27 923 Werken in het onderwijs

Nr. 408 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 maart 2020

In deze brief stel ik uw Kamer op de hoogte van het gesprek dat door mijn ministerie is gevoerd met de vakbonden en de MBO Raad over de salarismix in het mbo. Ik heb in mijn antwoord op vragen van uw Kamer, naar aanleiding van het rapport van het Platform Medezeggenschap MBO, aangekondigd in een gesprek met de sociale partners duidelijkheid te willen krijgen over de status van de ambities uit het Convenant Actieplan Leerkracht van Nederland (hierna: Convenant). 1 Tijdens het gesprek hebben we onder andere besproken of de ambities zijn behaald en hoe de vakbonden en de MBO Raad aankijken tegen de geconstateerde stijging van het aandeel leraren in lagere salarisschalen.

Het gesprek is op 19 februari jl. gevoerd met de MBO Raad en de vier vakbonden die het Convenant hebben ondertekend: de AOb, FNV, CNV en UNIENFTO. In het Convenant zijn voor de sectoren po, vo en mbo gelden vrijgemaakt met als doel om de aantrekkelijkheid van het lerarenberoep te vergroten. Dit wilden de Convenantspartijen onder andere realiseren door het verbeteren van de beloning en het verminderen van de werkdruk. Per sector zijn over de besteding van de gelden aparte afspraken gemaakt. Destijds is door de vakbonden en de MBO Raad afgesproken dat het geld voor het mbo over twee doelen zou worden verspreid:

  • 1. verkorting van de salarislijnen, en

  • 2. verbetering van de salarismix/verlagen werkdruk in de tekortregio’s.

Met de Convenantspartijen heb ik kunnen concluderen dat de salarislijnen inderdaad zijn verkort. De salarislijnen van de schalen LB, LC en LD, die toezien op het salaris van onderwijzend personeel, zijn in de cao conform afspraak teruggebracht naar 12 treden.2 Ook is in de cao vastgelegd dat het toekennen van een periodiek aan een werknemer in principe op jaarlijkse basis gebeurt, tenzij negatieve beoordeling aanleiding biedt om te besluiten de werknemer de periodiek te onthouden.3

Het grootste gedeelte van de Convenantgelden is ingezet voor het inkorten van de salarislijnen. In 2020 is € 90 miljoen van de Convenantgelden voor het mbo voor dit doeleinde toegevoegd aan de lumpsum.

Voor de rest van het geld (met loon- en prijsbijstelling € 50 miljoen in 2020) is gekozen om dit in te zetten voor de verbetering van de salarismix in de Randstad, omdat daar de personeelstekorten het grootst waren. Hiervoor is de Regeling versterking van salarismix leraren middelbaar beroepsonderwijs in de Randstadregio’s (hierna: regeling salarismix) in het leven geroepen. Met alle mbo-instellingen in de Randstad zijn in 2008 individuele afspraken gemaakt over de besteding van dit geld. Per instelling is bepaald hoeveel benoemingen naar hogere schalen zouden moeten worden gerealiseerd. Als grondslag van de berekening is genomen het bedrag dat de instelling zou krijgen gedeeld door de kosten die een benoeming met zich mee zou brengen.

De gelden zijn van 2009 t/m 2020 uitgekeerd in twee tranches. Om het geld uit de tweede tranche te kunnen krijgen, moesten de instellingen voldoen aan de gemaakte afspraken over het aantal benoemingen naar hogere schalen. Alle scholen hebben het geld van de tweede tranche uiteindelijk gekregen, al hebben enkele scholen een jaar langer gedaan over het behalen van de doelstellingen. Op Randstadniveau is het aandeel docenten in LB op dat moment gedaald van 56,3 naar 37,1 procent.4 Dat is een afname van 19,2 procent. OCW is daarna blijven monitoren hoe de salarismix zich ontwikkelde. De resultaten zijn te vinden op de website functiemix.nl. Hierop is te zien dat de laatste jaren wel weer sprake is van een lichte percentuele toename van het aantal LB functies. In 2018 staat het aandeel LB op 42,5 procent. Sinds 2011 is het aandeel LB dus met 5,4 procent toegenomen.Het aandeel docenten in 2018 in de schaal LD is 8 procent. In 2008, voordat de gelden werden uitgekeerd, stond dit percentage op 6,1 procent. Vanaf 2011 is het percentage LD blijven schommelen rond de 8 procent.

Een evaluatie van de regeling staat gepland in de eerste helft van 2020. Er is overeen gekomen dat de bonden en de MBO Raad betrokken blijven bij het verloop van deze evaluatie.

Tijdens het gesprek met de Convenantpartners is verder gesproken over de mogelijke oorzaken van de toename van het aandeel docenten in de LB-schaal ten opzichte van de hogere LC-schaal. Scholen gaan zelf over de criteria waar een docent aan moet voldoen voordat deze naar een volgende schaal mag doorstromen. De vraag is in hoeverre deze criteria toezien op de ontwikkeling van pedagogisch-didactische vaardigheden of dat er ander type werkzaamheden en vaardigheden, die buiten het primaire proces vallen – zoals management taken –, vereist worden voor het kunnen doorstromen naar een hogere schaal. Dat laatste scenario zou ik onwenselijk vinden. Het moet voor docenten mogelijk zijn om een realistische en aantrekkelijke salarisontwikkeling door te maken zonder dat zij het primaire proces daarvoor hoeven te verlaten. In de evaluatie van de Regeling Salarismix zal dit perspectief worden meegenomen.

Er is ook gesproken over de structuur van het loongebouw. In het bijzonder over de vraag in hoeverre LC de rol van «spilfunctie» heeft of zou moeten hebben. Hierover gaan de sociale partners de komende periode samen in gesprek, ook in het kader van de totstandkoming van een nieuwe cao mbo.

Ik hoop hiermee uw Kamer voorlopig voldoende te hebben geïnformeerd. Naar planning wordt u in de zomer nader geïnformeerd over de uitkomsten van de evaluatie van de Regeling Salarismix.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 323

X Noot
2

Verlengde cao BVE 2007–2009, bijlage A.

X Noot
3

Verlengde cao BVE 2007–2009, Artikel I-3; en cao mbo 2018–2020, artikel 5.3, lid 7.

Naar boven