Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 november 2015
Op 5 november jl. ontving ik van de griffier van uw vaste commissie voor Economische
Zaken de vraag of de wijziging van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden
(gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw, Kamerstuk 27 858, nr. 315) reeds voor advies aan de Raad van State is voorgelegd en, indien dat het geval is,
het advies van de Raad van State naar uw Kamer te sturen.
In antwoord op de vraag kan ik u melden dat het ontwerpbesluit nog niet aan de Raad
van State is voorgelegd.
Aan uw Kamer is toegezegd (brief van 1 juli 2015, Kamerstuk 27 858, nr. 320) geen onomkeerbare stappen te zetten totdat het ontwerpbesluit naar genoegen met
de Kamer is besproken. Tegelijkertijd is in de brief van 3 september 2013 (Kamerstuk
27 858, nr. 215) aan de wens van de Kamer gehoor gegeven om het verbod van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
op verhardingen (buiten de landbouw) naar voren te halen ten opzichte van de in de
tweede nota duurzame gewasbescherming (Gezonde Groei, Duurzame Oogst) aangekondigde
planning, door op inwerkingtreding eind 2015 in te zetten. Vervolgens is bij het debat
met uw Kamer in het AO Gewasbeschermingsmiddelen van 4 december 2014 door mijn ambtsvoorganger
bevestigd dat alles op alles wordt gezet het strakke tijdpad te halen om inwerkingtreding
van het verbod vóór de start van het groeiseizoen van 2016 mogelijk te maken.
Het halen van die termijn is nog steeds mogelijk, en mijn streven is dan ook gericht
op inwerkingtreding op 1 maart 2016. Dat impliceert wel dat het ontwerpbesluit begin
december aan de Raad van State moet worden voorgelegd, zodat voor de Raad een redelijke
termijn voor advisering blijft. Vanwege de vertrouwelijke status van het advies van
de Raad van State kan ik u het advies alleen met de publicatie van het besluit, tezamen
met het nader rapport, toezenden.
Uw Kamer heeft inmiddels besloten tot een VSO naar aanleiding van de beantwoording
op 27 oktober jl. van de vragen die uw leden gesteld hebben bij het ontwerpbesluit
(Kamerstuk 27 858, nr. 327). Omdat ik hecht aan het met uw Kamer afgesproken tijdpad, ben ik voornemens het
ontwerpbesluit op 1 december aan de Raad van State toe te zenden. Op die manier kan
ik nadere wensen die door de meerderheid van uw Kamer gesteund worden ofwel nog meenemen
in de aan de Raad toe te zenden versie, als die wensen mij tijdig bekend zijn, ofwel
nog betrekken bij het verwerken van het advies van de Raad in de eindversie van het
besluit.
Volledigheidshalve wijs ik er nog op dat bovenstaande los staat van de Europese herbeoordeling
van de stof glyfosaat die momenteel gaande is. In die procedure heeft recent EFSA
(European Food Safety Authority) zijn conclusies bekendgemaakt1. In voorliggende wijziging van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden,
dat gericht is op verbetering van de milieukwaliteit, worden geen specifieke stoffen
of stofgroepen gereguleerd, en de tijdige inwerkingtreding van dat besluit wordt dan
ook niet geraakt door (het recente standpunt van EFSA in) het Europese herbeoordelingstraject
van glyfosaat.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
S.A.M. Dijksma