27 923 Werken in het onderwijs

Nr. 123 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 november 2011

In het AO Kwaliteit lerarenopleidingen van 1 november jl. heb ik toegezegd uw Kamer voorafgaand aan de OCW-begrotingsbehandeling 2012 te informeren over het gebruik van de Lerarenbeurs en mogelijke onderbesteding in de verschillende onderwijssectoren, in het bijzonder in het vmbo. Als er sprake mocht zijn van onderbesteding zou ik u voorts laten weten of (aanvullend) beleid nodig is.

Onderzoek laat het volgende beeld zien:

  • 1. Er is geen sprake van onderbesteding van het totale budget van de Lerarenbeurs. Integendeel: jaarlijks is het oorspronkelijk gereserveerde budget verhoogd vanwege het grote aantal aanvragen. Dit verhoogde budget is jaarlijks uitgeput.

  • 2. In de regeling is opgenomen dat bij iedere aanvraagtermijn het aantal toe te kennen beurzen over de sectoren verdeeld wordt naar rato van het aantal werkzame leraren per sector. Op grond van deze verdeelsleutel krijgt de sector po bij iedere aanvraagtermijn 50% van de beurzen, de sector vo 30%, de sector mbo 13% en de sector hbo 7%.

    Uit de realisatie over de vijf aanvraagtermijnen blijkt dat de verdeling van het aantal toegekende beurzen geen onderbesteding laat zien ten opzichte van de verdeelsleutel met uitzondering van het mbo. Aan deze sector is 9% van de beurzen toegekend in plaats van de mogelijke 13%.

  • 3. Over onderbesteding in het vmbo kunnen geen uitspraken gedaan worden, omdat op het niveau van schooltype in het vo geen gegevens beschikbaar zijn.

Aanvullend beleid

Gezien het bovenstaande ben ik van mening dat vooralsnog geen aanvullend beleid nodig is. Ik constateer dat alleen in de mbo-sector het gebruik van de Lerarenbeurs achterblijft. Dit is al eerder geconstateerd in het reguliere overleg over de Lerarenbeurs met sociale partners. Daarom is ook de communicatie en informatievoorziening over de Lerarenbeurs in deze sector geïntensiveerd in de afgelopen jaren.

Als mogelijke oorzaak voor de achterblijvende vraag in de mbo-sector noemen de sociale partners het beperkte aanbod aan geschikte opleidingen (met name op bachelor- en masterniveau) voor deze sector. Daarom laat ik momenteel een onderzoek uitvoeren naar witte vlekken in het opleidingsaanbod. De resultaten hiervan zijn begin 2012 beschikbaar. Op basis van deze resultaten wil ik in overleg met sociale partners bezien hoe de ontwikkeling van geschikte opleidingen gestimuleerd kan worden en vraag en aanbod beter op elkaar afgestemd kunnen worden. Daarnaast maak ik in het kader van het actieplan «Leraar 2020 – een krachtig beroep» afspraken met sectororganisaties over intensivering van de scholing en professionalisering van leraren in de sectoren po, vo en mbo. Daarbij zal ik ook de resultaten van het onderzoek betrekken.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra

Naar boven