De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Commissie Biotechnologie bij Dieren stelt dat artikel 66, lid
3, onder b, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren moet worden gelezen als
een «afwijzing van dierbiotechnologisch handelen tenzij genetische modificatie vanuit
een ethisch perspectief als een substantiële verbetering moet worden beschouwd voor
zowel de bestaande praktijk als voor de mogelijke reële alternatieven»;
overwegende dat de commissie het alternatief van de combikip niet als een volwaardig
en reëel alternatief beschouwt omdat het niet past in het huidige dominante productiesysteem;
overwegende dat de commissie tevens stelt dat in de discussie over de morele aanvaardbaarheid
van het doden van eendagshaantjes ook de praktijk die daartoe leidt, aan de orde moet
worden gesteld;
overwegende dat de inzet van kwalgenen wordt neergezet als enig reëel alternatief
voor het doden van eendagshaantjes, waarmee een discussie over het huidige dominante
productiesysteem wordt vermeden;
verzoekt de regering, samen met de sector een maatschappelijke discussie te starten
over het huidige dominante productiesysteem in de pluimveehouderij, waarbij het behoud
van een goed verdienmodel als uitgangspunt wordt genomen;
verzoekt de regering tevens, nader te onderzoeken hoe de «combinatiekip» als alternatief
voor de huidige praktijk van het doden van eendagshaantjes in een moderne en duurzame
pluimveehouderij past,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dik-Faber