Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 maart 2020
In deze brief ga ik in op de uitwerking van de motie van het lid Belhaj over alternatieve
financiering van materieelprojecten (Kamerstuk 35 300 X, nr. 10). Deze motie is ingediend tijdens het Wetgevingsoverleg van 30 oktober (Kamerstuk
35 300 X, nr. 47).
Het werken met alternatieve financiering is niet nieuw voor Defensie. Defensie heeft
op diverse manieren ervaring opgedaan met het toepassen van alternatieve financiering
van (materieel) projecten. In beginsel kunnen er twee aanleidingen bestaan voor alternatieve
financiering. De eerste reden is omdat de markt het beter, efficiënter en/of slimmer
kan dan Defensie zelf. Dan gaan we bijvoorbeeld DBFMO contracten of andere samenwerkingsvormen
aan. Een tweede reden zou zich voordoen wanneer er een financieringsvraagstuk is,
waarbij de markt onder gunstiger voorwaarden kan financieren. Dat laatste is bij Defensie
eigenlijk nooit het geval daar Defensie als rijksoverheid al tegen zeer gunstige voorwaarde
kan financieren.
Alternatieve financiering is voor Defensie geen doel op zich, maar een instrument
om met de markt op zoek te gaan naar gezamenlijke meerwaarde, bijvoorbeeld door schaalvoordeel,
kennisuitwisseling, of door het delen van risico’s. Ook kan het helpen om innovatie
te bevorderen.
Het op alternatieve wijze financieren van projecten betekent echter niet dat de hoeveelheid
geld die we kunnen uitgeven toeneemt. Sterker nog, er is zelfs kans op meerkosten
omdat de Nederlandse staat doorgaans goedkoper geld kan aantrekken dan private partijen.
Voordat alternatieve financiering aan de orde is, moet uit een businesscase blijken
dat er daadwerkelijk sprake is van voordelen voor Defensie. Hierbij ligt het de in
de rede dat met name civiele projecten zoals vastgoed in aanmerking kunnen komen.
In voorkomende gevallen worden voor dergelijke projecten businesscases opgesteld en
meegenomen in de besluitvorming.
Voorbeelden waarbij Defensie alternatieve financiering gebruikt, zijn de DBFMO-contracten
voor de Kromhoutkazerne in Utrecht en het Nationaal Militair Museum. Een ander voorbeeld
is het initiatief van de Social Impact Bonds, waarbij private maatschappelijke investeerders
investeren in een externe partij die gaat proberen om een beter resultaat te behalen
bij de re-integratie van ons militaire personeel.
Defensie heeft een extern bureau de opdracht gegeven te inventariseren welke projecten
met alternatieve financiering zijn uitgevoerd, onder andere vanuit het perspectief
van de adaptieve krijgsmacht. Daarbij heeft Defensie op materieel gebied een aantal
pilotprojecten uitgevoerd, waaronder een leaseconstructie van een rijsimulator (behoefte
aan mobiele rijsimulator voor zware voertuigen en zware terreinen) en Biodetectie
(alternatieve detectiesystemen i.v.m. toegenomen kans op biologische aanslagen). Deze
pilots bleken niet succesvol, deels omdat er geen gunbare inschrijvingen werden ontvangen
en deels door het niet goed verankeren en tijdig betrekken van de relevante partijen.
De lessen die wij uit deze projecten leren worden weer gebruikt bij de realisatie
van nieuwe projecten en verkenningen die in het kader van de ontwikkeling naar een
adaptieve krijgsmacht worden gedaan naar samenwerkingsvormen met marktpartijen, inclusief
alternatieve financiering.
Of alternatieve financiering voordelen en meerwaarde biedt voor Defensie beoordelen
we derhalve van geval tot geval aan de hand van businesscases. Op deze wijze geven
we invulling aan de motie.
De Staatssecretaris van Defensie,
B. Visser