27 751
Wijziging van de Gemeentewet en enige andere wetten tot dualisering van de inrichting, bevoegdheden en de werkwijze van het gemeentebestuur (Wet dualisering gemeentebestuur)

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 17 augustus 2001

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel C komt de aanhef van artikel 13, eerste lid, te luiden:

1. Een lid van de raad is niet tevens:

2. In onderdeel H wordt in artikel 25, tweede lid, eerste volzin «, een bestuurscommissie en een onderzoekscommissie» vervangen door: en een commissie.

3. De aanhef van onderdeel I komt te luiden:

Artikel 33 komt te luiden:

4. Onderdeel K wordt als volgt gewijzigd:

a. Aan artikel 36a, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt door een komma toegevoegd: met dien verstande dat in artikel 10, tweede lid, onder b, voor «de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad» gelezen wordt: de dag waarop zij tot wethouder worden benoemd.

b. De aanhef van artikel 36b, eerste lid, komt te luiden:

1. Een wethouder is niet tevens:

5. In onderdeel M komt artikel 39 te luiden:

Artikel 39

De benoeming ter vervulling van een plaats die tussentijds openvalt, geschiedt zo spoedig mogelijk, tenzij de raad besluit het aantal wethouders te verminderen.

6. In onderdeel O wordt in artikel 42, eerste lid, «het eerste van de volgende tijdstippen» vervangen door: de eerste van de volgende tijdstippen.

7. In onderdeel R wordt in artikel 46, eerste lid, «van de uitoefening van die betrekking» vervangen door: uit die functie.

8. Onderdeel AA komt te luiden:

AA

In artikel 55, eerste lid, wordt «Het college van burgemeester en wethouders» vervangen door: Het college.

9. In onderdeel CC komt de aanhef van artikel 68, eerste lid, te luiden:

1. De burgemeester is niet tevens:

10. In artikel I, onderdeel DD, wordt artikel 69 als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

2. De raad stelt voor de burgemeester een gedragscode vast.

11. Onderdeel II wordt als volgt gewijzigd:

a. In artikel 81c, tweede lid, wordt een komma geplaatst na «bestaat».

b. In artikel 81c, zesde lid, onder b, wordt «een betrekking» vervangen door: een functie.

c. In artikel 81d, derde lid, wordt «met dien verstande dat in een geval als bedoeld in het tweede lid de non-activiteit eindigt na zes maanden» vervangen door: met dien verstande dat in een geval als bedoeld in het tweede lid de non-activiteit in ieder geval eindigt na zes maanden.

d. De aanhef van artikel 81f, eerste lid, komt te luiden:

1. Een lid van de rekenkamer is niet tevens:

e. In artikel 81l, eerste lid, wordt «de artikel 1, juncto artikel 8, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen» vervangen door: de artikelen 1 en 8, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

f. In artikel 81l, tweede lid, wordt «krachtend» vervangen door «krachtens» en vervalt «dezelfde bevoegdheden van».

g. In artikel 81m, eerste lid, wordt «de artikelen 81b tot en met 81d en 81j, eerste lid,» vervangen door: de artikelen 81b tot en met 81d, 81i, tweede lid, en 81j, eerste lid.

12. Onderdeel JJ wordt als volgt gewijzigd:

a. In artikel 82, eerste lid, wordt «die besluitvorming van de raad voorbereiden» vervangen door: die besluitvorming van de raad kunnen voorbereiden.

b. Artikel 82, tweede lid, komt te luiden:

2. De burgemeester en de wethouder zijn geen lid van een raadscommissie.

c. In artikel 82, vijfde lid, wordt «voor «De wethouders» wordt gelezen «De burgemeester en de wethouders»» vervangen door: voor «Een wethouder» wordt gelezen: De burgemeester of een wethouder.

13. Onderdeel KK komt te luiden:

KK

Artikel 83 komt te luiden:

Artikel 83

1. De raad, het college of de burgemeester kan bestuurscommissies instellen, die bevoegdheden uitoefenen die hun door de raad, het college, onderscheidenlijk de burgemeester zijn overgedragen. Hij regelt daarbij de taken, de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze, daaronder begrepen de wijze waarop hij inzage heeft in de stukken waaromtrent door een bestuurscommissie geheimhouding is opgelegd. Deze inzage kan slechts worden geweigerd voor zover zij in strijd is met het openbaar belang.

2. De burgemeester en de wethouders zijn geen lid van een door de raad ingestelde bestuurscommissie. Leden van de raad zijn geen lid van een door het college of de burgemeester ingestelde bestuurscommissie.

3. De artikelen 139, tweede lid, 140 en 141 zijn van overeenkomstige toepassing op een besluit tot instelling van een bestuurscommissie.

4. De artikelen 19, tweede lid, 22 en 23 zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de vergadering van een door de raad ingestelde bestuurscommissie, met dien verstande dat in artikel 19, tweede lid, voor «de burgemeester» wordt gelezen: de voorzitter van een bestuurscommissie.

5. Voor zover zulks in verband met de aard en omvang van de overgedragen bevoegdheden nodig is, regelt het college of de burgemeester de openbaarheid van vergaderingen van een door hem ingestelde bestuurscommissie.

14. Onderdeel LL komt te luiden:

LL

Artikel 84 komt te luiden:

Artikel 84

1. De raad, het college of de burgemeester kan andere commissies dan bedoeld in de artikelen 82, eerste lid, en 83, eerste lid, instellen.

2. Artikel 83, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op een andere commissie.

3. De raad, het college onderscheidenlijk de burgemeester regelt ten aanzien van een door hem ingestelde andere commissie de openbaarheid van de vergaderingen.

4. De artikelen 139, tweede lid, 140 en 141 zijn van overeenkomstige toepassing op een besluit tot instelling van een andere commissie.

15. Onderdeel MM komt te luiden:

MM

Artikel 85 komt te luiden:

Artikel 85

1. De raad, het college of de burgemeester regelt ten aanzien van een door hem ingestelde bestuurscommissie de verantwoording aan de raad, het college, onderscheidenlijk de burgemeester.

2. De raad, het college of de burgemeester kan besluiten en andere, niet-schriftelijke beslissingen gericht op enig rechtsgevolg van een door hem ingestelde bestuurscommissie vernietigen. De raad kan zijn bevoegdheid tot schorsing overdragen aan het college. Ten aanzien van de vernietiging van niet-schriftelijke beslissingen gericht op enig rechtsgevolg zijn de afdelingen 10.2.2. en 10.2.3. van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

3. Voor zover zulks in verband met de aard en de omvang van de overgedragen bevoegdheden nodig is, regelt de raad, het college of de burgemeester het overige toezicht op de uitoefening van de bevoegdheden door een door hem ingestelde bestuurscommissie. Dit overige toezicht kan mede de goedkeuring omvatten van de beslissingen van een bestuurscommissie. De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Ten aanzien van de goedkeuring van andere beslissingen dan besluiten is afdeling 10.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

16. In onderdeel NN wordt in artikel 86, eerste lid, «Een raads- of bestuurscommissie of een andere commissie als bedoeld in artikel 82b» vervangen door: Een commissie.

17. In onderdeel OO wordt in artikel 87, tweede lid, onder vervanging van de punt door een komma de volgende zinsnede toegevoegd: en waarbij de raad aan de deelraad de bevoegdheid tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften ten aanzien van die deelgemeente geheel of gedeeltelijk overdraagt.

18. In onderdeel RR komt de aanhef van artikel 89, eerste lid, te luiden:

1. Een lid van een deelraad is niet tevens:

19. In onderdeel SS komt de aanhef van artikel 90, eerste lid, te luiden:

1. Een lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente is niet tevens:

20. Onderdeel WW wordt als volgt gewijzigd:

a. Artikel 95, derde lid, komt te luiden:

3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op een lid van de raad dat met inachtneming van artikel 13, tweede lid, tevens wethouder is.

b. In artikel 96, eerste lid, onderdeel a, wordt «een dergelijke commissie» vervangen door: een commissie.

c. In artikel 96, tweede lid, wordt «een andere commissie als bedoeld in artikel 82b» vervangen door: een andere commissie als bedoeld in artikel 84.

21. In onderdeel SSS komt artikel 155, tweede lid, te luiden:

2. Een lid van de raad kan de raad verlof vragen tot het houden van een interpellatie over een onderwerp dat niet staat vermeld op de agenda, bedoeld in artikel 19, tweede lid, om het college of de burgemeester hierover inlichtingen te vragen. De raad stelt hierover nadere regels.

22. Onderdeel TTT wordt als volgt gewijzigd:

a. Artikel 155a, derde lid, tweede volzin wordt vervangen door: De commissie heeft ten minste drie leden en bestaat uitsluitend uit leden van de raad.

b. In artikel 155a, vierde lid, wordt «82, tweede, derde en vierde lid» vervangen door «82, derde lid» en vervalt de tweede volzin.

c. In artikel 155a, zesde lid, wordt «het besluit tot wijzigingen in de omschrijving van het onderwerp van onderzoek» vervangen door: het besluit tot wijziging van de omschrijving van het onderwerp van een onderzoek.

d. Onder vernummering van het zesde tot zevende lid wordt een nieuw zesde lid ingevoegd, dat luidt:

6. De bevoegdheden en werkzaamheden van een onderzoekscommissie worden niet geschorst door het aftreden van de raad.

e. In artikel 155b, eerste lid, wordt «een raads- of bestuurscommissie» vervangen door «een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie» en wordt na «het nemen van afschrift» toegevoegd: van.

f. Artikel 155b, tweede lid, komt te luiden:

2. Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op bescheiden die afkomstig zijn van een instelling van de Europese Unie of van het Rijk en kennisneming van die bescheiden door de onderzoekscommissie het belang van de Europese Unie of de Staat kan schaden, wordt niet dan met toestemming van Onze Minister aan de vordering voldaan.

g. Artikel 155c, eerste lid, komt te luiden:

1. Personen als bedoeld in artikel 155b, eerste lid, zijn verplicht te voldoen aan een schriftelijke oproep van de onderzoekscommissie om als getuige of deskundige te worden gehoord.

h. Artikel 155d komt te luiden:

Artikel 155d

1. De artikelen 8a, tweede lid, 18, 18a, derde en vierde lid, en 19 van de Wet op de Parlementaire Enquête zijn van overeenkomstige toepassing op een onderzoek als bedoeld in artikel 155a, eerste lid.

2. Alvorens de raad besluit tot een onderzoek als bedoeld in artikel 155a, eerste lid, stelt hij bij verordening nadere regels met betrekking tot deze onderzoeken. In elk geval worden daarin regels opgenomen over de wijze waarop ambtelijke bijstand wordt verleend aan de commissie.

23. In onderdeel UUU wordt artikel 156 als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt «, een deelraad en het dagelijks bestuur van een deelgemeente» vervangen door: en een deelraad.

b. In het tweede lid wordt «artikel 197» vervangen door: artikel 198.

c. Het vierde lid komt te luiden:

4. De artikelen 139, tweede lid, 140 en 141 zijn van overeenkomstige toepassing op een besluit dat wordt genomen op grond van het eerste lid.

24. Onderdeel GGGG wordt als volgt gewijzigd:

a. Artikel 182 komt te luiden:

Artikel 182

1. De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Een door de rekenkamer ingesteld onderzoek naar de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur bevat geen controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid.

2. Op verzoek van de raad kan de rekenkamer een onderzoek instellen.

b. Artikel 184 komt te luiden:

Artikel 184

1. De rekenkamer heeft de in de volgende leden vermelde bevoegdheden ten aanzien van de volgende instellingen en over de volgende periode:

a. openbare lichamen en gemeenschappelijke organen ingesteld krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen, waaraan de gemeente deelneemt, over de jaren dat de gemeente deelneemt in de regeling;

b. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt, over de jaren dat de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt;

c. andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de gemeente of een derde voor rekening en risico van de gemeente rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt ten bedrage van ten minste vijftig procent van de baten van deze instelling, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft.

2. De rekenkamer is bevoegd bij de betrokken instelling nadere inlichtingen in te winnen over de jaarrekeningen, daarop betrekking hebbende rapporten van hen die deze jaarrekeningen hebben gecontroleerd en overige documenten met betrekking tot die instelling die bij het gemeentebestuur berusten. Indien een of meer documenten ontbreken, kan de rekenkamer van de betrokken instelling de overlegging daarvan vorderen.

3. De rekenkamer kan, indien de documenten, bedoeld in het tweede lid, daartoe aanleiding geven, bij de betrokken instelling dan wel bij de derde die de administratie in opdracht van de instelling voert, een onderzoek instellen. De rekenkamer stelt de raad en het college van haar voornemen een dergelijk onderzoek in te stellen in kennis.

c. Artikel 185 komt te luiden:

Artikel 185

1. De rekenkamer legt haar bevindingen en haar oordeel vast in rapporten, met dien verstande dat hierin niet worden opgenomen gegevens en bevindingen die naar hun aard vertrouwelijk zijn.

2. De rekenkamer deelt aan de raad, het college en, indien van toepassing, aan de betrokken rechtspersoon of het betrokken gemeenschappelijk orgaan, de opmerkingen en bedenkingen mee die zij naar aanleiding van haar bevindingen van belang acht. Aan de raad of het college kan zij ter zake voorstellen doen.

3. De rekenkamer stelt elk jaar voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden over het voorgaande jaar.

4. De rekenkamer zendt een afschrift van haar rapporten en haar verslag aan de raad en het college. Indien zij met toepassing van artikel 184 een onderzoek heeft ingesteld, zendt de rekenkamer tevens een afschrift van het rapport aan de betrokken rechtspersoon of het betrokken openbaar lichaam.

5. De rapporten en de verslagen van de rekenkamer zijn openbaar.

25. Onderdeel KKKK wordt als volgt gewijzigd:

a. In artikel 197, eerste lid, wordt «het gevoerde financiële beheer en over het beleid» vervangen door: het door hem gevoerde bestuur.

b. Artikel 197, tweede lid, komt te luiden:

2. Het college voegt daarbij de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 213, derde lid, het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 213, vierde lid, en de verslagen, bedoeld in artikel 213a, tweede lid.

c. Artikel 198, vierde lid, komt te luiden:

4. Indien het college een voorstel voor een indemniteitsbesluit heeft gedaan, stelt de raad de jaarrekening niet vast dan nadat hij heeft besloten over het voorstel.

d. In artikel 200 vervalt de aanduiding «1».

26. Onderdeel MMMM wordt als volgt gewijzigd:

a. In artikel 212, tweede lid, wordt «daarnaast» vervangen door: in ieder geval.

b. Artikel 213, derde lid, komt te luiden:

3. De accountantsverklaring geeft op grond van de uitgevoerde controle aan of:

a. de jaarrekening een getrouw beeld geeft van zowel de baten en lasten als de grootte en samenstelling van het vermogen;

b. de baten en lasten, alsmede de balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen en

c. de jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, bedoeld in artikel 186.

c. In artikel 213, vierde lid, wordt na «bevindingen over» een dubbele punt geplaatst.

27. In onderdeel NNNN komt artikel 213a te luiden:

Artikel 213a

1. Het college verricht periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door hem gevoerde bestuur. De raad stelt bij verordening regels hierover.

2. Het college brengt schriftelijk verslag uit aan de raad van de resultaten van de onderzoeken.

3. Het college stelt de rekenkamer tijdig op de hoogte van de onderzoeken die hij doet instellen en zendt hem een afschrift van een verslag als bedoeld in het tweede lid.

B

Artikel V komt te luiden:

ARTIKEL V

1. De in artikel I, onderdeel MMMM, bedoelde verordeningen worden vastgesteld vóór de vaststelling van de begroting over het jaar 2004, doch uiterlijk op 15 november 2003. De in dit onderdeel bedoelde accountantsverklaring en het in dit onderdeel bedoelde verslag van bevindingen voldoen met ingang van het jaar 2004 aan de in dit onderdeel gestelde eisen.

2. De in artikel I, onderdelen I en NNNN, bedoelde verordeningen en de in artikel I, onderdelen D en N, bedoelde gedragscodes worden vastgesteld binnen drie jaar na de datum van inwerkingtreding van het desbetreffende onderdeel.

3. De in artikel I, onderdelen QQQ en SSS, bedoelde regels worden vastgesteld binnen een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze onderdelen.

C

In artikel VII wordt «artikel I, onderdeel II,» vervangen door: artikel I, onderdeel KK.

D

Na artikel X wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat luidt:

ARTIKEL XA

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de eerste inwerkingtreding van artikelen van deze wet of onderdelen daarvan aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

E

Aan artikel XII, eerste lid, wordt de volgende volzin toegevoegd: In het koninklijk besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.

Toelichting

De in artikel A, onderdelen 1 tot en met 9, 11, 12, 16, 18 tot en met 21, 22, onder c, e en g, 23, 25, onder b, c en d, en 26 en artikel C opgenomen wijzigingen betreffen redactionele verbeteringen van het wetsvoorstel of het herstel van technische fouten. Deze wijzigingen hebben geen inhoudelijke strekking.

Artikel A, onderdeel 10, strekt er toe dat de door de gemeenteraden vast te stellen gedragscodes ook betrekking zullen hebben op de burgemeester. Op grond van de voorgestelde artikelen 15, derde lid, en 41c, tweede lid, van de Gemeentewet, heeft de gedragscode al betrekking op raadsleden zelf en de wethouders. Dit onderdeel wordt toegelicht in paragraaf 4.3. van de nota naar aanleiding van het verslag (gedragscodes).

De in artikel A, onderdelen 13 tot en met 15 opgenomen wijzigingen betreffen in de eerste plaats een vernummering van de artikelen 82a, 82b en 83 van het wetsvoorstel tot de artikelen 83, 84 onderscheidenlijk 85. Omdat de huidige artikelen 84 en 85 van de Gemeentewet in het wetsvoorstel vervallen, lijkt het bij nader inzien aangewezen om deze artikelnummers opnieuw te gebruiken. Hierdoor behoeft geen gebruik te worden gemaakt van de artikelnummers 82a en 82b. Daarnaast zijn het tweede lid van de vernummerde artikelen 83 en 84 redactioneel verbeterd.

Artikel A, onderdeel 17 (deelgemeentebesturen), betreft een nadere invulling van het begrip «algemeen vertegenwoordigende lichamen» op deelgemeenteniveau. Op grond van deze wijziging kan een orgaan alleen worden beschouwd als een deelraad in de zin van de Gemeentewet die rechtstreeks moet worden gekozen, indien dit orgaan verordenende bevoegdheid heeft. Het onderdeel wordt toegelicht in paragraaf 8.2. van de nota naar aanleiding van het verslag (Algemeen vertegenwoordigend lichaam).

Artikel A, onderdeel 22, onder a (onderzoekscommissie), strekt er toe dat alleen leden van de raad lid kunnen zijn van een door de raad ingestelde onderzoekscommissie. Dit onderdeel wordt toegelicht in paragraaf 4.4. van de nota naar aanleiding van het verslag (Mogelijkheid om niet-raadsleden te benoemen in een onderzoekscommissie). Indien een onderzoekscommissie alleen uit leden van de raad kan bestaan, is het niet nodig om artikel 82, tweede en vierde lid, van toepassing te verklaren op een onderzoekscommissie (artikel A, onderdeel 21, onder b).

Artikel A, onderdeel 22, onder d, betreft de neerlegging in de Gemeentewet dat een onderzoek van de raad niet wordt geschorst door het aftreden van de raad, in plaats van dat dit wordt overgelaten aan de raden om dit in hun verordening te regelen. Voor een toelichting wordt verwezen naar paragraaf 4.4. van de nota naar aanleiding van het verslag (Van toepassing verklaren van enkele bepalingen uit de Wet op de Parlementaire Enquête).

Artikel A, onderdeel 22, onder f, betreft een verduidelijking op het punt van de beschikbaarheid van EU-documenten bij een onderzoek. Het onderdeel wordt toegelicht in paragraaf 4.4. (Beschikbaarheid van EU-documenten voor een onderzoek).

Artikel A, onderdeel 24, onder a, onderdeel 25, onder a, en onderdeel 27 strekken er toe eenheid in de terminologie aan te brengen, zonder een inhoudelijke wijziging tot stand te brengen. Het onderzoek van de rekenkamer richt zich op grond van deze wijzigingen op «het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur» (artikel 182) en de jaarlijkse verantwoording van het college richting de raad en de periodieke doelmatigheid- en doeltreffendheidonderzoeken van het college op «het door het college gevoerde bestuur» (artikelen 197 en 213a). Het voorgaande is in overeenstemming met het bereik van het in het wetsvoorstel opgenomen onderzoeksrecht, dat betrekking heeft op «het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur» (artikel 155a).

Het «gevoerde bestuur» is geen onbekend begrip in de Gemeentewet. Op grond van de artikelen 169 onderscheidenlijk 180 van de Gemeentewet zijn het college en elk van zijn leden onderscheidenlijk de burgemeester aan de raad verantwoording verschuldigd over het door hem gevoerde bestuur. «Het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur» heeft betrekking op alle facetten van het bestuur van zowel de raad, het college als de burgemeester. Het gaat hier onder meer om de totstandkoming en de uitvoering van het financiële beleid, de totstandkoming en de uitvoering van het overige beleid, de wijze van verantwoording van het college jegens de raad, de interne (financiële) controle van het college, de controle van het college door de raad, het financiële beheer, de werking van de (ambtelijke) organisatie van de gemeente, de wijze waarop met inspraak wordt omgegaan, etc. «Het door het college gevoerde bestuur» dient dienovereenkomstig, maar in iets beperktere zin te worden uitgelegd. Uiteraard zullen bij de verantwoording van het college jegens de raad en bij de periodieke doelmatigheiden doeltreffendheidonderzoeken van het college met betrekking tot het door hem gevoerde bestuur ook de door de raad gestelde kaders betrokken worden. Deze kunnen immers niet los worden gezien van het bestuur dat de college voert. Ter gelegenheid van de jaarlijkse verantwoording of een doelmatigheid- en doeltreffendheidonderzoek, kunnen derhalve ook conclusie worden getrokken ten aanzien van door de raad gestelde kaders.

Artikel A, onderdeel 24, onder b, strekt er in de eerste plaats toe privaatrechtelijke rechtspersonen die door de gemeente voor ten minste de helft worden gesubsidieerd of waaraan de gemeente een lening of garantie heeft verstrekt ten bedrage van ten minste de helft van de baten van deze instelling, eveneens onder het bereik van de rekenkamer te brengen (art. 184, eerste lid, onder c). Aangezien vooral met subsidies veel geld gemoeid kan zijn, acht ik het van belang dat de rekenkamer kan onderzoeken wat er met het geld tot stand is gebracht. Voorts zijn de het eerste en tweede lid van het ingediende artikel 184 samengevoegd in het eerste lid. Een andere wijziging ten opzichte van de eerdere tekst is dat de leden 5 en 6 van artikel 184 zijn geschrapt. Deze komen terug in artikel 185. Ten slotte is artikel 184 redactioneel verbeterd.

In artikel A, onderdeel 24, onder c, zijn de in de artikelen 182, tweede lid, en 184, vijfde en zesde lid, opgenomen regeling met betrekking tot de verslaglegging door de rekenkamer, in een gewijzigd artikel 185 bijeengevoegd tot een algemene regeling.

Artikel B strekt er toe te bewerkstelligen dat de financiële verordeningen op grond van de artikelen 212 en 213, en de nieuwe voorschriften met betrekking tot de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen al op de begroting van 2004 betrekking kunnen hebben.

Voor een toelichting op artikel D (evaluatiebepaling), verwijs ik naar paragraaf 1.3. van de nota naar aanleiding van het verslag (Evaluatie).

Artikel E strekt er toe om de Wet dualisering gemeentebestuur ook daadwerkelijk op 7 maart 2002 in werking te laten treden. In verband met de inwerkingtreding van de Tijdelijke referendumwet (hierna: Trw) per 1 januari 2002, is het noodzakelijk in het wetsvoorstel een voorziening op te nemen opdat de Wet dualisering gemeentebestuur bij een mogelijke bekrachtiging van deze wet nà 1 januari 2002 ook daadwerkelijk op 7 maart 2002 in werking kan treden. Op grond van artikel 12 van de nog niet in het Staatsblad geplaatste Trw (Kamerstukken I, 2000/2001, 27 034, nr. 216), kan een tijdstip van inwerkingtreding van een wet waarover een referendum kan worden gehouden niet eerder worden gesteld dan zes weken na de mededeling in de Staatscourant dat over de wet een referendum kan worden gehouden. Artikel 16 van de Trw maakt echter een eerdere inwerkingtreding mogelijk voor wetten waarvan de inwerkingtreding geen uitstel kan lijden, hetgeen dan in de desbetreffende wetgeving zelf moet worden geregeld. Omdat een dergelijke voorziening nog niet was opgenomen in artikel XII, bestaat bij aanvaarding van onderhavig wetsvoorstel door de Eerste Kamer in januari of februari 2002 de mogelijkheid dat de wet niet op 7 maart 2002 in werking kan treden. Het zou hoogst ongelukkig zijn indien de Wet dualisering gemeentebestuur niet meteen na de raadsverkiezingen in werking kan treden. Bij inwerkingtreding per 7 maart 2002 kan de nieuwgekozen raad immers meteen volgens de nieuwe wet van start gaan, hetgeen ik van groot belang acht. Het zou een gemiste kans zijn, indien de Wet dualisering gemeentebestuur als gevolg van de Trw op een later tijdstip in werking zou treden en de gemeentebesturen derhalve tijdens de zittingsperiode van de nieuwe raad hun inrichting, samenstelling en werkwijze moeten wijzigen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Naar boven