27 625 Waterbeleid

30 015 Voortgang bodemsanering

Nr. 178 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 december 2010

In het overleg met uw kamer over het onderwerp Bodem van 9 juni 2009 en 14 maart 2010 (kamerstuk 30 015, nr. 35 en kamerstuk 30 015, nr. 40) heeft de toenmalige minister van VROM toegezegd om te komen met een handreiking voor het herinrichten van diepe plassen (zogenaamde zandwinputten). Met deze brief kom ik deze toezegging na en informeer ik u over de stand van zaken van dit dossier.

Met alle betrokken overheden ben ik erin geslaagd om een aanpak te maken om licht verontreinigde grond en baggerspecie toe te kunnen passen in diepe plassen. Deze aanpak is uitgewerkt in een handreiking1. De handreiking maakt duidelijk dat op verantwoorde wijze gebruik kan worden gemaakt van licht verontreinigde grond en baggerspecie bij het herinrichten van diepe plassen. Daarmee vult de handreiking het bestaande regelgevingskader aan, zowel inhoudelijk als in het proces.

Met een circulaire vraag ik decentrale overheden te werken volgens deze handreiking. De circulaire is ter publicatie aangeboden aan de Staatscourant en treedt de dag na publicatie in werking1.

Onderliggende adviezen (Rapportage deskundigencommissie zandwinputten en advies van de technische commissie bodem) maken onderscheid tussen vrijliggende plassen en niet vrijliggende plassen onder meer in het rivierengebied. Met name voor de eerste categorie blijken aanvullende maatregelen nodig. Hoogwaterbeschermingsprojecten zoals Ruimte voor de Rivier en Maaswerken zullen vrijwel ongewijzigd doorgang kunnen vinden. Alleen als er hier kwetsbare objecten in de nabijheid zijn, is er nu de mogelijkheid om locatiespecifiek aanvullende voorwaarden te stellen.

Vanzelfsprekend geldt de toepassing van de handreiking voor initiatieven die vanaf de inwerkingtreding van de circulaire worden opgestart. Voor plassen waar al gewerkt wordt zijn al verplichtingen aangegaan. Hier zijn de initiatiefnemers en lokale overheden verantwoordelijk om te voldoen aan de zorgplicht. De kennis uit de handreiking acht ik daarbij van belang om deze beoordeling per geval uit te voeren.

De in de handreiking gekozen werkwijze bevat veel maatwerk. Het streven is om naar een meer uniforme werkwijze te komen. Daarom zorgt mijn ministerie er voor dat een onderzoeksprogramma opgestart wordt om te komen tot een eenvoudig en betrouwbaar generiek kader voor het herinrichten van diepe plassen. Uitvoering van dit programma vindt plaats samen met betrokken overheden en het bedrijfsleven.

Het advies van de deskundigencommissie en de Technische Commissie Bodem om voor arseen aanvullende voorwaarden te stellen heb ik niet overgenomen in het specifieke geval van plassen in de rijkswateren. Ik ben van mening dat met de voorwaarden van het Besluit bodemkwaliteit en de handreiking de input van arseen richting het grondwater in die situaties voldoende wordt beperkt om aan de Europese verplichtingen te voldoen. De huidige kennis over de omvang van de input en de gevolgen voor de leefomgeving geven geen aanleiding om op dit moment kostbare aanvullende voorwaarden ten aanzien van arseen te stellen voor deze specifieke plassen.

Met de Circulaire en de handreiking voor het herinrichten van diepe plassen is nu een kader beschikbaar waarmee in de praktijk aan de slag kan worden gegaan. Dit kader loopt vooruit op aanpassing van het Besluit bodemkwaliteit. Zoals bekend geeft het herinrichten van diepe plassen in sommige gevallen aanleiding tot maatschappelijke onrust. Samen met de overheden in die gebieden deel ik de zorg voor het behoud van een goede waterkwaliteit én de wens om een gebied in te richten met herbruikbare grond en bagger. Met deze overheden ben ik ervan overtuigd dat dit vraagstuk zeker voor vrijliggende diepe plassen juist ook op het niveau van de decentrale overheden moet worden opgepakt in een open proces waarbij bedrijfsleven en publiek samen aan tafel zitten. Met de handreiking en circulaire heb ik de middelen aangereikt waarmee dit kan gebeuren. De betrokken overheden stellen een gezamenlijk communicatieplan op om op een adequate wijze alle betrokkenen te informeren over het nieuwe beleid.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven