27 625 Waterbeleid

Nr. 210 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 9 juni 2011

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris voor Infrastructuur en Milieu inzake de brieven van 22 april 2011 over het Bestuursakkoord Water (Kamerstuk 27 625, nr. 190, onderdeel waterkwantiteit) en over de kabinetsreactie op het rapport van de taskforce Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) (Kamerstuk 27 625, nr. 191).

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8 juni 2011. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Snijder-Hazelhoff

Adjunct-griffier van de commissie,

Tijdink

1

Komt er ook een reactie van de taskforce Ten Heuvelhof op het Bestuursakkoord Water? Indien dit nog niet afgesproken is, is het dan mogelijk om dat alsnog te doen?

Nee, de taskforce Ten Heuvelhof is ingesteld om voorstellen te doen voor een betere beheersing van het HWBP. In de kabinetsreactie heb ik aangegeven hoe ik met het advies ben omgegaan. Het Bestuursakkoord Water volgt op hoofdlijnen op het advies van de taskforce Ten Heuvelhof. Ik ben niet voornemens om de taskforce om een advies over het Bestuursakkoord Water te vragen.

2

Wat is de juridische status van het Bestuursakkoord Water?

Het Bestuursakkoord Water bevat – als een van de onderdelen van het Hoofdlijnenakkoord – bestuurlijke afspraken tussen rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en de drinkwatersector over bestuur, financiën en het verminderen van regeldruk, gericht op een doelmatiger waterbeheer. Met de ondertekening van het Bestuursakkoord Water committeren partijen zich om zich in te spannen voor de uitvoering van de gemaakte afspraken. Het bestuursakkoord vormt een richtinggevend kader en zal de komende periode door partijen gezamenlijk worden uitgewerkt. De juridische verankering van de bestuurlijke afspraken en de aangekondigde maatregelen is of wordt voor een groot deel geborgd via plannen en in wetgeving. In het Bestuursakkoord Water zelf is op een aantal onderdelen reeds (aanpassing van) wetgeving aangekondigd (zie verder het antwoord op vraag 4).

3

Hoe bindend zijn de nu gemaakte afspraken over de financiering en de hoogte van de bedragen voor het Rijk, respectievelijk voor de waterschappen?

De afspraken in het Bestuursakkoord Water zijn, zoals aangegeven bij vraag 2, niet-juridisch bindend. In het Bestuursakkoord Water is daarom afgesproken om de financiering door de waterschappen vast te leggen in de Waterwet. Het wetsvoorstel wordt in 2012 bij de Tweede Kamer ingediend. De bijdrage van het rijk is gedekt en wordt vastgelegd in de begroting van het ministerie van Infrastructuur en Milieu.

4

Welke onderdelen uit het Bestuursakkoord vereisen of krijgen een wettelijke basis?

Uit het Bestuursakkoord Water vloeit een aantal juridische acties voort. Een belangrijk deel daarvan zal uiteindelijk leiden tot totstandkoming van nieuwe of aanpassing van bestaande wetgeving. In de tekst van het Bestuursakkoord Water wordt ook op diverse plaatsen aangegeven dat wetsvoorstellen zullen worden voorbereid ter verankering van de gemaakte afspraken. Zo is ten aanzien van de financiering van de waterkeringen aangekondigd dat de voorgestelde aanpassingen van het systeem en de uitwerking van de financiering in een wetsvoorstel zullen worden opgenomen. Deze nieuwe wetgeving zal de relevante onderdelen van de Spoedwet 100 miljoen vervangen (zie pagina 25 van het Bestuursakkoord Water). Op hoofdlijnen gaat het verder om de volgende onderdelen van het Bestuursakkoord Water waarbij aanpassing van bestaande dan wel nieuwe wetgeving is voorzien: kaderstelling, plannen en toezicht (hierbij wordt onder meer aangesloten bij het lopende traject van het omgevingsrecht); stimulering van samenwerking in de waterketen (voorbereiding van zogenaamde stok achter de deur wetgeving); herziening van het belastingstelsel van de waterschappen; indirecte verkiezingen van de waterschapsbesturen (via een reeds in procedure gebrachte wijziging van de Waterschapswet) en de vermindering van het aantal bestuurders.

5

Wordt er over de voortgang van het afgesproken maatregelenpakket vaker dan een maal per jaar gerapporteerd? Zo nee, bent u bereid om hier wel voor te zorgen zodat er adequater op mogelijke problemen gereageerd kan worden?

Over de voortgang wordt eens per jaar gerapporteerd in Water in Beeld. Dat is voldoende om een goed beeld te hebben over de uitvoering van de afspraken in het Bestuursakkoord Water. Dit betekent niet dat er geen actueel overzicht is van de stand van zaken van de voortgang. Op basis hiervan kan ik ook tussentijds voldoende bijsturen mocht dat nodig zijn. Bestuurlijk wordt deze voortgang besproken in het bestuurlijk overleg dat ik een aantal keren per jaar voer met de betrokken partijen.

6

Kan worden gesteld dat van de totale 750 miljoen euro doelmatigheidswinst er 200 miljoen euro wordt aangewend voor (indirecte) verlichting van de rijkskas door de financiering van muskus- en beverrattenbestrijding over te hevelen naar de waterschappen, en de waterschappen voor de helft mee te laten betalen aan het HWBP?

Ja, van de 750 miljoen euro wordt 200 miljoen euro gebruikt om de uitgaven van de IenM begroting te verminderen. Deze 200 miljoen euro wordt derhalve benut om een taak van het rijk (deels) over te nemen.

7

In hoeverre kan en mag deze kostenstijging voor de waterschappen doorbelast worden in de waterschapstarieven? In hoeverre is dan nog sprake van doelmatigheidswinst?

Waterschappen slaan hun kosten om via de waterschapsbelastingen. Dit is wettelijk zo geregeld. De nieuwe taken leiden echter niet tot evenredig hogere tarieven, omdat in het Bestuursakkoord Water afspraken zijn gemaakt over het behalen van doelmatigheidswinst via besparingen oplopend tot 750 miljoen euro in 2020. Hierdoor stijgen de tarieven en dus de lokale lasten uiteindelijk niet meer dan gematigd, zoals ook in het regeerakkoord is vastgelegd. Het kan wel zo zijn dat de realisatie van de doelmatigheidswinst en de bekostiging van de primaire keringen niet gelijk oploopt. In de periode tot 2020 kan het dan nodig zijn tariefsverhogingen als gevolg hiervan door te voeren die later worden gecompenseerd.

8

Hoe wordt het overige deel van de doelmatigheidswinst (de 550 miljoen euro van de totale 750 miljoen euro) gerealiseerd en waar slaat deze neer?

Zoals in het Bestuursakkoord Water is aangegeven bestaat de totale doelmatigheidswinst in 2020 uit 750 miljoen euro. 450 miljoen euro is afkomstig van de waterketen, 300 miljoen euro van het watersysteembeheer. De doelmatigheidswinst wordt gebruikt om, naast de 200 miljoen euro voor de rijksbegroting, 550 miljoen euro te besparen bij waterschappen, gemeenten en drinkwaterbedrijven. Hiermee wordt de stijging van de lokale lasten als gevolg van de benodigde investeringen beperkt, zodat die niet meer dan gematigd stijgen.

9

Is het denkbaar dat het inboeken van deze bedragen leidt tot hogere lasten voor burgers en bedrijven? Zo nee, hoe wordt bewerkstelligd en gecontroleerd dat dit niet gebeurt? Zo ja, waarom wordt dit dan gepresenteerd als doelmatigheidswinst?

Besparingen hoeven niet te leiden tot hogere lasten voor bedrijven en burgers. Er wordt jaarlijks gerapporteerd over de lokale lasten en de voortgang in de uitvoering van het Bestuursakkoord Water.

10

Kunt u het overzicht op pagina 3 van uw aanbiedingsbrief bij het Bestuursakkoord Water (27 625, nr. 190) met projecten in uitvoering en voorbereiding voorzien van bedragen, zodat duidelijk wordt hoe de geraamde kosten voor deze projecten tot en met 2020 van 5,3 miljard euro, respectievelijk circa 4 miljard euro, neerslaan bij genoemde onderliggende programma’s en projecten?

De geraamde opgave van de lopende uitvoeringsprogramma’s is ongeveer 5,3 miljard euro in de periode 2011 tot en met 2020 en bestaat grotendeels uit het Hoogwaterbeschermingsprogramma (inclusief de Zwakke schakels kust) voor circa 2,6 miljard euro, Ruimte voor de Rivier voor circa 1,7 miljard euro, de Maaswerken (Grensmaas en Zandmaas) voor 263 miljoen euro, het Herstel steenbekledingen voor bijna 400 miljoen euro, de Zandmotor voor 69 miljoen euro en de Nadere uitwerking rivierengebied (NURG) voor circa 85 miljoen euro. Daarnaast heb ik in mijn brief van 22 april jongstleden aangegeven de opgave voor de projecten in voorbereiding te indiceren op circa 4 miljard euro. Het gaat hierbij om programma’s en projecten die in diverse fasen van voorbereiding en besluitvorming zijn. Gezien deze fasen van voorbereiding met bijbehorende onzekerheidsmarge voor de kostenschattingen, is het nu nog lastig om per project in voorbereiding de opgave met harde bedragen te specificeren. Het gaat daarbij veelal om een indicatieve schatting en nog geen echte raming.

11

Zijn de bedragen van 5,3 miljard euro en circa 4 miljard euro jaarlijkse kosten of is dit het totale investeringsbudget dat tot 2020 beschikbaar is voor projecten en programma’s?

De geraamde opgave voor de lopende uitvoeringsprogramma’s bedragen ongeveer 5,3 miljard euro in totaal. De opgave voor de projecten die in voorbereiding zijn, wordt geschat op circa 4 miljard euro in totaal. Het zijn dus niet jaarlijkse kosten, maar totaalbedragen.

12

Hoe verhoudt het totale bedrag van 9,3 miljard euro (5,3 miljard plus circa 4 miljard) zich tot het bedrag van jaarlijkse beheerskosten voor watersysteem en waterketen van 7 miljard euro in 2010, dat genoemd wordt op pagina 5 van het Bestuursakkoord Water?

Het bedrag van 9,3 miljard euro betreft een indicatie van de totale opgave van het rijk voor waterveiligheid. Het bedrag van de jaarlijkse beheerskosten voor watersysteem en waterketen van 7 miljard euro in 2010 betreft de kosten van alle betrokken partijen (rijk, waterschappen, gemeenten en drinkwaterbedrijven) voor het gehele waterdomein.

13

Wat zullen na 2020 de jaarlijkse vaste kosten voor het beheer van de waterkeringen zijn, en welk bedrag zal er na 2020 jaarlijks nodig zijn voor investeringen?

In de periode van 2021 tot 2028 zal voor het watermanagement, beheer en onderhoud en vervanging ten behoeve van hoofdwatersystemen circa 2,4 miljard euro (externe projectkosten) nodig zijn. De benodigde middelen voor investeren in waterkeringen na 2020 worden ten behoeve van het in 2014 op te stellen waterveiligheidsprogramma uitgewerkt en in beeld gebracht.

14

Op welk moment kunt u meer inzicht geven in de benodigde financiën voor de waterveiligheid op zowel de middellange termijn als de lange termijn? Kunt u eerder dan uiterlijk in 2014 (plandatum waterveiligheidsprogramma als onderdeel van het Deltaprogramma) met deze gegevens komen? Kunt u uw antwoord toelichten?

Tot 2014 zal ik u in ieder geval jaarlijks op de hoogte houden over de voortgang van het op te stellen waterveiligheidsprogramma en de waterveiligheidsopgave. Verder zal ik u bijvoorbeeld naar aanleiding van de resultaten van de derde toetsing en het vervolg op het Hoogwaterbeschermingsprogramma tussentijds informeren en waar mogelijk een indicatie geven van de opgaven.

15

Welk bedrag voor investeringen is op dit moment structureel beschikbaar na 2020, opgesplitst naar middelen in de rijksbegroting en veronderstelde financiering van waterschappen?

Uitgaande van continuering van de afspraken uit het Bestuursakkoord Water is er na 2020 jaarlijks 362 miljoen euro beschikbaar voor investeringen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma voor het gedeelte dat in beheer is bij de waterschappen. Hiervan is jaarlijks 181 miljoen euro voorzien voor de rijksbijdrage en 181 miljoen euro voor de waterschapsbijdrage. In het kader van de begrotingsvoorbereiding 2012 vindt nog nadere besluitvorming plaats over de beschikbare middelen in het Infrastructuurfonds en Deltafonds in de periode 2021 tot 2028. Het uitgangspunt hierbij is de afspraak om tenminste vanaf 2020 één miljard euro jaarlijks ten behoeve van een voortvarende uitvoering van het Deltaprogramma uit te trekken, daarbij rekening houdend met wijzigingen die zijn opgetreden ten gevolge van het regeerakkoord.

16

Brengt het feit dat het niet altijd mogelijk is alle projecten in het gewenste tempo uit te voeren de waterveiligheid in gevaar? Wat heeft bij de keuze van temporisering van projecten geprevaleerd: de waterveiligheid of de beschikbare financiën?

Voor de waterveiligheidsagenda 2011–2014, zoals ik deze heb voorgesteld in de brief van 22 april jongstleden, heeft bij de keuze van temporisering en fasering de waterveiligheid geprevaleerd. Ondanks dat is fasering en temporisering noodzakelijk en zal de realisatietijd van de diverse waterveiligheidsprojecten daardoor langer duren. In het op te stellen waterveiligheidsprogramma zal ik de opgave voor waterveiligheid nader uitwerken met daarbij aandacht voor de uitvoeringsvolgorde van de te nemen maatregelen.

17

Wordt bij de verbetering van de structuur, processen, organisatie en govemance, naast van de aanbevelingen van de taskforce Ten Heuvelhof, ook gebruik gemaakt van de aanbevelingen van de commissie Elverding? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

In de programmering van het volgende HWBP zal naar analogie van het MIRT een verkenningenfase ingebouwd worden. Hierbij zal ook gebruik gemaakt worden van de aanbevelingen van de commissie Elverding.

18

Hoe veel tijd gaat de mogelijke herziening van de afspraken in het Nationaal Waterplan en de stroomgebiedbeheerplannen van 2009 in beslag nemen en gaat dit vertraging opleveren bij de uitvoeringswerkzaamheden?

Het is nog niet bekend in welke mate de afspraken over de uitvoering van maatregelen voor de Kaderrichtlijn Water, zoals opgenomen in de stroomgebiedbeheerplannen en het Nationaal Waterplan van 2009, moeten worden herzien. Vooralsnog is alleen bekend dat een deel van de maatregelen van Rijkswaterstaat getemporiseerd worden. Er is een beperkte tijd nodig om de plannen hierop aan te passen. Dit zal de uitvoering van de resterende maatregelen van Rijkswaterstaat niet vertragen.

19

Hoe verhoudt de prioriteit die u, met de implementatie van de bezuiniging in het regeerakkoord op de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, geeft aan waterveiligheid zich tot de Europese eisen waaraan op een gegeven moment voldaan moet worden? Gaan de uitgaven aan waterkwaliteit de komende decennia niet ten koste van uitgaven aan waterveiligheid?

Mijn prioriteit ligt voor de eerstkomende jaren bij waterveiligheid. De Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft als doel de bescherming en duurzaam gebruik van water, nu en in de toekomst. Dit is zeker ook belangrijk. Ik heb nu de KRW taakstelling van het regeerakkoord toegepast op een deel van de maatregelen van Rijkswaterstaat. Ik zal de temporisering van deze maatregelen zorgvuldig motiveren aan de Europese Commissie. Ik maak tegen 2015 een nieuwe afweging. Ik verwacht dat het KRW Innovatieprogramma nieuwe, kosteneffectieve oplossingen aan zal reiken. Ik betrek bij de afweging de toestand van de waterkwaliteit en van de financiën op dat moment. Verder houd ik rekening met de risico's op een inbreukprocedure van de Europese Commissie.

20

Bent u bereid om de Kamer te zijner tijd te informeren over de afspraken die er tussen Rijkswaterstaat en de waterschappen zijn gemaakt over risico- en crisisbeheersing?

Ja, hiertoe ben ik bereid.

21

Waarom kiest u ervoor om, ondanks het feit dat de taskforce Ten Heuvelhof pleit voor een 50%-50% verdeling van de kosten voor waterschappen en Rijk en volledige overdracht «ongewenst» noemt, op den duur de volledige kosten voor de aanleg, verbetering, beheer, onderhoud en financiering van de primaire waterkeringen die niet in het beheer zijn van het rijk bij de waterschappen te leggen en de 50/50-voorziening dus enkel als opstapje te beschouwen?

De volledige overdracht is het eindbeeld dat invulling geeft aan het ingezette traject om te komen tot een doelmatiger waterbeheer. Het in één hand brengen van aanleg, beheer en onderhoud en financiering bevordert een doelmatige afweging tussen investeringen in beheer en onderhoud en investeringen in verbetering van de waterkering (life cycle benadering). Het sluit tevens aan bij de filosofie van het kabinet «je gaat erover of niet» en «decentraal wat kan, centraal wat moet».

22

Doet een 50/50 financieringsverdeling niet het beste recht aan de verantwoordelijkheidsverdeling tussen rijk en waterschappen?

Vanuit zijn verantwoordelijkheid voor de bescherming tegen overstromingen behoudt het rijk de taak om normen te stellen voor de primaire waterkeringen en te zorgen voor het toetsinstrumentarium. De waterschappen hebben reeds een eigenstandige verantwoordelijkheid voor het op orde brengen en houden van de (primaire) waterkeringen onder hun beheer en daarmee voor het bieden van wettelijk genormeerde hoogwaterbescherming aan de inwoners van hun beheersgebied. Om de redenen genoemd in het antwoord op vraag 21 acht ik het gewenst dat de verantwoordelijkheid van de versterking op termijn volledig overgaat naar de waterschappen.

23

Per wanneer zouden volgens u, met respect voor een gematigde ontwikkeling van de waterschapslasten, de volledige kosten voor duur aanleg, verbetering, beheer, onderhoud en financiering van de primaire waterkeringen redelijkerwijs bij de waterschappen kunnen komen te liggen?

Zoals geschreven in de kabinetsreactie op het advies van de taskforce Ten Heuvelhof is dit omstreeks 2030. Op dit moment is dat dus niet aan de orde.

24

Hoe verwacht u dat de waterschapslasten beheerst kunnen worden als er zich in de toekomst grote tegenvallers voordoen bij de verbetering van de primaire waterkeringen, gezien het feit dat minstens een kwart van de kosten bij de individuele waterschappen ligt?

De omvang van de projectgebonden bijdrage van individuele waterschappen wordt momenteel door rijk en waterschappen samen uitgewerkt. De projectgebonden bijdrage zal naar verwachting doelmatige (ontwerp)keuzes stimuleren en tegenvallers beperken.

Het budget voor het HWBP staat de komende jaren vast omdat het rijk en de waterschappen allebei de helft financieren en de waterschappen 181 miljoen euro per jaar bijdragen. Eventuele tegenvallers hebben dus consequenties voor de planning van het totale programma en niet voor de financiële bijdragen van partijen.

25

Welke mogelijkheden heeft u om te voorkomen dat budgetoverschrijdingen van waterschappen een negatief effect hebben op de lokale lastenontwikkeling? Welke instrumenten heeft u om corrigerend op te kunnen treden als de besparingen die binnen een bepaalde tijd moeten worden gerealiseerd geen gelijke trend houden met de lastenverzwaringen?

Ik heb met waterschappen, gemeenten en drinkwaterbedrijven in het bestuursakkoord afgesproken dat jaarlijks zal worden gerapporteerd over de lokale lastenontwikkeling. Voor 1 november komen wij met een voorstel hoe de bereikte doelmatigheidswinst en de lokale lastenontwikkeling in beeld zal worden gebracht. Indien blijkt dat de lokale lasten meer dan gematigd dreigen te stijgen, zal ik in overleg met de betrokkenen bepalen welke maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen.

26

Welk orgaan, naast de waterschappen, kan na het schrappen van de provinciale goedkeuring van de kostentoedelingsverordening ten behoeve van het watersysteemheffing haar invloed nog aanwenden wanneer kosten onevenredig blijken te zijn gestegen?

Besluiten van een waterschapsbestuur, waaronder verordeningen, kunnen door gedeputeerde staten worden vernietigd wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Dit verandert dus niet met het schrappen van de provinciale goedkeuring van de kostentoedelingsverordening.

De hoogte van de tarieven van de watersysteemheffing wordt overigens vooral bepaald door de geraamde kosten in de begroting van het waterschap. De kostentoedelingsverordening bepaalt hoe deze kosten over de verschillende categorieën belastingplichtigen worden verdeeld.

27

Zijn er in het Bestuursakkoord Water afspraken gemaakt over dekking van tegenvallers? Gebeurt dit op basis van een 50%-50% bijdrage van Rijk en waterschappen?

Voor het volgende HWBP gebeurt dit tijdens de planvorming op basis van de cofinanciering. In het Bestuursakkoord Water is afgesproken dat de waterschappen na vaststelling van het definitieve ontwerp verantwoordelijk zijn voor de uitvoering en eventuele mee- en tegenvallers.

28

Waarop baseert u de indicatie dat de projectgebonden bijdrage van de waterschappen zal neerkomen op 10% tot 25% van de totale waterschapsbijdrage?

De taskforce Ten Heuvelhof adviseert een projectgebonden bijdrage van 25% van de totale projectkosten. Momenteel wordt de projectgebonden bijdrage nader uitgewerkt door rijk en waterschappen. Hierbij dient een balans gevonden te worden tussen een efficiencyprikkel die groot genoeg is en het effect op de lokale lasten. Ik verwacht dat dit tussen de 10% en 25% zal zijn.

29

Kan worden gesteld dat bij 25% verevening op een cofinancieringsbedrag van 1,2 miljard euro, burgers en bedrijven in die delen van het land waar keringen binnen het HWBP aanwezig zijn, circa 400 miljoen euro aan extra waterschapslasten krijgen ten opzichte van delen van het land waar dat niet het geval is?

In het Bestuursakkoord Water is afgesproken dat rijk en waterschappen voor de waterschapsbijdrage een nadere verdeling uitwerken tussen een deel daarvan dat wordt verevend en een deel dat via een projectgebonden bijdrage zal worden opgebracht. Een evenwichtige regionale lastenverdeling is daarbij een belangrijk criterium, evenals een voldoende mate van efficiencyprikkel voor het individuele waterschap. Of het projectgebonden deel 25% wordt of eventueel minder is mede daarvan afhankelijk.

De projectgebonden bijdrage is onderdeel van de afgesproken bijdrage van de waterschappen van 181 miljoen euro per jaar. Er is dus geen sprake van extra kosten. De precieze verdeling over de waterbeheerders kan thans nog niet worden aangegeven en wordt dit jaar nader uitgewerkt. Zie hiervoor ook vraag 30.

30

Kunt u voor de verschillende waterschappen een indicatie van de lastenontwikkeling geven bij een projectgebonden bijdrage van 10% en bij een projectgebonden bijdrage van 25%?

De afspraken over de bijdrage van de waterschappen worden momenteel uitgewerkt. Ik kan nu geen indicatie geven. De doorwerking van de projectgebonden bijdrage hangt af van het aantal afgekeurde keringen van een waterschap, de omvang van de maatregel die nodig is om weer aan de norm te voldoen en de wijze waarop het waterschap de bijdrage financiert.

31

Kunt u de lastenontwikkeling na de overdracht van de bekostiging van het HWBP van het Rijk naar de waterschappen per doelgroep (landbouw. natuur, etc.) in kaart brengen, zowel procentueel als in absolute cijfers?

Bij de uitwerking van de afspraken over de financiering zal berekend worden wat de effecten op de waterschapslasten op hoofdlijnen zijn. Zoals bij het antwoord op vraag 30 al vermeld, is de uiteindelijke doorwerking afhankelijk van verschillende factoren. De relatieve aandelen van verschillende categorieën zal worden vastgesteld in de kostentoedelingsverordening van het individuele waterschap en is niet op voorhand aan te geven.

32

Welke hoogte van waterschapslasten vindt u acceptabel?

Het vaststellen van de waterschapslasten is de bevoegdheid van democratisch gekozen waterschapsbesturen. Het is niet aan mij daar uitspraken over te doen. In algemene zin is in het regeerakkoord en het Bestuursakkoord Water afgesproken dat de lokale lasten niet meer dan gematigd mogen stijgen.

Zie ook het antwoord op vraag 25.

33

Waarom streeft u ernaar de toetsfrequentie terug te brengen van eens in de zes naar eens in de twaalf jaar? Houdt deze maatregel verband met de beperkte financiële middelen die zijn gereserveerd voor waterveiligheid?

Een toetsfrequentie van twaalf jaar sluit beter aan op de uitvoeringsduur van de benodigde verbeterwerken. Het toetsen, ontwerpen en verbeteren van waterkeringen kan gelijkmatiger in de tijd uitgevoerd worden. Deze frequentie brengt bovendien rust in het systeem en leidt tot efficiëntere inzet van capaciteit en kennis van alle bij het toetsproces betrokken partijen. Deze maatregel is niet genomen vanuit het oogpunt van mogelijke kostenbesparing.

34

Gaat een lagere toetsfrequentie niet ten koste van onze bescherming tegen het water?

De verandering in het toetsproces heeft geen consequenties voor de verantwoordelijkheid van de waterbeheerder om doorlopend de veiligheid van de waterkeringen te bewaken. De waterveiligheid komt hiermee dus niet in het geding.

35

Waarom kiest u niet bij voorbaat voor een continu toetsproces, maar houdt u het bij het streven het toetsproces «zo mogelijk» een continu karakter te geven?

Hoe een continu toetsproces in de praktijk vorm krijgt, wordt voor 1 november 2011 uitgewerkt. Hierbij wordt nagegaan hoe een continu proces kan bijdragen aan het oplossen van de geconstateerde problemen in het toetsproces. Ik wil daarbij ook de uitvoerbaarheid van een continu proces in ogenschouw nemen.

36

Waarom is het voor een klein deel van de keringen niet mogelijk om in 2011 een oordeel te geven in het kader van de Derde Toetsing? Waarom zal de derde toetsingsronde van de primaire waterkeringen pas definitief in 2017 afgerond zijn? Kunt u een indicatie geven van de tegenvallers die u tot die tijd verwacht?

De door de provincies aangeleverde toetsresultaten liggen momenteel bij de Inspectie ter beoordeling. Na het opstellen van een landelijk beeld zullen de resultaten later dit jaar naar de Tweede Kamer worden gezonden.

Uit de voorlopige resultaten blijkt dat diverse waterbeheerders hebben aangegeven dat er voor een aantal waterkeringen onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om te toetsen conform de voorschriften, dat het toetsinstrumentarium naar hun mening onvolledig is of dat er onvoldoende tijd was om het toetsproces af te ronden.

Om alsnog tot een uitspraak te kunnen komen is het wenselijk dat de voornoemde oorzaken worden weggenomen. Dit betekent dat er aanvullende gegevens nodig zijn, het toetsinstrumentarium waar nodig wordt aangevuld en dat de waterbeheerder de tijd krijgt om zijn toetsing alsnog uit te voeren. Het doel is om een volledig beeld te hebben voordat de volgende toetsronde in 2017 van start gaat. Daarom is in de brief van 22 april 2011 opgenomen dat uiterlijk in 2017 dit volledige beeld gepresenteerd zal worden.

37

Waarom zijn er in het Bestuursakkoord Water geen afspraken gemaakt over de verdeling van kosten die uit een eventuele toekomstige actualisering van de waterveiligheidsnormen voortvloeien?

De kosten die voortvloeien uit een eventuele toekomstige actualisering van de waterveiligheidsnormen, zijn afhankelijk van nog te maken keuzes. Deze keuzes worden de komende tijd voorbereid en uitgewerkt binnen het Deltaprogramma. De Deltabeslissing Veiligheid zal in 2014 worden genomen. De Deltabeslissing Veiligheid bestaat uit een voorstel voor actualisering van de waterveiligheidsnormen en uit gebiedsgerichte strategieën om de veiligheidsopgave aan te pakken. In dit proces zullen afspraken worden gemaakt tussen de betrokken overheden over de aanpak, realisatie en financiering die volgen uit een eventuele actualisering van de waterveiligheidsnormen.

38

Wanneer neemt u een beslissing over de actualisering van de veiligheidsnormering?

Het besluitvormingsproces over de normering zal gefaseerd verlopen en wordt voorbereid binnen het Deltaprogramma. In de eerste fase zal ik een richtinggevend kader (principebesluit) vaststellen voor de strategieën, die de verschillende gebieden binnen het Deltaprogramma zullen uitwerken. Deze strategieën worden naar verwachting in de periode 2012–2014 opgesteld. Zo ontstaat stapsgewijs een beeld of, waar en in hoeverre er aanleiding is om normen te actualiseren, welke keuzemogelijkheden er zijn en wat dit zal betekenen in verschillende delen van Nederland. Hieruit komt de benodigde beslisinformatie bij elkaar om naar verwachting in 2014 in samenhang met de andere vier Deltabeslissingen een definitief besluit te nemen over de actualisering van de waterveiligheidsnormen. Juridische verankering van geactualiseerde waterveiligheidsnormen zal volgens de planning van het Nationaal Waterplan in 2017 kunnen plaatsvinden.

39

Zijn de rapporten, die ten behoeve van de nieuwe normering worden opgesteld, reeds afgerond? Bent u bereid deze, zodra beschikbaar, naar de Kamer te sturen?

De slachtofferrisicoanalyse en een Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) zijn recent door het kennisinstituut Deltares afgerond. Gezien het belang van het onderwerp en de complexiteit van de materie hecht ik veel waarde aan een goede kwaliteit van de analyses. De analyses zijn daarom eind mei naar het Expertise Netwerk Waterveiligheid en het Centraal Planbureau gestuurd met het verzoek om kwaliteitsborging. Zodra deze kwaliteitsborging met goed resultaat is afgerond, zal ik u verder informeren over de uitkomsten en het vervolgproces.

40

Kunt u aangeven wat de criteria zijn om te komen tot een eventuele aanpassing van veiligheidsnormen?

Zoals aangegeven in het Nationaal Waterplan zal in het normenstelsel, in aanvulling op economische afwegingen, meer dan nu het geval is rekening gehouden gaan worden met slachtofferrisico’s. Daarom wordt met behulp van een Maatschappelijke Kosten Baten Analyse en slachtofferrisicoanalyses onderzocht in hoeverre de huidige beschermingsniveaus tegen overstromingen (waterveiligheidsnormen) voor de lange termijn (2050) nog voldoende overeenkomen met de toename van de economische waarden en de mogelijke aantallen dodelijke slachtoffers achter de keringen. Het huidige wettelijke beschermingsniveau is daarbij vertrekpunt.

De actualisering van de waterveiligheidsnormen kan niet enkel gebaseerd zijn op rekenanalyses, maar moet resultaat zijn van een breed gedragen afweging. Derhalve zijn criteria als de haalbaarheid, de ruimtelijke gevolgen, de kosten, de uitvoerbaarheid, de waterstaatkundige samenhang, de samenhang met andere opgaven en het maatschappelijk draagvlak van een mogelijke actualisering van de waterveiligheidsnormen van belang bij de eventuele aanpassing van de waterveiligheidsnormen.

41

Waar komt het toezicht op het toetsen, zoals de Taskforce Ten Heuvelhof dat heeft beschreven, te liggen?

De beoordeling van de veiligheid van de primaire waterkeringen wordt uitgevoerd door de waterbeheerders. Daar wordt toezicht op gehouden door het rijk.

42

Wat betekent het feit dat u het HWBP als een voortrollend programma wil vormgeven voor de rol van de Kamer ten aanzien van de programmering van waterveiligheidsprojecten? Wordt er wel een meerjarig HWBP-3 vastgesteld, of wordt alleen jaarlijks bij de vaststelling van het Deltaprogramma de programmering voor waterveiligheidsprojecten in dat jaar vastgesteld?

De Tweede Kamer zal geïnformeerd worden over de totale lijst van maatregelen die in aanmerking kunnen komen voor het HWBP. Ook zal regelmatig worden gerapporteerd over de actualisatie van die lijst en de voortgang van (clusters van) maatregelen.

43

Waarom stelt u jaarlijks separaat het HWBP vast, terwijl dit onderdeel gaat uitmaken van het integrale waterveiligheidsprogramma dat in het kader van het Deltaprogramma wordt ontwikkeld?

Het integrale waterveiligheidsprogramma is het totaal aan maatregelen op het gebied van waterveiligheid, uitgevoerd door zowel de waterschappen als Rijkswaterstaat. Het bestaat uit zelfstandige projecten en programma’s, zoals het HWBP, die qua aard, omvang en wijze van financiering verschillen. Een aparte vaststelling van het HWBP is daarom wenselijk.

44

Op welke wijze worden de ervaringen vanuit de markt ten aanzien van opdrachtgeverschap en innovatieve ontwerpen meegenomen in de kennispool die op het gebied van programmamanagement, inkoop, waterbouw en uitvoering wordt ingesteld? Krijgt de kennispool ook input vanuit het bedrijfsleven? Hoe verhoudt de kennispool zich tot het bureau van de Deltacommissaris, dat ook als opdracht heeft kennis over deltamanagement op te bouwen?

De kennispool is een samenwerkingsverband tussen de waterbeheerders (Rijkswaterstaat en de waterschappen) en is voornamelijk gericht op het uitwisselen van kennis over de uitvoering van verbetermaatregelen en inkoopstrategieën. De kennis die Rijkswaterstaat heeft opgedaan in grote aanlegprojecten, evenals het omgaan met de markt en innovatieve oplossingen, wordt hierbij toegankelijk gemaakt voor de waterschappen. Deze kennispool heeft specifiek betrekking op dijkversterkingsprojecten van het lopende HWBP.

Bij het Deltaprogramma betreft het kennis die wordt vergaard ten behoeve van alle negen deelprogramma’s en de vijf deltabeslissingen.

45

Wordt bij het experimenteren met het toepassen van een andere risicoverdeling in de uitvoeringsfase van HWBP2 ook gekeken naar moderne contractvormen met het bedrijfsleven, waarbij bedrijven een deel van de risico's van uitvoering overnemen, of betreft het alleen een verschuiving van het risico richting andere overheden?

Vooralsnog betreft het alleen een andere risicoverdeling tussen het rijk en de waterschappen. Momenteel wordt al geëxperimenteerd met overdragen van het financieel risico na het aanbestedingsresultaat. Bij een volgend HWBP zal bezien worden in hoeverre een verschuiving van risico’s naar de markt wenselijk is. Daarbij zullen de waterbeheerders het voortouw moeten nemen.

46

Welke signalen liggen ten grondslag aan de proef bij het Markermeer, die uit zal moeten wijzen of de dijken toch sterker zijn dan gedacht? Is de verwachting dat dit wellicht voor meer dijken zal gelden? Zijn de dijken wellicht onnodig afgekeurd?

De dijken zijn afgekeurd op grond van de vigerende wettelijke toetsvoorschriften. Er is echter relatief weinig empirische kennis over de sterkte van veendijken. De proef beoogt meer inzicht te genereren over de werkelijke sterkte van de dijken ter plaatse. Uit de proef moet blijken of de toetsvoorschriften moeten worden aangepast en het oordeel uit de tweede toetsronde moet worden herzien of niet. Over de toepasbaarheid van de resultaten van de test op andere (veen)dijken kan ik nog niet vooruitlopen.

47

Waarom zijn de voorbereidingskosten niet meegenomen in de algemene projectkosten, maar wordt vastgehouden aan een maximale vergoeding voor voorbereidingskosten aan de waterschappen van 15%?

Voor HWBP2 gelden de bestaande subsidievoorwaarden waarbij 15% over de projectkosten forfaitair worden vergoed. Per 1 januari 2012 worden de werkelijk gemaakte voorbereidingskosten vergoed.

48

Hoe vaak komen de daadwerkelijke voorbereidingskosten voor dijkverbeteringsprojecten bij waterschappen hoger uit dan 15% van de realisatiekosten?

Vanwege het forfaitaire karakter van de voorbereidingskosten is dat lastig te bepalen. De ervaring leert wel dat de 15% bij grote projecten hoog is en bij kleinere projecten laag.

49

Is er wel sprake van een efficiencyverbetering als waterschappen hun voorbereidingskosten nog steeds volledig kunnen declareren tot maximaal 15% (mits ze die kosten daadwerkelijk maken)? Komt er nog een afzonderlijke prikkel om ervoor te zorgen dat niet continu de maximale 15% wordt gedeclareerd?

Waterschappen declareren in de praktijk niet altijd voor 15%. De kosten hoeven nu niet inzichtelijk gemaakt te worden. De voorbereidingskosten worden in de toekomst wel getoetst na aanpassing van de regeling. Bij de voorbereiding van projecten in het volgende HWBP zullen de voorbereidingskosten door middel van cofinanciering tussen het rijk en de waterschappen worden vergoed waardoor er nog een extra efficiencyprikkel ontstaat.

50

Wat betekent de keuze voor een uitgebreidere voorbereidingsfase van projecten, voor de te verwachten voorbereidingskosten die de waterschappen kunnen declareren bij het Rijk?

Door meer tijd nemen voor een gedegen voorbereiding van een project zullen projecten in de uitvoering beter beheerst verlopen. Dit werkt positief door in de totale projectkosten.

51

Hoe groot is exact de efficiencywinst die u verwacht door uit te gaan van daadwerkelijk gemaakte kosten?

Dat is lastig te zeggen. De praktijk heeft echter uitgewezen dat de voorbereidingskosten vaak lager waren dan de 15%.

52

Is er ook nog gekeken naar mogelijke besparingen binnen het HWBP2 om de overschrijding terug te dringen? Zijn in het kader van het Bestuursakkoord maatregelen genomen die er rechtstreeks toe bijdragen dat de omvang van de in de brief van 2 juli 2010 ( 27 625, nr. 167 ) gesignaleerde tegenvaller bij het HWBP2 wordt teruggedrongen?

De kostenramingen van de maatregelen worden voortdurend geactualiseerd waardoor er een stabielere raming voor het gehele programma kan worden opgesteld. In dat verband worden ook voortdurend besparingsmogelijkheden onderzocht. Ik verwacht in de basisrapportage een nieuwe stabielere raming af te kunnen geven. Met de ondertekening van het Bestuursakkoord Water is het mogelijk het volledige programma uit te kunnen voeren.

53

Welke wet(ten) zal(zullen) worden gewijzigd met de wetswijziging die de regering voornemens is uiterlijk 1 juli 2012 in te dienen?

Dit betreft wijzigingen van de Waterwet en Waterschapswet.

54

Hoe gaat het Rijk voldoen aan de financiële verplichtingen die voortvloeien uit het bestuursakkoord water? Is het bedrag dat het Rijk bijdraagt (131 miljoen euro in 2014 en 181 miljoen euro vanaf 2015) reeds begroot? Zo nee, waar moet dat geld vandaan komen?

In de vigerende begroting is het rijksdeel van de middelen in de periode 2011 tot en met 2020 niet gedekt. Het kabinet heeft daarom besloten 1,2 miljard euro voor de periode 2011 – 2020 via het generale beeld naar voren te halen. Daarmee is veiliggesteld dat het lopende HWBP2 kan worden afgerond en dat ook een start gemaakt kan worden met het volgende Hoogwaterbeschermingsprogramma.

55

Welk deel van het HWBP2 betreft waterschapsprojecten (waarvoor de bijdrage van de waterschappen kan worden ingezet) en hoe wordt dit onderscheid gemaakt? Is er vanuit het Rijk voldoende financiering voor de projecten uit het HWBP2 die niet als «waterschapsproject» kunnen worden aangemerkt?

Alle projecten van HWBP2 zijn financieel gedekt. Dit betreft zowel waterschaps- als rijksprojecten. Waterschapsprojecten zijn dijkversterkingen van de bij de waterschappen in beheer zijnde primaire waterkeringen. Rijksprojecten zijn dijkversterkingen van de bij het rijk in beheer zijnde primaire waterkeringen. Inzet is om in de Begroting 2012 een onderscheid te maken in de budgetten van beide categorieën van projecten.

56

Waar komt het voorstel van de taskforce Ten Heuvelhof, om jaarlijks 40 miljoen euro te reserveren voor de uitvoering van de rijksprojecten, terug in de budgetten van het bestuursakkoord?

Dit voorstel maakt geen onderdeel uit van het Bestuursakkoord Water.

57

Wat is de actuele stand van de kostenraming voor het HWBP2, die volgens de brief van 2 juli 2010 3 194 miljoen euro betrof? Wat verklaart een eventuele verhoging of verlaging? Zijn de geraamde bedragen naar aanleiding van de verwachte efficiencywinst door het bij elkaar brengen van aanleg, beheer en onderhoud naar beneden bijgesteld?

HWBP2 is door uw Kamer aangemerkt als groot project. Daartoe wordt momenteel een basisrapportage opgesteld. Hierin zal een actualisatie van de kostenraming van HWBP2 worden opgenomen. De basisrapportage zal na de zomer aan uw Kamer worden toegezonden.

58

Kunt u een totaaloverzicht geven van de meerjarenraming tot en met 2020 voor de financiering van het HWBP, waarin u de situatie vóór het afsluiten van het Bestuursakkoord en de situatie daarna weergeeft, onderverdeeld in rijksmiddelen en waterschapsbijdragen?

In de basisrapportage zal een actualisatie van de kostenraming van HWBP2 worden opgenomen. In de basisrapportage zal een opsplitsing van de rijksmiddelen en bijdrage van de waterschappen worden gegeven.

59

Welk bedrag is er, naast de reservering van 299 miljoen euro uit het HWBP, beschikbaar voor het versterken van de kunstwerken op de Afsluitdijk en het vergroten van de spuicapaciteit? Is dit gezamenlijk voldoende voor het uitvoeren van één van de vier planalternatieven uit de verkenningsfase? Hoe verhoudt dit bedrag zich tot de eerder genoemde 750 miljoen euro voor het project Afsluitdijk?

In de lopende begroting is voor de aanpak van de Afsluitdijk momenteel tot en met 2020 299 miljoen euro beschikbaar. Door de Programmaruimte van het verlengde Infrastructuurfonds (na 2020) hierbij te betrekken is er zicht op dekking van het totale te verwachten investeringsbedrag ontstaan. Hierdoor kan volgens planning dit jaar een voorkeursbeslissing genomen worden.

Voor het project Toekomst Afsluitdijk was door het vorige kabinet een interne reservering van 750 miljoen euro gemaakt op een Aanvullende Post. Dit bedrag was niet gebaseerd op een raming, maar op een globale eerste schatting.

Voor extra spuicapaciteit Afsluitdijk is in het Infrastructuurfonds 205 miljoen euro beschikbaar (inclusief de baten en lasten dienstbijdrage (BLD) voor Rijkswaterstaat is dit 246 miljoen euro).

60

Waar is binnen de rijksbegroting de extra 1 217 miljoen euro aan rijksmiddelen voor het HWBP vrijgemaakt? Betreft het hier vrije ruimte of zijn andere budgetten herschikt of verlaagd?

Zie antwoord op vraag 54.

61

Resteert er na het Bestuursakkoord nog vrije ruimte binnen het MIRT tot en met 2020? Zo ja, hoeveel en in welke jaren?

Omdat de dekking van de 1 217 miljoen euro aan rijksbijdrage wordt overgeheveld uit de periode na 2020 heeft het Bestuursakkoord Water geen invloed op de vrije ruimte in de periode tot en met 2020 (zie ook antwoord op vraag 54).

62

Komt de 1 217 miljoen euro die de waterschappen op basis van het Bestuursakkoord gaan bijdragen in de plaats van de veronderstelde eerdere bijdragen in het kader van het Aanvullend Beleidsakkoord (810 miljoen euro) en het Regeerakkoord (650 miljoen euro)? Zo ja, wat is de verklaring voor het feit dat op basis het Aanvullend Beleidsakkoord en het Regeerakkoord een totale bijdrage van waterschappen aan het HWBP van 1 460 miljoen euro (810+650) werd voorzien en nu een bijdrage van 1 217 miljoen?

De 81 miljoen euro per jaar die de waterschappen met ingang van 2011 voor hun rekening nemen gaat per 2014 op in de afspraken in het kader van het Bestuursakkoord Water. Het verschil tussen de 1 460 en de 1 217 miljoen euro (243 miljoen euro) bedraagt drie maal de 81 miljoen euro in de periode 2011 tot en met 2013.

63

Kunt u in een duidelijk overzicht van de periode 2011 tot en met 2020 aangeven hoeveel de waterschappen in totaliteit bijdragen aan het HWBP ten opzichte van de situatie ten tijde van de brief van 2 juli 2010?

Ten tijde van de brief van 2 juli 2010 was het rijk als enige verantwoordelijk voor de financiering van het HWBP. Door de inwerkingtreding van de Spoedwet per 1 juli van dit jaar en het ondertekenen van het Bestuursakkoord Water is er nu sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de financiering van het HWBP. Dit komt tot uiting een bedrag van 1,460 miljard euro dat de waterschappen in de periode 2011–2020 voor hun rekening nemen.]

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

81

81

81

131

181

181

181

181

181

181

64

Hoe verhoudt het nu beschikbare budget voor het HWBP-3 van 591 miljoen euro zich tot de raming voor het HWBP-3 voordat het Bestuursakkoord werd afgesloten?

Er is nog geen raming voor het derde HWBP. Op basis van de verkenningen die starten na de Landelijke Rapportage Toetsing (LRT) kan een raming worden opgesteld. Met het budget dat nu beschikbaar is, kan een begin gemaakt worden met het derde HWBP.

65

Waarom is er gekozen voor het ramen van een overschot ten behoeve van het HWBP-3 en hoe verhoudt dit overschot zich tot het Deltafonds? Komt dit overschot geoormerkt in het Deltafonds terecht voor HWBP-3?

Voor maatregelen die voortvloeien uit de Derde Toetsing was voor het Bestuursakkoord Water nog geen budget gereserveerd. Als gevolg van de afspraken in het Bestuursakkoord Water is er tot en met 2020 wel budget gereserveerd voor een start van het volgende HWBP. Volgens het ontwerp wetsvoorstel van de Deltawet zullen alle budgetten in het Infrastructuurfonds die nu bestemd zijn voor het waterdomein naar het Deltafonds worden overgezet, dus ook de cofinanciering (181 miljoen euro) na 2020 aan het volgende HWBP.

66

Op welk moment verwacht u dat de kosten voor HWBP-3, waarvan de taskforce Ten Heuvelhof de verwachting uitspreekt dat ze nog hoger zullen zijn dan die voor HWBP2, zullen neerslaan?

De kosten van het volgende HWBP zullen gezien de voorbereidingstijd die nodig is voor de maatregelen na 2014 neerslaan.

67

Als de gereserveerde bijdrage voor HWBP-3 niet toereikend blijkt, betekent dit dan ook dat de bijdrage van de waterschappen zal stijgen en daarmee ook de lasten?

In het Bestuursakkoord Water zijn afspraken gemaakt over de jaarlijkse bedragen. De uitvoeringstermijn zal op dit jaarlijkse investeringsvolume worden afgestemd.

Overigens zijn mee- en tegenvallers in de uitvoeringsfase voor rekening van de waterschappen.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Dijksma, S.A.M. (PvdA), Gent, W. van (GL), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Voorzitter, Slob, A. (CU), Aptroot, Ch.B. (VVD), Samsom, D.M. (PvdA), Jansen, P.F.C. (SP), Koppejan, A.J. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Ouwehand, E. (PvdD), Rouwe, S. de (CDA), Bashir, F. (SP), Mos, R. de (PVV), Tongeren, L. van (GL), Monasch, J.S. (PvdA), Dekken, T.R. van (PvdA), Dijkgraaf, E. (SGP), Veldhoven, S. van (D66), Koolmees, W. (D66), Ondervoorzitter, Jong, L.W.E. de (PVV), Huizing, M.E. (VVD), Leegte, R.W. (VVD) en Werf, M.C.I. van der (CDA).

Plv. leden: Groot, V.A. (PvdA), Braakhuis, B.A.M. (GL), Houwers, J. (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Lucas-Smeerdijk, A.W. (VVD), Smeets, P.E. (PvdA), Gerven, H.P.J. van (SP), Haverkamp, M.C. (CDA), Bontes, L. (PVV), Thieme, M.L. (PvdD), Bochove, B.J. van (CDA), Ulenbelt, P. (SP), Agema, M. (PVV), Grashoff, H.J. (GL), Plasterk, R.H.A. (PvdA), Jacobi, L. (PvdA), Staaij, C.G. van der (SGP), Ham, B. van der (D66), Verhoeven, K. (D66), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Boer, B.G. de (VVD), Lodders, W.J.H. (VVD) en Koopmans, G.P.J. (CDA).

Naar boven