27 858
Gewasbeschermingsbeleid

22 343
Handhaving milieuwetgeving

nr. 49
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 september 2004

Tijdens het Algemeen Overleg van 15 april jl. over gewasbescherming (kamerstuk 27 858, nr. 46) kwam kort aan de orde het rapport over de risico's voor gezondheid van bestrijdingsmiddelengebruik op bollenvelden dat ik op 24 maart jl. heb gestuurd naar de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (kamerstuk 22 343, nr. 90). De heer Mastwijk vroeg mij naar aanleiding van een reactie van de Wetenschapswinkel Gezondheid van de Universiteit Utrecht om na te gaan of er alsnog risico's zijn voor de volksgezondheid door bestrijdingsmiddelengebruik in de regio Zijpe. Bijgaand treft u mijn reactie aan, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Op 24 juni jl. heeft een overleg plaatsgevonden waarbij aanwezig waren (vertegenwoordigers van) de Universiteit Utrecht, TNO, RIVM, de heer Mastwijk, Houdt Zijpe Leefbaar, de KAVB, de GGD Kop van Noord-Holland en VROM.

De uitkomst van dit overleg is dat er geen reden is te veronderstellen dat de inwoners van Zijpe een verhoogd risico lopen op gezondheidsschade door bestrijdingsmiddelengebruik.

Wel werd aangegeven dat de methodiek voor schatting van risico's voor omwonenden bij de toelating van bestrijdingsmiddelen nog verdere uitwerking behoeft. Dit is een door het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen onderkend hiaat, dat zij echter gezien de geringe verwachte risico's geen prioriteit heeft gegeven. Daarbij werd de algemene zorg uitgesproken over de extra kwetsbaarheid van kinderen voor chemische stoffen.

Dit sluit aan bij het advies van de Gezondheidsraad van 7 juni 2004 betreffende de gevoeligheid van kinderen voor pesticiden. In dit advies constateert de Gezondheidsraad dat er op dit moment geen aanwijzingen zijn dat de gezondheid van kinderen wordt geschaad door de aanwezigheid van sporen van bestrijdingsmiddelen op voeding. Wel is zij van mening dat de internationaal gangbare beoordelingsmethode op dit punt verbetering behoeft. De minister van VWS zal op korte termijn reageren op het advies van de Gezondheidsraad.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Naar boven