust Fund (ARTF) van de Wereldbank en het Law and Order Trust Fund (LOTFA) van UNDP. Gelet op de naar omstandigheden positieve ontwikkelingen in Uruzgan kan de Nederlandse inspanning in de provincie in 2007 worden geïntensiveerd tot een niveau van € 10 miljoen. Net als in 2006 zal de Nederlandse bijdrage plaatsvinden via (CIMIC-)projecten, QVP’s en nationale programma’s in Uruzgan. De activiteiten zullen vooral gericht zijn op goed bestuur, landbouw/werkgelegenheid, strategische productieve infrastructuur, gezondheidszorg en onderwijs en voorlichting/media.

Voor de verdere besteding van het geld voor 2007 zijn de TFU, het PRT, de OS-adviseur en de ambassade plannen aan het uitwerken. Dankzij Nederlandse diplomatieke bemiddeling zal in december 2007 de wereldbefaamde tentoonstelling «Bactrisch goud» in de Nieuwe Kerk in Amsterdam te zien zijn. Daarnaast levert Nederland een grote bijdrage (€ 3 miljoen) aan de wederopbouw van de museale infrastructuur in Afghanistan.

Drugsbestrijding en rurale ontwikkeling Uruzgan

Volgens het UNODC (het VN-kantoor voor drugs- en criminaliteitsbestrijding) zal de papaveroogst in Afghanistan dit jaar wederom stijgen. Voornamelijk de zuidelijke regio’s zijn hiervoor verantwoordelijk. Met betrekking tot Uruzgan verwacht UNODC dat sprake zal zijn van een stijging met 50%. Helmand blijft veruit de provincie met de hoogste papaverproductie.

Bestrijding van drugs en de handel daarin is de verantwoordelijkheid van de Afghaanse regering. Zij heeft daartoe begin 2006 de (aangepaste) nationale drugsstrategie (NDCS) aangenomen. De strategie rust op vier prioriteiten en acht pijlers, waaronder papaververdelging, het stimuleren van alternatieve gewassen, aanpak van de drugshandel, interdictie, vraagvermindering en justitiële maatregelen om corruptie tegen te gaan. Nederland ondersteunt deze geïntegreerde strategie en acht het van belang dat aan de verschillende pijlers evenveel, en in goede volgorde («sequencing»), aandacht wordt besteed. Verdelging kan niet in isolement plaatsvinden; er moeten eerst alternatieven voor kleine boeren zijn. Tevens moet de strategie top-down zijn om effectief en geloofwaardig te zijn.

Het is van belang dat de Afghaanse regering, en zo ook het provinciale bestuur in Uruzgan, zelf verantwoordelijkheid neemt voor de concrete uitvoering van de counter-drugsstrategie. Gouverneur Munib werkt momenteel aan een plan ter bestrijding van de papaverteelt op de korte en lange termijn. Nederland zal de gouverneur daarin steunen. In dit kader is onder meer eind februari een missie van Buitenlandse Zaken, het ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Voedselkwaliteit (LNV) alsmede drie onafhankelijke experts afgereisd naar Afghanistan teneinde onderzoek te doen naar de mogelijkheden op het gebied van alternatieve inkomstenbronnen en drugsbestrijding in Afghanistan en Uruzgan in het bijzonder. De missie concludeert dat de strijd tegen papaver er één is van de lange adem (snelle zichtbare duurzame resultaten zijn niet mogelijk) en de inzet van een breed pallet aan instrumenten behoeft. De missie onderstreept voorts het belang van een geïntegreerde benadering waarbij alle elementen van de Afghaanse anti-drugsstrategie in goede volgorde moeten worden geïmplementeerd.

De missie beveelt aan de inspanningen met name te richten op algemene rurale ontwikkeling en ontwikkeling van de landbouw. De missie ziet mogelijkheden voor het opzetten van coöperaties van boeren en marktketens voor landbouwproducten. Hieraan zal op korte termijn in overleg met het Nederlandse ministerie van LNV nadere invulling worden gegeven. Concrete activiteiten in Uruzgan moeten gericht worden op de districten Tarin Kowt, Deh Rawood en Chora. Ook binnen de andere pijlers van de Afghaanse drugsstrategie zal Nederland activiteiten ondernemen.

Inmiddels zijn langs de lijnen van de geïntegreerde strategie reeds een aantal concrete activiteiten geïdentificeerd. Uit het Stabiliteitsfonds zal $ 1,3 miljoen ter beschikking worden gesteld aan UNODC voor de bouw van een kantoor in Tarin Kowt voor de Counter Narcotics Police Afghanistan (CNPA). In de EVDB politiemissie zal bovendien aandacht worden besteed aan het opnemen van het thema drugsbestrijding in het trainingsprogramma voor de Afghaanse politiediensten. Verder zal Nederland de dialoog met internationale partners over een geïntegreerde benadering op basis van de Afghaanse strategie intensiveren.

Een Europese ontwikkelingsorganisatie heeft na een zeer recent bezoek aan Uruzgan en een gesprek met de Nederlandse ministeriële delegatie ter plaatse te kennen gegeven zich in Tarin Kowt te vestigen en zal daartoe op korte termijn een projectvoorstel indienen. Deze organisatie heeft op het gebied van armoedebestrijding en de ontwikkeling van alternatieve inkomstenbronnen reeds goede resultaten geboekt in de oostelijke provincie Nangarhar en het is daarom positief dat zij deze stap serieus overweegt.

Naar boven