Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 27406 nr. 207 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 27406 nr. 207 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 oktober 2013
In deze brief treft u onze reactie aan op twee recente rapporten over vertrouwen in wetenschap:
– Vertrouwen in wetenschap, van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW).
– Hoeveel vertrouwen hebben Nederlanders in wetenschap?, van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en het Rathenau Instituut.
Het advies van de KNAW is aangekondigd in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap (juli 2011). Aanleiding om de KNAW om advies te vragen over vertrouwen en integriteit in de wetenschap vormden onder meer de discussies rond de inenting tegen baarmoederhalskanker en die over klimaatverandering. Het vertrouwen in wetenschap leek namelijk tanende.
Uit het KNAW-rapport blijkt dat het vertrouwen in de wetenschap nog altijd groot is en dat doet ons zeer veel deugd. De KNAW noemt wetenschap een «sterk merk». Dat beeld wordt bevestigd door het gezamenlijke rapport van de WRR en het Rathenau Instituut.
Hoewel er nog altijd vertrouwen in de wetenschap is, willen wij graag op de hoogte blijven van de ontwikkelingen. Daarom zullen wij het Rathenau Instituut vragen een voorstel te ontwikkelen voor periodiek onderzoek naar het vertrouwen in de wetenschap. Daarmee volgen we het advies van de KNAW op.
Daarnaast willen we vertrouwen, integriteit en het maatschappelijk draagvlak voor wetenschap prominenter op de agenda zetten. Wij zijn er dan ook heel blij mee dat het Rathenau Instituut en de WRR een aantal debatten voor ons organiseren over die thema’s. Mogelijke onderwerpen zijn de relatie tussen opdrachtgevers en onderzoekers en de rol van wetenschappers bij advisering. Bij de debatten worden ook studenten en onderzoekers in opleiding betrokken.
Naast vertrouwen is integere wetenschapsbeoefening een belangrijke voorwaarde voor maatschappelijk draagvlak voor (investeringen in) wetenschap. Wij delen de mening van de KNAW dat wetenschappelijke integriteit primair de verantwoordelijkheid van de instellingen zelf is.
Des te verheugender is het, dat de universiteiten zich met een groot aantal maatregelen inzetten voor vertrouwen en integriteit. De universiteiten hebben een groot aantal discussiebijeenkomsten over het thema georganiseerd. Verder hebben ze hun integriteitsbeleid aangescherpt (TK, 31 288, nr. 327) en is de Nederlandse gedragscode wetenschapsbeoefening geactualiseerd. Ook hebben de universiteiten een uniforme klachtenregeling ingevoerd evenals een laagdrempelige klachtenregeling voor integriteitsschendingen.
De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), die onderzoek financiert aan Nederlandse universiteiten en instituten, wil onderzoekers meer bewust maken van het belang van integriteit. Daarvoor opent zij in het najaar van 2013 een eigen meldpunt wetenschappelijke integriteit. Bij dit meldpunt kunnen klachten worden ingediend over lopend onderzoek en onderzoek dat nog in de aanvraagfase is. Voor een betere naleving van de code integreert NWO de Nederlandse gedragscode wetenschapsbeoefening in aanvraagformulieren en voortgangsrapportages.
De aanbevelingen van de KNAW richten zich voor een belangrijk deel op universiteiten en onderzoeksinstellingen. Als autonome instellingen zullen zij zelf invulling moeten geven aan de aanbevelingen. Wij zullen hierover het gesprek aangaan met de instellingen en ze aanspreken op hun verantwoordelijkheden.
De KNAW beveelt de universiteiten aan de Nederlandse gedragscode wetenschapsbeoefening aan te vullen met de «deugden» eerlijkheid en verantwoordelijkheid.
Wij zijn blij met de toezegging van de VSNU te onderzoeken hoe de deugden eerlijkheid en verantwoordelijkheid een plaats kunnen krijgen in de Nederlandse gedragscode Wetenschapsbeoefening en dat de universiteiten hebben besloten expliciet in de code op te nemen dat de instellingen verantwoordelijk zijn voor integriteitsbeleid. De code biedt naar onze overtuiging een goede basis voor het behoeden en bewaken van wetenschappelijke integriteit. Ook leent de code zich goed voor discussie en debat. Wij vinden dat wetenschappers voldoende bekend moeten zijn met de code en deze moeten toepassen in de dagelijkse beroepspraktijk.
De gedragscode is breed aanvaard in de academische gemeenschap. Er is afgesproken dat hoogleraren de gedragscode bij hun aanstelling onderschrijven. Hiermee is de motie Jasper van Dijk (TK, 33 000 VIII nr. 90), waarin een «verklaring van onafhankelijke wetenschap» wordt voorgesteld, materieel uitgevoerd.
In de op onderzoek gerichte delen van de opleiding van studenten dient volgens de KNAW standaard aandacht te zijn voor de normatieve aspecten van wetenschapsbeoefening.
Wij zijn het eens met de KNAW dat de basis voor integere wetenschapsbeoefening moet worden gelegd in de opleiding van studenten en onderzoekers. In de bachelor- en promotietrajecten moet meer aandacht komen voor de combinatie van statistiek, methodologie en ethische vorming. Dat geeft afgestudeerden de kans om zelf bij te dragen aan een zorgvuldige en integere onderzoekcultuur. Ook bij nascholing van wetenschappelijk personeel is dat van belang.
De KNAW adviseert de universiteiten over de gehele lijn van wetenschapsbeoefening een open, lerende cultuur te bevorderen. Ook beveelt zij aan om ruimte en waardering te creëren voor het goed uitvoeren van peer review. Verder beveelt de KNAW de instellingen aan om zorgvuldige en integere wetenschapsbeoefening tot een standaardelement te maken bij kwaliteitsevaluaties en -beoordelingen, en dat op te nemen in het Standaard Evaluatie Protocol (SEP).
Wij kunnen ons vinden in dit advies aan de universiteiten. Wij vinden dat van wetenschappers bij uitstek een kritische houding mag worden verwacht, ten opzichte van zichzelf en ten opzichte van vakgenoten. Daarom vinden wij het een goede zaak dat binnen de instellingen integriteit van wetenschap regelmatig aan de orde wordt gesteld, bijvoorbeeld in debatten. Dat bevordert dat onderzoekers elkaar aanspreken op hun gedrag (peer pressure). Er moeten ook laagdrempelige voorzieningen voor klachten zijn. In dit laatste is inmiddels voorzien.
Wij zijn het met de KNAW eens dat peer review bij uitstek het mechanisme is waardoor de wetenschap zichzelf corrigeert. Voorts zijn wij het met de KNAW eens dat peer review door tijdsdruk geen «ondergeschoven kindje» mag worden. Wij zullen de instellingen erop aanspreken dat zij voldoende ruimte bieden voor een goede peer review.
Wij onderschrijven dat integriteit en zorgvuldigheid integraal onderdeel zijn van de kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek en dat bij kwaliteitsevaluaties deze aspecten moeten worden meegenomen. Met het oog op de komende herziening van het SEP in 2014 zullen we de instellingen hierop aanspreken.
De KNAW vindt dat er een goede balans moet zijn tussen de financiering van vrij en ongebonden fundamenteel onderzoek enerzijds en vraaggestuurd fundamenteel onderzoek anderzijds. Ook moet er voldoende ruimte zijn voor replicatieonderzoek.
Wij onderschrijven het belang van een goed evenwicht in de financiering. Het kabinet investeert extra in fundamenteel onderzoek, zie de brief van 11 februari 2013 (TK, 27 406 nr. 198). Met de extra middelen kan NWO haar bijdrage aan de topsectoren leveren. Voor de bijdrage van NWO aan de topsectoren zijn nieuwe spelregels opgesteld (TK, 28 753, nr. 30). In dit verband kan ook verwezen worden naar de € 167 miljoen die in 2012 via NWO beschikbaar is gekomen voor het Zwaartekrachtprogramma. In dit programma zijn zes voorstellen voor toponderzoeksscholen gehonoreerd (TK, 31 288, nr. 321).
Ook delen we de opvatting van de KNAW dat de instellingen binnen de voor hen beschikbare middelen voldoende ruimte moeten bieden voor replicatieonderzoek. Dat is belangrijk voor de balans tussen de vernieuwing en het zelfreinigend vermogen van de wetenschap. Replicatieonderzoek is onmisbaar voor het wetenschappelijke proces van verificatie en falsificatie. Wij zullen dat in het overleg met de wetenschapsorganisaties aan de orde stellen.
De KNAW beveelt aan dat de instellingen uniforme en transparante regelgeving hebben voor de omgang met neveninkomsten.
Alle instellingen hebben al reglementen voor nevenfuncties en voor de opbrengsten ervan. Daarmee hebben zij deze aanbeveling naar onze mening al voldoende uitgevoerd.
Met de universiteiten zijn in 2007 afspraken gemaakt over het openbaar maken van nevenfuncties op de profielpagina’s van hoogleraren. Wij zullen de instellingen vragen ons te rapporteren over de stand van zaken in de uitvoering van deze afspraken.
De KNAW adviseert dat de overheid regelgeving instelt voor de omgang met wetenschappelijke adviezen en onderzoek. Ook adviseert zij de inkoopvoorwaarden voor beleidsgericht onderzoek te controleren op strijdigheid met de Nederlandse gedragscode wetenschapsbeoefening. Verder adviseert zij te zorgen voor brede verspreiding van gedragscodes en good practices bij onderzoek in opdracht van bedrijven, en te bevorderen dat bij publiek-private samenwerking en cofinanciering de Nederlandse gedragscode wetenschapsbeoefening wordt gehanteerd. Tenslotte beveelt de KNAW aan een Chief Scientific Adviser aan te stellen.
Wij zijn geen voorstander van regelgeving voor onderzoek in opdracht van de overheid. Evenmin zijn wij voorstander van het screenen van inkoopvoorwaarden. Wij zullen wel met onze collega-bewindslieden in gesprek gaan om te kijken of we goede afspraken kunnen maken over onafhankelijk opdrachtonderzoek, op basis van de Nederlandse gedragscode wetenschapsbeoefening.
Het breed verspreiden van gedragscode en good practices voor onderzoek met bedrijven vinden wij wel nuttig. Wij gaan daarover in gesprek met de topsectoren.
Verder zijn wij van mening dat de sterkere interactie tussen wetenschap en samenleving van onderzoekers passende attitudes en vaardigheden vereist. Daarom moeten zij al in de opleiding leren hoe zij opdrachtonderzoek kunnen uitvoeren zonder dat hun integriteit in gevaar komt. De kennisinstellingen moeten de onafhankelijkheid van hun medewerkers kunnen waarborgen.
Op de aanbeveling een Chief Scientific Adviser aan te stellen wordt ingegaan in de kabinetsreactie op de evaluatie van NWO.
De KNAW beveelt OCW aan de interactie tussen kennisinstellingen en scholen voor voortgezet onderwijs te stimuleren. Dat zorgt voor een levendiger beeld van de wetenschap in het voortgezet onderwijs. Ook adviseert zij OCW actief beleid te voeren voor meer academisch geschoolde leraren in het voortgezet onderwijs.
Wij onderschrijven de opvatting van de KNAW dat academisch geschoolde leraren van belang zijn om scholieren in het voortgezet onderwijs voor wetenschap te interesseren. Onlangs is de Lerarenagenda 2013 – 2020 aan de Tweede Kamer toegezonden. Hierin is aangekondigd dat VSNU en Vereniging Hogescholen in hun gezamenlijke agenda hebben opgenomen dat lerarenopleidingen (hbo en wo) nieuwe masteropleidingen zullen ontwikkelen, in het bijzonder voor leraren in het primair onderwijs en het mbo. In aansluiting op het Nationaal Onderwijsakkoord zullen wij in sectorale akkoorden met het primair en voortgezet onderwijs en het mbo afspraken maken om het aantal masteropgeleide leraren te vergroten. We verwachten dat dit onder meer zal bijdragen aan het versterken van het onderzoekend leren van leerlingen.
Ook in het Nationaal Techniekpact staan acties om te stimuleren dat meer academisch geschoolde leraren voor de klas komen, in het bijzonder in de bètavakken. Dat doen we bijvoorbeeld met het programma Eerst de Klas, een traineeprogramma waarmee (onder anderen) excellente bèta-studenten worden geworven voor een baan in het onderwijs.
Behalve voor het formele leren moet er ook aandacht zijn voor vormen van educatie buiten de school, de zogeheten informele educatie. Het werk dat De Jonge Akademie op dit gebied verricht, vinden wij bijzonder inspirerend. Een voorbeeld is het project De Jonge Akademie On Wheels, waarbij wetenschap met een bus het klaslokaal werd ingebracht.
Communicatie over wetenschap door de instellingen moet dicht bij de praktijk blijven en resultaten realistisch weergeven, vindt de KNAW. Dat zorgt voor een goed beeld van de werkwijze van wetenschap, en van haar mogelijkheden en begrenzingen.
Wij zien wetenschapscommunicatie als verantwoordelijkheid van alle wetenschappers en hun instellingen. Wij zijn het met de KNAW eens dat wetenschapscommunicatie dicht bij de praktijk moet blijven en realistisch moet zijn. Tegelijkertijd vinden we dat wetenschappers best trots mogen zijn op de door hen bereikte resultaten. Keer op keer blijkt uit internationale vergelijkingen dat de Nederlandse wetenschap er goed voor staat. In onze communicatie met de media zullen wij die trots steeds blijven uitdragen.
OCW ondersteunt wetenschapscommunicatie door het verlenen van een subsidie aan het Nederlands Centrum voor Wetenschaps- en Techniekcommunicatie (NCWT). Deze subsidie is onder andere bedoeld voor Science Center Nemo en voor de organisatie van het Weekend van de Wetenschap (jaarlijks terugkerend in de maand oktober).
Met de maatregelen die wij zelf nemen en de inspanningen die wij van de instellingen vragen willen wij actief bijdragen aan vertrouwen en integriteit van de wetenschap. Dat is belangrijk want wetenschap dringt steeds meer door tot in de haarvaten van de samenleving. Beleid wordt steeds meer evidence based, innovaties komen door wetenschap tot stand en van wetenschap wordt steeds vaker gevraagd oplossingen aan te reiken voor de maatschappelijke problemen en uitdagingen waarvoor we (komen te) staan. Daarom moet wetenschap het «sterke merk» blijven dat het nu al is.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27406-207.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.