27 923 Werken in het onderwijs

Nr. 142 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 16 juli 2012

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 1 mei 2012 over het bestuursakkoord Beroepsgroep Leraren 2012–2015 (Kamerstuk 27 923, nr. 139 ). Bij brief van 13 juli 2012 heeft de staatssecretaris deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van Bochove

De adjunct-griffier van de commissie, Bošnjaković-van Bemmel

Inhoudsopgave

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Preambule

2

 

Algemeen

3

 

Kwaliteit

3

 

Waardering & Erkenning

4

II

Reactie van de staatssecretaris

5

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het bestuursakkoord Beroepsgroep Leraren 2012–2015 dat de staatssecretaris met de Onderwijscoöperatie1 heeft afgesloten. De vertegenwoordigers van de beroepsgroep hebben de handschoen opgepakt om gezamenlijk via de Onderwijscoöperatie de kwaliteit van hun eigen beroep en de positie van het beroep leraar te versterken. De leden hebben met instemming kennisgenomen van de afspraak in het bestuursakkoord dat de leraar aanzienlijk meer verantwoordelijkheid neemt voor en zeggenschap verwerft over zijn professionele ontwikkeling en positie dan thans het geval is. De genoemde leden zien aanleiding tot het stellen van een aantal vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het bestuursakkoord Beroepsgroep Leraren 2012–2015. De leden zijn van mening dat de kwaliteit van het onderwijs staat of valt met de bekwaamheid van leerkrachten. Het verbeteren van het aanzien en het imago van het beroep vinden de leden evenzo belangrijk als de professionalisering van leerkrachten.

De leden van de CDA-fractie zijn positief over samenwerking tussen vakbonden en vakverenigingen voor docenten in de vorm van de Onderwijscoöperatie. Het gezamenlijke doel: komen tot een kwaliteitsverbetering van leraren, het versterken van de zeggenschap over de professionele ruimte en het verbeteren van het imago, kan door deze leden alleen maar onderschreven worden. Wel hebben deze leden nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het bestuursakkoord Beroepsgroep Leraren 2012–2015. Zij hebben nog enkele vragen.

Preambule

De leden van de VVD-fractie merken op dat CNV Onderwijs, één van de oprichters van de Onderwijscoöperatie, van mening is dat de Onderwijscoöperatie geen overlegpartner voor het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap moet zijn, omdat dan de rol van sociale partners (deels) wordt overgenomen. Voorts is CNV Onderwijs van mening dat het bestuursakkoord met de Onderwijscoöperatie de bestuursakkoorden voor het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs overlapt. Is de staatssecretaris, zo vragen de leden, bekend met deze kritiek. Is hij met de genoemde leden van mening dat de reactie van CNV Onderwijs opmerkelijk is, omdat zij één van de oprichters van de coöperatie is? In de begeleidende brief van de staatssecretaris bij het bestuursakkoord licht hij toe dat de komende periode de positie van de Onderwijscoöperatie verduidelijkt moet worden. Het commentaar van CNV Onderwijs lijkt daarmee voorbarig. Desalniettemin vernemen de genoemde leden graag wat de staatssecretaris met de kritiek gaat doen.

De leden van de CDA-fractie merken op dat er de afgelopen jaren meerdere akkoorden met sectorraden zijn gesloten. Ook heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geregeld overleg met sociale partners. Nu wordt een apart bestuursakkoord met de Onderwijscoöperatie gesloten. De leden vragen of de staatssecretaris kan toelichten of hiermee verantwoordelijkheden niet door elkaar heen gaan lopen. Met welke samenwerkingspartners worden nu bijvoorbeeld onderwerpen als de lerarenbeurs, de kwalificatiestructuur, het verhogen van het opleidingsniveau van leraren en de uitgangspunten voor een professioneel statuut besproken? Kan de staatssecretaris toelichten wie nu eigenlijk over wat en met wie overlegt, zo vragen de leden van de genoemde fractie.

De leden van de SP-fractie vragen of kan worden toegelicht wat de meerwaarde is van een Onderwijscoöperatie boven het overleg dat al bestond met vakbonden (AOb en CNV Onderwijs) en de andere organisaties (de FvOv, het PVVVO en BON).

Voorts vragen de leden of helder kan worden weergegeven welk soort afspraken het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap maakt met de Onderwijscoöperatie en welke met de vakbonden. Waarom wordt met de Onderwijscoöperatie over personeelsbeleid en bekwaamheidseisen gesproken? Wat is de rol van de vakbonden hierbij, zo vragen de genoemde leden.

Algemeen

Kwaliteit

De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de Kamer de in het bestuursakkoord aangekondigde Algemene Maatregel van Bestuur ontvangt met daarin de herijkte bekwaamheidseisen voor leraren.

Voorts vragen de leden hoe de Onderwijscoöperatie het advies van lerarenopleidingen heeft meegewogen in haar advies aan het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de bekwaamheidseisen. Kan de Kamer dit advies ontvangen, zo vragen de genoemde leden.

De leden merken tevens op dat in het bestuursakkoord is afgesproken dat de Onderwijscoöperatie ervoor zorgt dat alle leraren in 2014 het bestaan van een uitnodigend en goedwerkend lerarenregister kennen. Pas in 2015 hoeven leraren echter op de hoogte te zijn van de doelen van het register. Is het niet logischer, zo vragen de leden, beide doelstellingen te behalen in één en hetzelfde jaar, bij voorkeur in 2014.

De leden vinden het voorts van belang dat er meer aandacht en ruimte komt voor zzp’ers2 in het onderwijs. Hoe, zo vragen zij, zal hier door de Onderwijscoöperatie aandacht aan worden besteed en hoe wordt ervoor gezorgd dat die ruimte er ook daadwerkelijk komt en hoe zal de staatssecretaris daar op toezien.

Tevens vragen de genoemde leden hoe de Kamer wordt geïnformeerd over de voortgang van de afspraken tussen de staatssecretaris en de Onderwijscoöperatie.

De leden van de PvdA-fractie vragen wat de stand van zaken is omtrent het lerarenregister. Welke vorderingen zijn al gemaakt en wat is het uitgewerkte plan van de Onderwijscoöperatie? Ook de voortgang van de Onderwijscoöperatie is, zo menen de leden, onduidelijk. Wat is de voortgang, zo vragen zij.

De leden merken voorts op dat na- en bijscholing van leerkrachten bijdraagt aan de professionalisering en bekwaamheid. De leden vragen waarom er, behalve het lerarenregister, geen andere instrumenten beschreven staan om de na- en bijscholing van leerkrachten te waarborgen.

De leden van de CDA-fractie merken ten aanzien van het aspect kwaliteit op dat de Onderwijscoöperatie voor 1 mei 2012 een advies zou uitbrengen aangaande de herijking van bekwaamheidseisen. De leden vragen of de staatssecretaris dit advies heeft ontvangen en wanneer er een reactie hierop te verwachten is in de richting van de Kamer. Op welke wijze denkt de staatsecretaris het advies van de Onderwijscoöperatie te gaan verwerken, oftewel hoe zwaar gaat het advies uiteindelijk wegen, zo vragen de leden.

Ten aanzien van het lerarenregister is een helder tijdpad geformuleerd. Wat de leden betreft kan de ambitie om 50% van de leraren in het po3, het vo4 en het mbo5 ingeschreven te doen zijn in het lerarenregister in 2015 aangescherpt worden. Het is immers in het belang van de leraren en in het belang van goed onderwijs (zie ook de opmerkingen van de Inspectie van het Onderwijs over de kwaliteit van docenten in De Staat van het Onderwijs 2010–20116), dat leraren aantonen over kwaliteit te beschikken middels inschrijving in het register. Kan die ambitie aangescherpt worden, zo vragen de leden

Waardering & Erkenning

De leden van de PvdA-fractie merken op dat het aanzien van het beroep leraar ten onrechte onder druk staat. De leden vinden de afgesproken maatregelen en ambities in het bestuursakkoord te mager. De leden vragen of de genoemde maatregelen het aanzien kunnen verbeteren. Met name de recente maatregelen, zoals de nullijn voor leraren uit het Begrotingsakkoord, verslechteren het aanzien van het beroep, waardoor lerarenopleidingen minder aantrekkelijk worden voor studenten. De beloning van leraren wordt structureel vier jaar op achterstand gezet ten opzichte van de ontwikkelingen in de marktsector. Deze achterstand zal moeten worden ingelopen. Wanneer en hoe denkt de staatssecretaris dat dit moet gebeuren? Waarom zadelt de staatssecretaris het volgende kabinet op met dit lijk-in-de-kast van ettelijke miljarden? Hoe denkt de staatssecretaris de extra tekorten aan leraren die hieruit voortvloeien op te vangen, zo vragen de leden.

De leden van de CDA-fractie merken op dat de waardering en de erkenning voor leraren verbeterd kan worden met activiteiten als de «dag van de leraar» en «leraar van het jaar». Het bestuursakkoord blijft echter vaag over verdere acties en ook de inzet van de staatssecretaris op dit gebied is niet helder. De leden vragen welke stappen hij wil ondernemen om het beroepsbeeld van de docent te versterken. Is het niet zaak om juist ook in te zetten om het gezag van de leraar in de klas te versterken? Welke activiteiten wil de staatssecretaris daarop plegen, zo vragen de leden.

Ten slotte vragen de leden hoe het staat met de ontwikkelingen rond het professioneel statuut in het po en het vo. Wanneer kan een eerste aanzet worden verwacht en wanneer denkt de staatssecretaris dit in de sectorwetten te verankeren, zo vragen de leden.

De leden van de SP-fractie zijn het eens over de rol van de beroepstrots. Het geven van waardering en het stellen van eisen aan de kwaliteit zijn daarbij belangrijke randvoorwaarden. Deelt de staatssecretaris de mening van deze leden dat een nullijn daar niet bij hoort? En dat in dat kader ook zo snel mogelijk een einde moet komen aan de vele onbevoegde leraren in het voortgezet onderwijs en het aantal onderwijsassistenten dat zelfstandig lesgeeft in het mbo? Zo ja, wat zijn de concrete maatregelen daartoe? Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen een bij de leidinggevende afdwingbaar recht op bijscholing voor docenten, zo vragen zij.

II Reactie van de staatssecretaris

Voorafgaand aan de beantwoording van de vragen van de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dank ik hen voor de getoonde betrokkenheid en voor de positieve reacties van de leden van de VVD-fractie, de CDA-fractie, de PvdA-fractie en de SP-fractie.

Het bestuursakkoord Beroepsgroep Leraren 2012–2015 (hierna: bestuursakkoord) is voor mij een van de belangrijke instrumenten om de kwaliteit van het onderwijs in Nederland te versterken. Het doet me deugd met u van gedachten te wisselen over de gekozen aanpak van dit bestuursakkoord.

Voor de helderheid zal ik de vragen per thema beantwoorden. Daarbij onderscheid ik de thema’s kwaliteit in a. bekwaamheidseisen en b. het lerarenregister, het thema waardering en erkenning in a. aanzien van het beroep, beroepstrots en b. professioneel statuut.

Brief van CNV Onderwijs

Uit navraag bij het CNV Onderwijs is gebleken dat u een brief ontvangen heeft van een medewerker bij het CNV Onderwijs. In deze brief werd een beeld geschetst van de verhouding van de Onderwijscoöperatie ten opzichte van de sociale partners en ten opzichte van de sectorraden.

In de bedoelde brief is twijfel ontstaan over de positie van CNV Onderwijs ten opzichte van de Onderwijscoöperatie. Het bestuur van CNV Onderwijs betreurt het dat twijfel is ontstaan over zijn houding ten opzichte van het bestuursakkoord. Het standpunt dat CNV Onderwijs in zijn brief heeft willen aangeven is dat de onderwijscoöperatie niet de volledige rol van de vakbonden over mag nemen. Op de terreinen waarover in het bestuursakkoord wordt gesproken is hiervan echter geen sprake. CNV Onderwijs staat dan ook volledig achter het bestuursakkoord en de rol van de onderwijscoöperatie hierin. Het bestuur van CNV Onderwijs erkent dat de inhoud van de brief tot misverstand kan leiden op dit punt en betreurt dit.

Afbakening van rollen en verhouding sociale partners en sectorraden

De leden van de VVD-fractie, de CDA-fractie en de SP-fractie vragen hoe dit bestuursakkoord zich verhoudt tot de bestuursakkoorden met de sectorraden en het overleg met de sociale partners.

De Onderwijscoöperatie richt zich primair op het verbeteren van de onderwijskwaliteit door een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van een meer zelfbewuste beroepsgroep. Zij draagt daarbij zorg voor een brede (ge- en ongeorganiseerde) representatie van de beroepsgroep. De Onderwijscoöperatie is daarmee als collectief eerstverantwoordelijk voor de beroepskwaliteit.

Inmiddels is door de Onderwijscoöperatie, in goed overleg met de vakorganisaties, een document vastgesteld dat beschrijft welke taken voor de Onderwijscoöperatie zijn en welke voor de onderwijsvakorganisaties.

De bestuursakkoorden po, vo en mbo die gesloten zijn met de respectievelijke raden voor deze sectoren, zijn bilaterale overeenkomsten van deze raden en OCW. Dat er onderwerpen aan bod komen die ook bij het akkoord met de Onderwijscoöperatie aan de orde komen, is expliciet de bedoeling. De akkoorden die OCW met de sectorraden en met de Onderwijscoöperatie heeft gesloten, dienen elkaar aan te vullen en te versterken. Ook al om deze reden zijn de Onderwijscoöperatie en sectorraden in gesprek over die activiteiten waarbij zij elkaar nodig hebben, zoals het lerarenregister.

De leden van de VVD-fractie vragen of er meer ruimte en aandacht komt voor Zzp‘rs in het onderwijs.

Binnen de Onderwijscoöperatie is er ook ruimte en aandacht voor Zzp’ers.

Kwaliteit

a. Bekwaamheidseisen

De leden van de VVD-fractie, de CDA-fractie en de PvdA-fractie vragen of ik het voorstel voor de herijkte bekwaamheidseisen heb ontvangen, in hoeverre het advies van de lerarenopleiders is betrokken en wanneer de aangekondigde Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) wordt ontvangen.

Het voorstel van de Onderwijscoöperatie heb ik ontvangen. In de aanloop naar het formuleren van deze herziene bekwaamheidseisen heeft de Onderwijscoöperatie uitgebreid de verschillende stakeholders (sectorraden, leraren en lerarenopleidingen) betrokken. Daarnaast is de mogelijkheid geboden op het definitieve concept te reageren. De reactie van de lerarenopleidingen heb ik via de HBO-Raad opgevraagd. In de toelichting bij de op te stellen AMvB zal ik hierop nader ingaan.

De komende periode wordt gebruikt om de procedure te starten die moet leiden tot vaststelling van de herziene bekwaamheidseisen door de overheid. Mijn beleidsreactie op het advies van de Onderwijscoöperatie zal ik aan de Tweede Kamer doen toekomen..

b. Lerarenregister

De leden van de VVD-fractie merken op dat in het bestuurakkoord is afgesproken dat alle leraren in 2014 het bestaan van een uitnodigend en goedwerkend lerarenregister kennen en pas in 2015 op de hoogte te hoeven zijn van de doelen van het register. Zij vragen of beide doelstellingen bij voorkeur in 2014 haalbaar zijn.

De doelstelling voor 2014 betreft de ambitie dat leraren weten waartoe het register dient: het registreren van bekwaamheidsonderhoud. De doelstelling voor 2015 is breder, namelijk dat de leraren op de hoogte zijn van de lange-termijn doelstellingen van het register. Het gaat dan om het realiseren van systematisch bekwaamheidsonderhoud, het vergroten van de kwaliteit van de lerarenpopulatie, het vergroten van de transparantie van die kwaliteit, een verbetering van het imago en verhoging van de status van het beroep en het bevorderen van professioneler scholingsbeleid en personeelsbeleid. Ik zal met de Onderwijscoöperatie bespreken of de doelstellingen voor 2015 eerder kunnen worden gerealiseerd.

De leden van de PvdA-fractie vragen naar de stand van zaken betreffende het lerarenregister, naar de vorderingen en het uitgewerkte plan en meer duidelijkheid betreffende de voortgang van de Onderwijscoöperatie. De leden van de CDA-fractie vragen in dit verband naar een helder tijdpad en naar een aanscherping van de ambitie dat in 2015 50% van de leraren in po, het vo en het mbo geregistreerd staan in het lerarenregister en daarmee aantonen over voldoende kwaliteit te beschikken.

Bij brief van 15 februari jl. (kenmerk 374636) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken. Het lerarenregister is op die datum formeel opengesteld; leraren kunnen zich registreren. In de tweede fase van de bouw van het register wordt gerealiseerd dat leraren hierin hun bekwaamheidsonderhoud kunnen gaan bijhouden. De Onderwijscoöperatie heeft inmiddels een plan opgesteld hoe dit gerealiseerd gaat worden. In dit plan wordt ook rekening gehouden met wat in organisatorische zin haalbaar is voor de Onderwijscoöperatie, het gaat immers om grote aantallen leraren: in het po, het vo en het mbo samen zijn circa 250 000 leraren werkzaam. Afgesproken is dat 50% in 2015 geregistreerd is; dit wordt door OCW en de Onderwijscoöperatie redelijkerwijs haalbaar geacht. Ik streef er niet naar tot een versnelling te komen in het tijdpad dat ik op dit punt met de sectorraden en de Onderwijscoöperatie heb afgesproken, een tijdpad dat er toe moet leiden dat in 2018 alle leraren zijn geregistreerd.

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom er, behalve het lerarenregister, geen andere instrumenten beschreven staan om de na- en bijscholing van leerkrachten te waarborgen.

Ik acht het lerarenregister een belangrijk instrument om de na – en bijscholing van de individuele leerkracht te waarborgen. Daarnaast zijn er ook andere instrumenten voor een meer collectieve borging van professionaliteit in het bestuurakkoord beschreven zoals peer-review en versterking van personeelsbeleid op de scholen. En uiteraard bestaat al, in het kader van de wet BIO, de verplichting voor de school bekwaamheidsdossiers van de docenten bij te houden. Met de Onderwijscoöperatie heb ik afspraken gemaakt over die onderwerpen waarbij zij aan zet zijn: het lerarenregister en peer-review.

De leden van de SP-fractie vragen hoe ik aankijk tegen een bij de leidinggevende afdwingbaar recht op bijscholing voor docenten.

Afspraken over scholing voor leraren worden door werkgevers en werknemers in het cao-overleg gemaakt. Daarbij gelden rechten en plichten voor werkgever en de werknemer. In de huidige cao’s voor po en vo staan verschillende afspraken over scholing, persoonlijk ontwikkelingsplan en het bekwaamheidsdossier. Daarnaast staat het werknemers vrij om tijdens hun loopbaan eenmalig een beroep te doen op de lerarenbeurs voor bij- en nascholing.

Waardering en erkenning

a. Aanzien van het beroep, beroepstrots

De leden van de PvdA-fractie en de leden van de CDA-fractie vragen of er naast de afgesproken maatregelen en ambities in het bestuursakkoord verdere acties ingezet kunnen worden om de positie en het aanzien van de leraar in de klas te verbeteren.

In het bestuursakkoord is overeengekomen dat de Onderwijscoöperatie in 2015 in samenspraak en samenwerking met OCW een visie ontwikkeld heeft op de verhoging van de beroepstrots. Onderwerpen zoals «gezag in de klas» maken hiervan onderdeel uit. Ook bij de gemeenschappelijk op te stellen overlegagenda tussen de werkgevers en de Onderwijscoöperatie zal gesproken worden over de manier waarop deze doelstelling bereikt kan worden.

Daarnaast ondersteunt de Onderwijscoöperatie op dit moment ook activiteiten die een grote positieve uitstraling hebben in de media. Het gaat hier vooral om de verkiezing van de «leraar van het jaar» en de «dag van de leraar». Deze activiteiten zijn uitgelezen mogelijkheden om het leraarschap bij veel mensen op een positieve wijze over het voetlicht te brengen.

De leden van de PvdA-fractie en de SP-fractie merken op dat recente maatregelen zoals de nullijn voor leraren het aanzien van het beroep verslechteren. Zij geven aan dat hiermee de beloning van leraren structureel vier jaar op achterstand gezet wordt ten opzichte van de ontwikkelingen in de marktsector. De leden vragen hoe en wanneer deze achterstand in een volgend kabinet kan worden ingelopen. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe ik de extra tekorten aan leraren die hieruit voortvloeien opvang.

De toestand van de Rijksfinanciën is onzeker. Daarom is ook onzeker hoe de loonontwikkeling in de collectieve sector de komende jaren zal verlopen. Wel zal ik voor de sector Onderwijs het actieplan LeerKracht onverkort voortzetten en is het actieplan Leraar 2020 uitgebracht. Er zijn met deze twee actieplannen meerdere maatregelen genomen om te zorgen voor voldoende en goed opgeleide leraren. Enkele voorbeelden zijn:

  • Professionele schoolorganisatie (HRM beleid)

  • Kwaliteitsverbetering lerarenopleidingen

  • Gedifferentieerder salarisgebouw (functiemix en inkorting carrièrelijnen)

  • Meer opleidingsroutes (educatieve minor, Eerst de Klas)

  • Lerarenbeurs (scholingsmogelijkheden leraren)

  • Lerarenregister

De leden van de SP-fractie vragen wat de concrete maatregelen zijn om zo snel mogelijk een einde te maken aan de vele onbevoegde leraren in het vo en het aantal onderwijsassistenten dat zelfstandig lesgeeft in het mbo.

Voor mij is het essentieel voor de kwaliteit van het onderwijs dat vakken gegeven worden door leraren die beschikken over voldoende bekwaamheden voor die vakken. Het afgelopen jaar is de wetgeving met betrekking tot het systeem van benoembaarheideisen in het vo op een aantal punten aangepast. De bevoegdheid van leraren basisonderwijs in het praktijkonderwijs is vastgelegd. Leraren die niet benoembaar zijn voor een bepaald vak kunnen alleen tijdelijk voor een dergelijk vak worden ingezet alvorens zij verplicht zijn een opleiding te starten om de juiste bekwaamheid alsnog te verwerven. Het effect van deze en voorgaande maatregelen wordt nu structureel gemeten. Tweejaarlijks wordt er een onderzoek uitgevoerd naar het aantal onbevoegd gegeven lesuren in het vo. Op dit moment wordt het onderzoek over 2011 uitgevoerd. Naar verwachting zijn de resultaten van dit onderzoek aan het eind van het jaar beschikbaar. Het onderzoek zal daarmee ook inzicht geven in hoe het aantal bevoegde lesuren zich in de periode 2009 tot en met 2011 heeft ontwikkeld. De inspectie blijft uiteraard toezien op de situatie rond onbevoegdheid.

b. Professioneel statuut

De leden van de CDA-fractie vragen naar de stand van zaken betreffende de ontwikkelingen rond het professioneel statuut in het po en het vo en wanneer dit in de sectorwetten verankerd wordt.

Ik heb de Tweede Kamer gevraagd om de behandeling van het wetsvoorstel aan te houden in afwachting van de uitkomsten van het overleg tussen de sectororganisaties en de Onderwijscoöperatie over een professioneel statuut in de diverse sectoren. Op dit moment overlegt de Onderwijscoöperatie met de raden over de uitgangspunten van een professioneel statuut. Dit moet eind 2012 leiden tot resultaat. In het mbo is er al een professioneel statuut.

Ten slotte

De leden van de VVD-fractie vragen hoe ik de Tweede Kamer informeer over de voortgang van de afspraken uit het bestuursakkoord.

De Tweede Kamer ontvangt een jaarlijkse voortgangsrapportage over de bestuursakkoorden zoals die zijn afgesloten met de sectorraden. In deze voortgangsrapportage wordt ook de voortgang van het bestuursakkoord Beroepsgroep Leraren 2012–2015 meegenomen.


X Noot
1

De AOb (Algemene Onderwijsbond), CNV Onderwijs, de FvOv (Federatie van Onderwijsvakorganisaties), het PVVVO (platform vakinhoudelijke vereniging voortgezet onderwijs) en BON (Beter Onderwijs Nederland) hebben de Onderwijscoöperatie opgericht met als doel om in gezamenlijkheid de positie van onderwijsgevenden te versterken en de verdere ontwikkeling van hun beroepskwaliteit te stimuleren en te ondersteunen.

X Noot
2

Zzp: zelfstandige zonder personeel

X Noot
3

Po: primair onderwijs

X Noot
4

Vo: voortgezet onderwijs

X Noot
5

Mbo: middelbaar beroepsonderwijs

X Noot
6

Kamerstuk 33 000 VIII, nr. 185.

Naar boven