27 406
Nota «De kenniseconomie in zicht»

nr. 90
BRIEF VAN DE MINISTER PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juli 2006

In vervolg op mijn brief aan u van 22 december 2005 (TK 2005–2006, 27 406, nr. 65) stuur ik u hierbij ter informatie de resultaten van het Innovatieplatform (IP) in de eerste helft van 2006. Daarnaast heeft de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken het IP gevraagd om een reactie op het rapport «De onbetwistbare noodzaak van meer onderzoek, onderwijs en ondernemerschap» van de Raad van Economisch Adviseurs (REA). In deze brief wordt op dat verzoek ingegaan.

In de vergadering van 8 februari 2006 is de voortgang van een aantal IP-projecten behandeld; zo is besproken op welke wijze het IP een bijdrage wil leveren aan de uitvoering van zijn rapport over overheid en innovatie. Een belangrijk thema was focus en massa in niet-universitair wetenschappelijk onderzoek. Het IP heeft aan de hand van een schematische weergave van alle instituten gesproken over de vraag op welke wijze samenhang en transparantie kunnen worden vergroot. Het vervolg zal worden opgepakt door het Ministerie van OCW. Het IP-project «Innovatie in de regio» is gestart. Dit project heeft onder meer tot doel om innovatie en innovatoren in regio’s aan te moedigen. Als eerste regio is, op basis van een ontmoeting tussen IP en Innovatieplatform Twente, Twente en haar innovatiesysteem aan de orde geweest. Tevens is aan de hand van een discussie over cultuur en diversiteit gewerkt aan inhoudelijke invulling van het IP-project Nederland 2027. Tenslotte is stilgestaan bij het advies «De onbetwistbare noodzaak van meer onderzoek, onderwijs en ondernemerschap» van de Raad van Economisch Adviseurs (REA).

In de vergadering van 22 mei 2006 is een aantal belangrijke voorstellen en documenten besproken, die een logisch vervolg zijn op het eerdere werk van het IP in zijn ambitie om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van Nederland tot een vooraanstaande kenniseconomie.

• Als eerste gaat het hierbij om het in juni uitgebrachte rapport «Leren excelleren. Talenten maken het verschil». Hiervan is de kernboodschap: meer ruimte voor talent, meer keuzemogelijkheden voor ouders, leerlingen en studenten, herwaardering van docenten en vermindering van schooluitval. Dit rapport zend ik u toe.1

• Daarnaast is de Kennisinvesteringsagenda 2006–2016 (KIA) besproken. Een eerste proeve hiervan (de discussienotitie KIA), die door een werkgroep onder leiding van de heer Wijffels tot stand is gebracht en op 6 juni jl. door deze werkgroep is gepresenteerd, zend ik u toe.1

• Tenslotte is het voorstel voor het Centrum voor Sociale Innovatie (CSI) behandeld, waar het IP zijn steun aan gegeven heeft.

Inmiddels zijn op 23 juni 2006 de handtekeningen gezet onder de symbolische akte van oprichting van dat Centrum. Het CSI wordt gedragen door de werkgeversvereniging AWVN, FNV Bondgenoten, de CNV BedrijvenBond, FME-CWM, RSM Erasmus University, TNO, AIAS (Universiteit van Amsterdam) en gesteund door de ministeries van Economische Zaken, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het doel van het CSI is een bijdrage te leveren aan de verhoging van het werkplezier en de productiviteit in ons land. Meer informatie treft u aan in de brochure van CSI en IP, die ik u toezend.1

De Minister-President, De Minister van Algemene Zaken,

J. P. Balkenende


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven