27 923 Werken in het onderwijs

Nr. 122 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 november 2011

Op 29 september, tijdens het debat over decentralisatie arbeidsvoorwaarden in het primair onderwijs (Handelingen II 2011/12, nr. 6, behandeling Arbeidsvoorwaarden primair onderwijs (Kamerstuk 31 997)) heb ik toegezegd dat de Kamer voorafgaand aan de behandeling OCW-begroting 2012 een brief ontvangt met een schets van de mogelijke ontwikkelingen rond de nullijn voor de salarissen in het onderwijs. Hierbij stuur ik u de betreffende informatie.

Nullijn in het onderwijs

Het kabinet heeft in het regeerakkoord besloten om in 2011 geen bijdrage voor contractloonontwikkeling uit te keren in de collectieve sector, m.u.v. de zorg. Het vorige kabinet had al besloten tot een nullijn voor 2010. Hierdoor geldt voor de overheid gedurende twee jaar een zogenaamde «nullijn».

Sociale partners in het onderwijs spreken per sector de arbeidsvoorwaarden af in de cao. Daardoor krijgt de nullijn in verschillende sectoren op verschillende wijze invulling. De ontwikkeling per sector hangt daarbij mede af van de looptijd van de cao’s. Zo had bijvoorbeeld de sector VO, op het moment dat het kabinet besloot tot een nullijn voor 2010, een meerjarige cao. De sector kende daardoor in 2010 wel enige contractloonstijging, maar heeft een nieuwe cao gesloten met een nullijn die doorloopt tot in 2012. Voor het PO daarentegen is de laatste cao-afspraak over contractloonontwikkeling gemaakt in 2009. Deze sector kent daardoor een nullijn in 2010–2011. Zo wordt de tweejarige nullijn dus in verschillende sectoren met een verschillende timing in de cao’s verwerkt. De salarissen in het onderwijs kennen daardoor in 2010 en 2011 een zeer beperkte contractloonstijging.

Loonontwikkeling in vergelijking met andere sectoren

Vanwege de nullijn blijft de loonontwikkeling in de onderwijssectoren in de periode 2010–2011 achter bij die in de marktsectoren en de zorg- en welzijnssectoren. Ten opzichte van de andere overheidssectoren is het verschil beperkt omdat daar ook een nullijn geldt. Daar speelt vooral een verschil in timing waardoor sommige sectoren in 2010 nog wel contractloonstijging kennen en anderen niet. In het primair onderwijs is de tweejarige nullijn al gerealiseerd in 2010 en 2011.

Investeringen in onderwijssalarissen

Tegelijkertijd geldt voor de onderwijssectoren dat het kabinet investeert in de lerarensalarissen. Via het actieplan LeerKracht investeert het kabinet in de periode 2009–2011 structureel 531 mln. in onderwijssalarissen (PO, VO, BVE, HBO). Over de hele looptijd van het actieplan LeerKracht (2009–2020) lopen de investeringen op tot 903 mln.

Deze middelen besteden we onder meer aan de inkorting van carrièrelijnen in het onderwijs, en de zogenaamde «functiemix» waardoor meer leraren in aanmerking komen voor een hogere functie in een hogere schaal. De middelen zijn dus niet bestemd voor contractloonontwikkeling, maar betekenen voor een groot deel van de leraren wel een salarisverbetering. Daarnaast investeert het kabinet op basis van het actieplan Leraar 2020 in de komende periode in onder meer prestatiebeloning en de lerarenbeurs.

Voor 2012 is er loonbijstelling gereserveerd op basis van de raming van de contractloonstijging in de markt in de Macro Economische Verkenning 2012. Besluitvorming over de uitkering van de loonbijstelling 2012 vindt plaats bij Voorjaarsnota 2012.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra

Naar boven