De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris
van Defensie over de brief van 3 mei 2018 inzake het project «Levensduurverlenging
geïnstrumenteerde oefen- en trainingscapaciteit voor grondgebonden eenheden» (Kamerstuk
27 830, nr. 223).
De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2018. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Ten Broeke
De griffier van de commissie, De Lange
1
Met welke marktpartijen wordt of kan samenwerking worden gezocht bij de doorontwikkeling
van deze trainingscapaciteit?
Zoals gemeld in de A-brief bestaan er voor de levensduurverlenging en modernisering
van de huidige systemen meerdere mogelijkheden. In het vervolg van het project onderzoekt
Defensie welke marktpartijen in staat zijn de levensduurverlenging en modernisering
van deze trainingscapaciteit uit te voeren. In Nederland is geen aanbieder van dergelijke
systemen aanwezig. Het Ministerie van Economische Zaken & Klimaat (EZK) bepaalt bij
de start van een aanbesteding door Defensie voor een militair systeem per geval in
hoeverre industriële participatie (IP) wordt gevraagd. Voor deze trainingscapaciteit
vindt overleg plaats tussen het Ministerie van Defensie, de Stichting Nederlandse
Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV) en het Ministerie van EZK.
2
Welke afwegingen zijn er gemaakt ten aanzien van het structureel samenwerken met bondgenootschappelijke
partners bij de verwerving van geïnstrumenteerde oefen- en trainingscapaciteit voor
grondgebonden eenheden?
De belangrijkste afwegingen bij de verwerving zijn de functionaliteiten van het systeem
en de kosten. De bondgenoten gebruiken op dit moment systemen die door hun eigen industrieën
zijn geproduceerd. In Nederland is geen aanbieder van dergelijke systemen aanwezig.
Tot op heden maakt de Nederlandse krijgsmacht gebruik van een Zweeds systeem dat de
meeste functionaliteit biedt, terwijl het goedkoper is dan de systemen van bondgenoten.
Door afspraken over standaardisatie binnen de NAVO is het wel mogelijk systemen te
koppelen, waardoor multinationale oefeningen kunnen worden ondersteund.
Indien zich de mogelijkheid voordoet om een gezamenlijke verwerving te doen, dan is
het belangrijk vast te stellen in welke fase van aanschaf of gebruik een bondgenoot
zich bevindt. Ook is het belangrijk vast te stellen of de geplande instroom, de beschikbaarheid
van het budget en de functionele kenmerken aan het systeem van beide landen op elkaar
aansluiten.
3
Welke energiecriteria zijn gehanteerd bij de behoeftestelling voor dit project en
in hoeverre dragen zij bij aan het doel om in 2030 de afhankelijkheid van fossiele
brandstoffen met 20% terug te dringen ten opzichte van 2010?
Deze capaciteit maakt voornamelijk gebruik van voeding door middel van elektriciteit.
Wel wordt voor de ontplooiing en ondersteuning van dit systeem gebruik gemaakt van
aggregaten en vrachtwagens. Bij een eventuele vervanging van deze aggregaten en voertuigen
zal rekening worden gehouden met de doelstellingen van de «Operationele Energie Strategie»
(OES). Dit zal ook gebeuren bij de geplande vervanging van het gehele systeem in 2030.
4
Kunt u per genoemd gerelateerd project beschrijven waar de relatie uit bestaat?
Bij de projecten «Groot Pantserwielvoertuig Boxer», «Voertuig 12Kn Air Assault (onderdeel
van project DVOW)» en «Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS)» gaat het om
het kunnen bevestigen en aansluiten van de sensoren. Bij het project «Vervanging 60/81mm
mortieren» gaat het om het correct weergeven van de effecten van de inzet van deze
wapensystemen tijdens trainingssituaties.
5
Gezien elk NAVO-land zijn eigen systeem gebruikt, kunt u toelichten welke belemmeringen
zich in NAVO-kader hebben voorgedaan en in hoeverre de afgesproken technische standaarden
deze belemmeringen wegnemen?
Door het gebruik van diverse systemen met elk een eigen ontwikkelde lasercode, was
het niet mogelijk om tijdens grootschalige multinationale oefeningen gebruik te maken
van deze trainingsondersteuning. Mede op voordracht van Nederland is binnen de NAVO
een technische standaard afgesproken, waardoor het nu mogelijk is om de systemen te
koppelen. Hierdoor kan ook tijdens multinationale oefeningen inzicht worden verkregen
in de effecten van de inzet van wapensystemen en kunnen deze na afloop in samenhang
worden geëvalueerd.