Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 27451 nr. 99 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 27451 nr. 99 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2008
In deze brief bied ik u, ook namens de minster van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, het Examenverslag 2007–2008 van de Inspectie van het Onderwijs aan.1 De Inspectie van het Onderwijs heeft de kwaliteit van de examinering van opleidingen in het middelbaar beroepsonderwijs onderzocht in het studiejaar 2007–2008. In het Examenverslag 2007–2008 vindt u de uitkomsten van dit onderzoek. Deze brief is tegelijkertijd mijn reactie op de bevindingen van de inspectie.
De Inspectie van het Onderwijs heeft de kwaliteit van de examinering van opleidingen in het middelbaar beroepsonderwijs onderzocht in het studiejaar 2007–2008. Ik begin deze brief met een korte terugblik op de recente overgang van het examentoezicht. In deel I volgt een samenvatting van de conclusies van het Examenverslag. In deel II vind u mijn beleidsreactie. Ook vindt u in deel II een beschrijving van de maatregelen die ik samen met de minister van LNV getroffen heb bij opleidingen waarbij de kwaliteit van de examens onvoldoende was. In deel III leest u vervolgens over de voortgang van de maatregelen ter versteviging van de examenkwaliteit.
In mijn brief van 6 september 2007 (Kamerstuk 27 451, nr. 76) heb ik een eerste stap gezet op weg naar een nieuw toezichtarrangement op de kwaliteit van de examinering in het mbo. De bedoeling hiervan was een verbetering van het toezicht. Op 15 november 2007 is het toezicht op de kwaliteit van examinering van mbo-opleidingen ondergebracht bij de inspectie. Dit is op 22 mei 2008 vastgelegd in de Wet educatie beroepsonderwijs (WEB) en de Wet op het onderwijstoezicht (WOT) per 22 mei 2008 (Kamerstuk 31 321, nr. 2).
Ik wil de inspectie complimenteren voor de voortvarende wijze waarop zij het examentoezicht heeft opgepakt. Veel instellingen en instanties hebben zich positief uitgelaten over de – door de inspectie aangepaste – toezichtwijze, in het bijzonder wat betreft de daarmee gepaard gaande vermindering van de beheerslasten voor instellingen.
DEEL I EXAMENVERSLAG 2007–2008: SAMENVATTING VAN DE EXAMENKWALITEIT 2007–2008.
1. Toelichting werkwijze inspectie
De inspectie heeft de kwaliteit van de examens beoordeeld aan de hand van de standaarden waaraan examens van mbo-opleidingen moeten voldoen, en aan de hand van het Toezichtkader examinering 2007–2008. De standaarden zijn vastgesteld in de Regeling standaarden examens beroepsonderwijs 2007–2008.
De inspectie heeft drie onderzoeken uitgevoerd naar de examenkwaliteit in het studiejaar 2007–2008:
• een regulier onderzoek naar een steekproef van 787 opleidingen bij 115 instellingen (zie hierna onder a);
• een onderzoek naar kwaliteitsverbetering bij 62 opleidingen bij 20 instellingen (zie hierna onder b);
• een onderzoek bij 35 opleidingen bij 7 instellingen (zie hierna onder c).
De methode van het onderzoek, zoals omschreven in het toezichtkader, is bij alle drie de onderzoeken nagenoeg gelijk. Voor het reguliere onderzoek heeft de inspectie bij iedere instelling een a-selecte steekproef van opleidingen getrokken en daarvan de examenkwaliteit onderzocht.
De 62 en 35 opleidingen in de laatstgenoemde twee onderzoeken zijn buiten de steekproef van het regulier onderzoek gebleven om te waarborgen dat de examens van deze opleidingen in elk geval door de inspectie in het studiejaar 2007–2008 zouden worden onderzocht vanwege de voorgeschiedenis van eerdere tekortkomingen bij deze opleidingen. Doordat deze opleidingen buiten de steekproef van het reguliere onderzoek zijn gehouden, zijn de uitkomsten van deze twee onderzoeken niet gebruikt bij de berekening van het representatieve landelijke totaal beeld van de examenkwaliteit in 2007–2008.
Alle betrokken instellingen hebben elk voor de betreffende onderzochte opleidingen een rapport met bevindingen van de inspectie ontvangen. Het totaalbeeld van de bevindingen in deze rapporten is door de inspectie weergegeven in het Examenverslag 2007–2008, voor respectievelijk de onderscheiden drie onderzoeken.
a. Regulier onderzoek; steekproef van 787 opleidingen
Het geschatte landelijke totaalbeeld mbo
De bevindingen van het regulier onderzoek laten zien dat landelijk bij 78% van de opleidingen in het mbo sprake is van voldoende examenkwaliteit in 2007–2008. Dit percentage is gecorrigeerd, gelet op de samenstelling van de steekproef en geeft het representatieve landelijke beeld weer.
Het feitelijke beeld bij de steekproef van opleidingen
Als gekeken wordt naar de 787 opleidingen uit de daadwerkelijke steekproef bij 115 instellingen dan is bij 507 opleidingen (76%) sprake van voldoende examenkwaliteit in 2007–2008. Bij de overige 191 opleidingen bij 76 instellingen is sprake van onvoldoende examenkwaliteit. De gemiddelde voldoende score is 76%; onderstaand volgen enkele specificaties.
Specificatie naar type opleiding
Bij de nieuwe competentiegerichte opleidingen is de examenkwaliteit vaker voldoende in vergelijking met de eindtermgerichte opleidingen. De voldoende score is respectievelijk 85% en 70%.
Specificatie naar type instelling
Bij bekostigde instellingen is de examenkwaliteit bij 78% van de onderzochte opleidingen voldoende en bij niet bekostigde instellingen bij 57%. Gespecificeerd naar de onderscheiden typen bekostigde instellingen zijn de voldoende scores voor regionale opleidingscentra (roc) 78%, vakinstellingen 79% en agrarische opleidingscentra (aoc) 80%.
Specificatie naar zowel type instelling als type opleiding
Bij roc’s is de voldoende score bij de onderzochte eindtermgerichte opleidingen 76% en bij de competentiegerichte opleidingen 80%. Bij vakinstellingen liggen deze twee percentages verder uit elkaar, te weten respectievelijk 66% en 90%. En bij de aoc is het verschil het grootst, te weten respectievelijk 46% en 100%. De hoge scores van de aoc bij competentiegerichte opleidingen hangt mede samen met de inkoop van examenproducten. Daarbij geldt dat de inspectie in het studiejaar 2007–2008 nog is uitgegaan van een voldoende voor de examenproducten als sprake is van inkoop bij een door KCE erkende examenleverancier.
Instellingen waarbij alle onderzochte opleidingen van voldoende of onvoldoende examenkwaliteit zijn
Van de 115 instellingen was bij 40 instellingen (35%) van alle onderzochte opleidingen sprake van voldoende examenkwaliteit. Bij 19 instellingen (17%) was bij alle onderzochte opleidingen sprake van onvoldoende examenkwaliteit.
Onvoldoende examenkwaliteit komt vooral door tekortkomingen in:
• de examenproducten, op de inhoudelijke uitstroomeisen (onvoldoende dekking en niet het juiste beheersingsniveau) en op de toetstechnische kwaliteitseisen (onvolledige of ontbrekende beoordelingsmodellen);
• de examenprocessen (gebrek aan evaluatie en eventuele daaruit voortkomende verbeteracties).
De inspectie wijst op de volgende aandachtspunten:
• Het is belangrijk dat aandacht geschonken blijft worden aan de examenkwaliteit van de eindtermgerichte opleidingen bij alle instellingen. Dit geldt in het bijzonder voor de agrarische onderwijscentra. Tot 2010 kan er immers nog gestart worden met eindtermgerichte opleidingen, die gelet op de duur van de opleidingen nog kunnen doorlopen tot 2014.
• De inspectie constateert dat bij de niet-bekostigde instellingen voor een relatief groot aantal opleidingen een kwaliteitsimpuls nodig is.
b. Onderzoek kwaliteitsverbetering naar 62 opleidingen.
De inspectie heeft – buiten de (bovengenoemde) steekproef – een onderzoek kwaliteitverbetering uitgevoerd naar 62 opleidingen bij 20 instellingen. Dit zijn opleidingen die resteren van de aanvankelijke groep van 285, nadat er herbeoordelingen en heronderzoeken uitgevoerd zijn naar de examenkwaliteit 2006–2007, en nadat inmiddels een groot aantal eindtermgerichte opleidingen beëindigd zijn. De inspectie constateert hierbij een duidelijke verbetering: Van de 62 opleidingen bleek bij 47 opleidingen (76%) de examenkwaliteit voldoende te zijn. Van de aanvankelijke groep van 285 opleidingen resteren dus 15 opleidingen met onvoldoende examenkwaliteit in 2007–2008.
c. Onderzoek naar 35 opleidingen.
De inspectie heeft – eveneens buiten de (bovengenoemde) steekproef – een onderzoek uitgevoerd naar totaal 35 opleidingen bij 7 instellingen. Van deze 35 opleidingen bleek de examenkwaliteit in 2007–2008 bij 14 opleidingen (40%) voldoende te zijn.
Voorgeschiedenis: Dit betreft opleidingen met tekortkomingen in de examenkwaliteit in 2005–2006, waarbij vervolgens het onderzoek in 2006–2007 is stopgezet als gevolg van de overgang van het examentoezicht van KCE naar de inspectie.
1. Mijn reactie op de uitkomsten
Ik vind het een goede zaak dat – zoals uit de onderzoeken van de inspectie blijkt – instellingen de examenkwaliteit over het algemeen serieus nemen en veel inzet plegen om de examenkwaliteit op orde te houden of te krijgen. Instellingen steken veel energie in vereiste verbeteringen. Dit komt tot uitdrukking in het oordeel van de toezichthouder.
Het gerealiseerde percentage van opleidingen met voldoende examenkwaliteit in het studiejaar 2007–2008 van 78% ligt boven het landelijke streefdoel van ten minste 70% voor het jaar 2010 (OCW begroting 2008, artikel 4). Instellingen zijn volop bezig met het ontwikkelen van passende examinering bij de competentiegerichte opleidingen. Ik verwacht dat hierdoor de examenkwaliteit verder omhoog zal gaan. In de OCW Begroting 2009 is het streefdoel voor het jaar 2011 daarom ten minste 85%.
Dat neemt niet weg dat de examenkwaliteit verder omhoog kan en moet. Er zijn immers nog te veel opleidingen waarbij de examenkwaliteit niet op orde is.
Conform de Wet educatie beroepsopleidingen hebben zowel de minister van LNV als ik bij deze opleidingen passende bestuurlijke interventiemaatregelen genomen. (Zie onderstaande paragraaf 2 Bestuurlijke interventiemaatregelen.) Hiermee laten we zien dat onvoldoende examenkwaliteit niet zonder gevolgen blijft.
Ik onderschrijf de door de inspectie genoemde aandachtspunten. Dat examens aan de standaarden moeten voldoen, geldt uiteraard voor alle opleidingen, ook voor de eindtermgerichte opleidingen. Voldoende kwaliteit kan op vele manieren gerealiseerd worden (zelf doen, samenwerken, inkopen, vrijwillig uitbesteden, hulp en ondersteuning inschakelen). Elke instelling dient zelf voor alle aangeboden opleidingen de examenkwaliteit te waarborgen en niet te wachten tot de inspectie langskomt om eventuele tekortkomingen op te sporen, en pas daarna actie te ondernemen om de vereiste verbetering te realiseren.
2. Bestuurlijke interventiemaatregelen in geval van onvoldoende examenkwaliteit
Hieronder beschrijf ik de bestuurlijke maatregelen die ik heb genomen bij opleidingen waarbij de examenkwaliteit in 2007–2008 onvoldoende was. De minister van LNV heeft hetzelfde gedaan bij opleidingen in de «groene sector».
Ten eerste heb ik de bevoegde gezagen van 76 instellingen voor 191 opleidingen een officiële waarschuwing (c.q. «gele kaart») gegeven met verbetertijd tot het volgende onderzoek in het eerstvolgende studiejaar 2008–2009. Dat betreft opleidingen uit het reguliere onderzoek. Die waarschuwing houdt in dat ik, dan wel de minister van LNV, de examenlicentie van de betreffende opleiding kan intrekken in het geval de examenkwaliteit bij het onderzoek kwaliteitsverbetering in 2009 weer niet op orde is.
Eenzelfde waarschuwing hebben ook de bevoegde gezagen van 5 instellingen gekregen. Bij deze instellingen waren de examens van 21 opleidingen in 2007–2008 van onvoldoende kwaliteit. Dat betreft opleidingen uit het onderzoek naar de 35 opleidingen buiten de steekproef.
Ten tweede heb ik een besluit tot daadwerkelijke intrekking van de examenlicentie (c.q. «rode kaart») met ingang van 1 augustus 2009 gegeven aan de bevoegde gezagen van 4 instellingen voor 4 opleidingen. Dit betekent dat de examens bij deze opleidingen door het bevoegd gezag moeten worden uitbesteed aan een andere (onderwijs- of examen-)instelling die over de examenlicentie voor de betreffende opleiding beschikt. De deelnemers mogen hiervan geen nadeel ondervinden. Het gaat om 4 van de 15 opleidingen (bij 7 instellingen) waarbij de inspectie bij het onderzoek kwaliteitsverbetering constateerde dat de examenkwaliteit in 2007–2008 onvoldoende was.
Wat de resterende 11 opleidingen betreft heb ik de bevoegde gezagen van 2 instellingen voor 6 opleidingen een verlengde waarschuwing gegeven vanwege zodanige omstandigheden dat het niet redelijk zou zijn om nu over te gaan tot het ontnemen van het recht op examinering. Ze hebben verlengde verbetertijd gekregen tot het eerstvolgende onderzoek naar de kwaliteitsverbetering van de inspectie in het studiejaar 2008–2009. Een voorbeeld van zo’n omstandigheid is het geval van een unieke opleiding waarvan is vast komen te staan dat de examens door geen andere (examen)instelling worden aangeboden. Dit heeft tot gevolg dat voor dergelijke opleidingen uitbesteding van examinering binnen een redelijke termijn niet mogelijk zal zijn. Het voorgaande neemt overigens niet weg dat bij voortdurende onvoldoende examenkwaliteit bij unieke opleidingen overgegaan zal worden tot ontneming van het recht op examinering. Ook bij «unieke» opleidingen dient immers de examenkwaliteit in orde te zijn.
De resterende 5 opleidingen waren gestopt per 1 augustus 2008 en dus is hiervoor geen nadere maatregel genomen.
3. Beëindiging actieplan examinering groen MBO
In 2006 werd op basis van de examenaudits van KCE vastgesteld dat de examenkwaliteit van de aoc duidelijk minder was dan die van de roc’s. Dit was voor de minister van LNV reden om met de gezamenlijke aoc een actieplan af te spreken voor de verbetering van de examenkwaliteit. Dit actieplan is aangegaan voor de schooljaren 2006/2007 en 2007/2008. In 2007 heeft de minister van LNV, gegeven de uitvoering van dit actieplan, afgezien van het nemen van bestuurlijke maatregelen bij gebleken onvoldoende examenkwaliteit. Wel werd toen bepaald dat het onderzoek door de inspectie over de examenkwaliteit 2007/2008 zou gelden als resultaatmeting op het actieplan, waarna het sanctiebeleid weer in de pas zou lopen met dat van de roc’s.
De uitkomsten van het onderzoek 2007/2008 laten geen verschil meer zien in gemiddelde examenkwaliteit tussen aoc en roc. Het actieplan examinering is daarmee succesvol afgesloten. De aoc hebben, net als de roc’s ingeval van onvoldoende examenkwaliteit 2007–2008 van specifieke opleidingen eenzelfde bestuurlijke waarschuwingsbrief ontvangen.
De uitkomsten laten bij aoc wel een groot verschil zien tussen de resultaten op de eindtermgerichte opleidingen (46% voldoende) en de competentiegerichte opleidingen (100% voldoende). Kanttekening hierbij is dat de aoc nieuwe deelnemers overwegend toelaten tot de competentiegerichte opleidingen. In de eindtermgerichte opleidingen wordt minder geïnvesteerd. Dat neemt niet weg dat de kwaliteit van deze opleidingen en het examen ervan gegarandeerd moet zijn tot en met het laatste uitgereikte diploma. De minister van LNV zal de aoc hierop aanspreken.
DEEL III MAATREGELEN TER VERSTEVIGING VAN DE EXAMINERING
In mijn brief van 28 april 2008 (Kamerstuk 27 451, nr. 88) over de examinering in het mbo heb ik u geïnformeerd over maatregelen (waaronder examenprofielen) om de kwaliteit van de examens te verbeteren. Ik heb u toen toegezegd dat ik u eind 2008 verder zou informeren over de voortgang van de experimenten met de examenprofielen. Met deze brief kom ik die toezegging na. Ook informeert de minister van LNV u over de uitkomsten van het actieplan «Verbetering examenkwaliteit groen mbo».
Naast het handhaven van de kwaliteit van de examinering is het van groot belang om de kwaliteit en de doelmatigheid van de examinering structureel te verbeteren. Onder andere via standaardisering. Het gaat dan om zowel het beroepsgerichte deel als het algemeen vormende deel van opleidingen. Dit vindt plaats door:
a. vervolg toezicht examens in 2009;
b. centrale examens Nederlands en rekenen;
c. examenprofielen;
d. samenwerking en inkoop;
e. vergroting betrokkenheid van het bedrijfsleven en
f. ondersteuning.
Daarover heb ik u eerder geïnformeerd in de brief van 28 april 2008 (Kamerstuk 27 451, nr. 88). Hieronder geef ik kort de voortgang aan.
a. Vervolg toezicht examens in 2009
Ten eerste zal de inspectie in 2009 een onderzoek naar kwaliteitsverbetering uitvoeren bij de opleidingen die een waarschuwing hebben ontvangen, omdat de examenkwaliteit in 2007–2008 onvoldoende was. Dit zijn in totaal 218 opleidingen. Bij deze opleidingen is sprake van een geïntensiveerd toezichtarrangement vanwege genoemde voorgeschiedenis.
Ten tweede voert de inspectie in 2009 weer regulier onderzoek uit bij alle instellingen naar een steekproef van opleidingen.
Bij bovengenoemde onderzoeken zal de inspectie de uitvoering van het examentoezicht en van het onderwijstoezicht verder integreren. Dit zal worden aangegeven in het Toezichtkader BVE 2009 dat ik, mede namens de minister van LNV, aan de Tweede Kamer zal sturen.
In 2009 buig ik mij ook nog over de wijze waarop de verdere integratie van het examentoezicht en het onderwijstoezicht vormgegeven kan worden.
b. Centrale examinering Nederlands en rekenen/wiskunde
In het mbo introduceer ik centrale examinering voor Nederlands en rekenen/wiskunde. Door centraal ontwikkelde examens wordt de kwaliteit van de examinering beter gewaarborgd en zijn de prestaties van de mbo-deelnemers voor taal en rekenen beter met elkaar te vergelijken. Met name voor de doorstroom naar het hbo is het van groot belang dat de uitkomsten van examinering op deze onderdelen betrouwbaar en valide zijn. Zoals afgesproken in de Gemeenschappelijke agenda 2008–2011 stel ik in samenwerking met de MBO Raad (en in afstemming met andere betrokkenen) een implementatieplan voor centrale examinering op. In dat plan wordt de aanpak voor mbo niveau 1 t/m 4 beschreven Het plan is begin 2009 gereed en daarna zal ik u over het plan informeren. Met ingang van augustus 2010 wil ik de benodigde wetswijziging hebben gerealiseerd. Hierdoor kunnen voor een vierjarige niveau 4 opleiding de eerste verplichte examens in 2014 plaatsvinden. Om toch al eerder gerichte ervaring op te doen (en te komen tot een passend examenbesluit), kunnen scholen op vrijwillige basis met ingang van 2012 beschikbaar gestelde centrale examens afnemen voor in ieder geval opleidingen op niveau 4.
In de examenprofielen leggen het onderwijsveld en het bedrijfsleven gezamenlijke afspraken vast over (de standaardisering van) de beroepsgerichte examinering en de betrokkenheid van het bedrijfsleven. Er worden afspraken gemaakt over de wijze van examinering en het is niet de bedoeling dat een examenprofiel de inhoud van het kwalificatiedossier nog eens herhaalt. Conform de Gemeenschappelijke agenda 2008–2011 «MBO, fundament onder de arbeidsmarkt» ligt het voortouw bij de MBO Raad, Colo en AOC Raad. Er wordt eerst ervaring opgedaan met de examenprofielen in experimenten. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangesloten op reeds bestaande afspraken en samenwerkingsverbanden. De MBO Raad en Colo voeren de regie over de experimenten met de examenprofielen en hebben een format voor een examenprofiel opgesteld als kaderstelling. Op basis van een plan van aanpak van partijen ondersteun ik deze experimenten financieel. Begin 2009 worden de eerste examenprofielen opgeleverd en worden ze vervolgens in de praktijk uitgetest door uitvoering te geven aan de gemaakte afspraken. De MBO Raad zal de eerste resultaten van deze experimenten begin 2009 presenteren. In mijn opdracht zal een onafhankelijk onderzoek plaatsvinden naar de effectiviteit van de experimenten met de examenprofielen.
Via samenwerking en inkoop vindt ook standaardisering plaats. In het mbo is al relatief veel sprake van samenwerking op het gebied van het ontwikkelen van examenproducten en -diensten en van inkoop van centraal geproduceerde, gestandaardiseerde examens. Uit het reguliere onderzoek van de inspectie naar de examenkwaliteit blijkt dat in het studiejaar 2007–2008 inkoop plaatsvindt bij 42% van de onderzochte deelkwalificaties van de eindtermgerichte opleidingen en bij 37% van de onderzochte competentiegerichte opleidingen. Zowel leveranciers van examenproducten als afnemers zien veel voordelen van standaardisering van de examinering: behalve verbetering van de kwaliteit tevens verbetering van de doelmatigheid, de transparantie, de betrouwbaarheid en de betrokkenheid van het bedrijfsleven.
Ik onderschrijf het belang van de initiatieven van partijen voor meer samenwerking en inkoop. Het is – gegeven de specifieke omstandigheden per regio, sector, kwalificatiedossier enz. – steeds een kwestie van maatwerk. Voor opleidingen waarvan de examenkwaliteit onvoldoende is, kan samenwerken en inkopen nog belangrijker zijn. Een geschikt moment voor instellingen om nog meer werk hiervan te maken, is wanneer er sprake is van feitelijke tekortkomingen in de eigen examenproducten en wanneer de instelling start met nieuwe, competentiegerichte opleidingen en kiest voor vernieuwde examens. Instellingen die samenwerken en examens inkopen ervaren overigens minder «toezichtlast», omdat het toezicht op ingekochte examenproducten plaatsvindt bij examenleveranciers en niet bij afnemende instellingen. Voor de ondersteuning: zie onderstaande paragraaf f.
Een goed voorbeeld van samenwerking en gezamenlijke inkoop is de ontwikkeling van de zogenoemde «groene standaard» – examens door een samenwerkingsverband van 11 aoc en het betrokken bedrijfsleven. Dit zijn modelexamens voor proeven van bekwaamheid in authentieke beroepssituaties. Binnenkort zal de minister van LNV met de aoc vervolgacties afspreken, die erop zijn gericht de resultaten van het actieplan examinering te borgen en verder uit te bouwen. De «groene standaard» examens zijn hiervan een belangrijk onderdeel.
e. Vergroting betrokkenheid van het bedrijfsleven
Het bedrijfsleven is betrokken bij de opstelling van de kwalificatiedossiers. Deze dossiers zijn bepalend voor de inhoud en het niveau van de examens. Instellingen spannen zich in om, samen met kenniscentra en brancheorganisaties, op diverse manieren de betrokkenheid van het bedrijfsleven bij de mbo-examens te vergroten. Naast de hierboven genoemde vormen (het meeopstellen van examenprofielen, het meeontwikkelen van praktijkgerichte examens, deelname aan samenwerkingsverbanden) kan de betrokkenheid vorm krijgen in bijvoorbeeld: bestuurlijke en financiële betrokkenheid bij examenbanken en examenleveranciers, het mee-uitvoeren van de examinering van het beroepspraktijkvormende deel van de opleiding, het evalueren van de examinering en het aandragen van voorstellen ter verbetering of vernieuwing, het zitting nemen in examencommissies en raden van toezicht. Grotere betrokkenheid van het bedrijfsleven levert een extra impuls aan de verbetering en vernieuwing van de examens mbo en aan de versterking van het vertrouwen in de mbo-diploma’s. Voor de ondersteuning: zie onderstaande paragraaf f.
Instellingen zijn primair verantwoordelijk voor de examinering van de door de instelling aangeboden opleidingen. Dat wil niet zeggen dat een instelling ook alles zelf of «op eigen houtje» hoeft te doen. Naast zelf doen, zijn er ook mogelijkheden voor het inschakelen van hulp en ondersteuning, samenwerking en inkoop. Bijvoorbeeld bij andere onderwijsinstellingen, gespecialiseerde exameninstellingen of examenleveranciers, instellingen die worden gesubsidieerd in het kader van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten en commerciële bureaus. Het Procesmanagement MBO 2010 ondersteunt instellingen bij de invoering van competentiegerichte opleidingen ook expliciet bij de examinering, bijvoorbeeld door kennisdeling te stimuleren en goede voorbeelden uit te wisselen. Via www.marktplaatsmbo.nl kunnen instellingen examenproducten aanbieden en downloaden. Ook de MBO Raad ondersteunt de aangesloten instellingen. De «programmamanager ondersteuning leerbedrijven», Colo en kenniscentra ondersteunen leerbedrijven bij hun toerusting voor examentaken. Ondersteuning kan bijvoorbeeld betrekking hebben op het verbeteren van eerder geconstateerde tekortkomingen, het verder verbeteren van de examenkwaliteit, het versterken van de benodigde randvoorwaarden of het doorlichten op zwakke en sterke punten.
Ik ben ervan overtuigd dat zowel het toezicht door de inspectie, de bestuurlijke interventiemaatregelen (als «ultimum remedium») en de bovengenoemde reeks van andere maatregelen bijdragen aan een hogere kwaliteit van examinering en meer vertrouwen in mbo-diploma’s. Alle partijen zetten zich daarvoor in. De sector is, samen met het bedrijfsleven, hard aan het werk om op meerdere manieren de kwaliteit van de examinering te verhogen en te borgen en waar nodig ook te vernieuwen. Vooral de instellingen waarbij tekortkomingen in het studiejaar 2007–2008 zijn geconstateerd, zullen de benodigde stappen moeten zetten om de vereiste verbeteringen te realiseren. De uitkomsten van het onderzoek naar de examenkwaliteit in 2009 zullen duidelijk maken hoe het er dan met de kwaliteit van de examens mbo voorstaat. De inspectie zal te zijner tijd het totaalbeeld van de examenkwaliteit 2009 weergeven in het Onderwijsverslag 2009, samen met het totaalbeeld van de onderwijskwaliteit. (De inspectie zal dus na dit Examenverslag 2007–2008 niet meer een apart examenverslag uitbrengen.)
Met het gehele pakket maatregelen en de inzet van alle betrokkenen ga ik ervan uit dat de resultaten de komende jaren verder verbeteren.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27451-99.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.