Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 februari 2014
Hierbij reageer ik, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, op het
rapport «A Poisonous Injection» van PAN Europe zoals verzocht door uw vaste commissie
voor Economische Zaken.
In het rapport wordt de ontwikkeling van internationale methoden voor het bepalen
van cumulatieve blootstelling aan residuen van gewasbeschermingsmiddelen en de risicobeoordeling
daarvan onder de loep genomen. Daarbij worden wetenschappers die voor de Europese
Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) aan deze methodeontwikkeling werken van belangenverstrengeling
beschuldigd. Ook wetenschappers van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
(RIVM) worden hierbij met naam genoemd.
In de afgelopen jaren heeft het kabinet meerdere brieven aan uw Kamer gestuurd over
de onafhankelijkheid van EFSA. In 2012 zijn twee onafhankelijke onderzoeken gepubliceerd
waarin de onafhankelijkheid van EFSA is beoordeeld. EFSA heeft naar aanleiding daarvan
de nodige stappen genomen om de onafhankelijkheid goed te kunnen borgen. Zoals ik
u in mijn brief van 11 december 2012 schreef, ben ik tevreden met de uitkomsten van
deze onderzoeken en de door EFSA genomen maatregelen (Kamerstuk 27 428, nr. 241). De Staatssecretaris van Economische Zaken geeft in haar brief van 3 februari 2014
daarnaast aan dat met de Europese Commissie overlegd zal worden hoe de discussie over
de onafhankelijkheid van EFSA kan worden weggenomen en hoe de onafhankelijkheid beter
zichtbaar gemaakt kan worden (Kamerstuk 27 428, nr. 263). De onafhankelijke positie van het RIVM is in de wet op het RIVM verankerd. Er is
ook een Commissie van toezicht die tot taak heeft het wetenschappelijk niveau van
het RIVM te bewaken.
EFSA en het RIVM onderstrepen ook in de bijgevoegde reacties op het rapport dat de
wetenschappelijke integriteit en onafhankelijkheid van het grootste belang zijn1. EFSA geeft daarbij tevens aan dat het actief werkt aan het vergroten van de transparantie
door vergaderingen van wetenschappelijke panels openbaar te maken en wetenschappelijke
consultatierondes te organiseren. Het RIVM is betrokken bij veel maatschappelijk relevante
vraagstukken. Daarom staat het RIVM open voor de mening van stakeholders, waaronder
NGO’s en het bedrijfsleven. In tegenstelling tot PAN Europe zie ik dergelijke contacten
met het bedrijfsleven – binnen de daarvoor gestelde kaders – niet als strijdig met
de wetenschappelijke onafhankelijkheid van wetenschappers van het RIVM of van EFSA.
Ik deel de mening van PAN Europe dan ook niet en ik heb vertrouwen in de wetenschappelijke
integriteit en onafhankelijkheid van de wetenschappers die dit werk voor EFSA uitvoeren.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers