27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 528 BRIEF VAN MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 januari 2021

Hierbij informeer ik uw Kamer over de Europese bijeenkomst die op 13 januari 2021 zal plaatsvinden over de uitwerking van het bijenrichtsnoer die momenteel wordt uitgevoerd door de European Food and Safety Agency (EFSA). Als bijlagen zijn de agenda van de bijeenkomst, het door EFSA aangeleverde achtergronddocument en de appreciatie van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) toegevoegd1.

Uitwerking bijenrichtsnoer door EFSA

Binnen de EU wordt al jaren gesproken over een nieuwe geharmoniseerde wijze waarop gewasbeschermingsmiddelen worden beoordeeld op de risico’s voor bijen door middel van het bijenrichtsnoer. De eerste versie van het bijenrichtsnoer is in 2013 door EFSA gepubliceerd. Omdat sindsdien veel wetenschappelijk werk is uitgevoerd en gepubliceerd, heeft EFSA in maart 2019 het mandaat van de Europese Commissie (EC) gekregen om het bijenrichtsnoer verder uit te werken en aan te passen op de huidige stand van de wetenschap.

In het werkplan voor de uitwerking van het bijenrichtsnoer2 heeft EFSA het gehele proces van de opdracht beschreven. Tijdens de uitwerking worden stakeholders (waaronder ngo’s en telerorganisaties) betrokken door middel van een stakeholder consultation group. In een latere fase zal het gehele uitgewerkte bijenrichtsnoer tevens publiekelijk ter consultatie worden voorgelegd. Wanneer EFSA haar opdracht heeft afgerond, is het aan de EC om een voorstel aan de lidstaten te doen om het bijenrichtsnoer vervolgens ook daadwerkelijk te implementeren.

Onderdeel van de uitwerking is om de specifieke beschermdoelen voor

bijen opnieuw vast te laten stellen en deze beschermdoelen te verwerken in het bijenrichtsnoer. Op 30 juni 2020 heeft hier een eerste bijeenkomst met de EC, EFSA en lidstaten over plaatsgevonden waarbij is gesproken over de wijze waarop de beschermdoelen vastgesteld zullen worden (Kamerstuk 27 858, nr. 513, Kamerstuk 21 501-32, nr. 1245, en Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 426). Tijdens deze bijeenkomst bleek dat de voorkeursoptie van EFSA en de meerderheid van de lidstaten is om een acceptabel effect van de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen op de kolonieomvang van honingbijen te bepalen aan de hand van de natuurlijke variabiliteit van de grootte van bijenkolonies. Deze natuurlijke variabiliteit wordt mede bepaald met het eerder door EFSA geëvalueerde en voor dit doel geschikt bevonden BEEHAVE-model, waarbij de modelresultaten voor zover mogelijk gevalideerd worden met velddata. Uitgangspunt bij deze aanpak is dat het nog te bepalen beschermdoel (ofwel het maximaal acceptabele effect op de kolonieomvang) binnen de natuurlijke variabiliteit blijft, zodat de mogelijke impact op de door bijen geleverde ecosysteemdienst (zoals bestuiving) ook binnen de natuurlijke variabiliteit blijft.

Implementatie van het bijenrichtsnoer

Ik heb mij altijd actief ingezet om tot een goed geharmoniseerd bijenrichtsnoer te komen. Sinds de publicatie van het bijenrichtsnoer door EFSA in 2013 was er binnen de EU echter onvoldoende draagvlak om het bijenrichtsnoer als geheel te implementeren (Kamerstuk 27 858, nrs. 446 en 451) omdat onderdelen (zoals de eisen voor chronische toxiciteit) onvoldoende waren uitgewerkt en het bijenrichtsnoer daardoor beperkt uitvoerbaar was. Sindsdien heb ik diverse inhoudelijke en procedurele voorstellen gedaan om de praktische uitvoerbaarheid van het bijenrichtsnoer te verbeteren.

Op 7 juli 2019 heeft een meerderheid van de lidstaten ingestemd met een voorstel van de EC om de onderdelen van het bijenrichtsnoer te implementeren waar overeenstemming over was (zoals de acute toxiciteit) en voor de onderdelen waar geen overeenstemming over was de lopende uitwerking van EFSA eerst af te wachten (Kamerstuk 27 858, nr. 479). Dit voorstel werd echter niet ondersteund door het Europees parlement ((Kamerstuk 27 858, nr. 487) waarop de EC heeft besloten voor alle onderdelen eerst de uitwerking van het bijenrichtsnoer door EFSA af te wachten alvorens een nieuw voorstel voor implementatie aan de lidstaten voor te leggen.

Bijeenkomst 13 januari

Op 18 december 2020 heeft de EC aangekondigd dat op 13 januari 2021 een online bijeenkomst zal plaatsvinden over het bijenrichtsnoer. Tijdens deze bijeenkomst zal EFSA haar bevindingen presenteren van de modelleringen die het heeft uitgevoerd om de natuurlijke variabiliteit van bijenkoloniën inzichtelijk te maken en de keuzes die hierbij zijn gemaakt. In het bijgevoegde achtergronddocument worden de resultaten van de modelleringen uiteengezet. Tijdens de bijeenkomst zullen deze resultaten verder worden toegelicht en is er de mogelijkheid voor vragen en discussie. Tevens zullen leden van de stakeholder consultation group aan de bijeenkomst deelnemen, zoals ngo’s en telerorganisaties.

EFSA doet in het achtergronddocument geen voorstel voor het vaststellen van een specifiek beschermdoel voor bijen en zal de lidstaten ook niet bevragen over hun positie hierover. De EC zal naar verwachting in een volgende bijeenkomst een voorstel doen voor een concreet beschermdoel, mede op basis van de voorliggende bevindingen van EFSA.

Ctgb appreciatie

Op mijn verzoek heeft het Ctgb een appreciatie gegeven op het door EFSA opgestelde achtergronddocument. De appreciatie is als bijlage toegevoegd. Het Ctgb komt samenvattend tot het oordeel dat:

  • EFSA een goede en zorgvuldige uitwerking heeft gedaan van de eerder in het proces gekozen «optie 2» ten aanzien van honingbijen. De door EFSA gemaakte keuzes bij het definiëren van scenario’s en de parametrisatie zijn goed wetenschappelijk onderbouwd en aan de conservatieve (veilige) kant. Verder zijn de resultaten zo goed als mogelijk gevalideerd met beschikbare data uit veldproeven wat zorgt voor een afdoende betrouwbaarheid van de uitkomsten. Ook daaruit blijkt dat de modelresultaten aan de veilige kant zitten. EFSA heeft daarmee de natuurlijke variabiliteit in de omvang van een honingbijenkolonie goed in beeld gebracht, maar de uitkomsten geven ook een grote bandbreedte aan, afhankelijk van de keuzes die worden gemaakt over de eventuele beperking van het werkingsbereik (OR).

  • Het achtergronddocument een aantal overwegingen en invalshoeken biedt om op basis van de resultaten een uitspraak te doen over het bepalen van het beschermdoel (drempelwaarde). Het geeft inzicht in mogelijke keuzes en gevolgen daarvan voor de gemodelleerde natuurlijke variabiliteit en benodigde omvang van veldstudies bij een bepaalde drempelwaarde. Echter, EFSA geeft hiervoor geen concreet advies en geeft risicomanagers dus geen duidelijke richting voor de precieze keuze van het beschermdoel voor honingbijen. Verder gaat het document niet in op hommels en solitaire bijen, waar dus nog een belangrijke vervolgactie nodig is.

  • Aan het ministerie wordt geadviseerd om tijdens de bijeenkomst van 13 januari a.s. een aantal vragen (5) te stellen om meer duidelijkheid te verkrijgen over de interpretatie van de resultaten en over de vervolgstappen die EFSA en de Commissie gaan zetten om meer handvatten te bieden bij de precieze keuze voor het beschermdoel voor honingbijen en ook voor hommels en solitaire bijen. De vragen zijn in de bijgevoegde appreciatie opgenomen.

Standpunt

In lijn met de appreciatie ben ik voornemens om tijdens de bijeenkomst van 13 januari a.s. verduidelijking te vragen op de punten die het Ctgb aandraagt. Deze verduidelijkingen zijn nodig om het specifieke beschermdoel voor bijen goed te kunnen onderbouwen en voor lidstaten om hier een standpunt over in te kunnen nemen. Naar verwachting zal de EC tijdens een volgende bijeenkomst voorstellen doen over het daadwerkelijk te hanteren beschermdoel voor bijen in het bijenrichtsnoer. Ik zal uw Kamer hier, nadat ik mij heb laten adviseren door het Ctgb, vooraf over informeren. Wanneer een concreet voorstel over de beschermdoelen op tafel ligt, zal ik uw Kamer tevens informeren hoe ik invulling geef aan de aangenomen motie van het lid Wassenberg (PvdD) over de maximaal aanvaardbare sterfte van bijen- en hommelpopulaties (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 50).

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven