27 062 Alleenstaande minderjarige asielzoekers

Nr. 72 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 september 2011

In 2010–2011 heeft de Inspectie Jeugdzorg onderzoek gedaan naar de wijze waarop Nidos zijn voogdijtaak voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) uitoefent. Hierbij doe ik u het rapport van dit onderzoek toekomen.1 Tevens geef ik hierbij, mede namens de Minister voor Immigratie en Asiel, mijn beleidsreactie op de resultaten van het onderzoek.

Uitkomsten onderzoek

In het onderzoek beantwoordt de inspectie de vraag in hoeverre Nidos erin slaagt zijn voogdijtaak op zorgvuldige wijze uit te voeren. Het onderzoek van de inspectie bestond uit een casestudy op basis van twintig casus waarbij dossiers zijn onderzocht en met een aantal voogden en amv’s is gesproken. De inspectie concludeert dat de Nidosvoogden doen wat zij kunnen om binnen de complexe context van de asielaanvraagprocedure hun voogdijtaak optimaal uit te voeren.

Verbeterpunten

De inspectie ziet een aantal verbeterpunten voor Nidos in de uitvoering van de voogdijtaak. Deze verbeterpunten betreffen de contactfrequentie, de informatieverzameling en risicotaxatie door Nidos in de eerste weken van het verblijf van de amv in Nederland, het tijdig opstellen van een plan van aanpak, het eenduidig uitvoeren van de wettelijke taken en de informatieverstrekking over het klachtrecht. De inspectie heeft hierover aanbevelingen gedaan.

Knelpunten

Tijdens het onderzoek constateerde de inspectie twee mogelijke knelpunten waarmee de Nidosvoogden worden geconfronteerd bij de uitoefening van hun voogdijtaak. Deze punten overstijgen de vraagstelling van het onderzoek en zijn gerelateerd aan de asielprocedure en de huisvesting van amv’s.

De inspectie wijst erop dat het toekomstperspectief van de jongere lang onduidelijk kan blijven doordat de juridische procedures lang kunnen duren. Ook als een jongere een vergunning voor bepaalde tijd krijgt, is niet duidelijk of hij na die tijd in Nederland mag blijven. Een jongere kan zo enige jaren in Nederland verblijven, terwijl zijn toekomstperspectief onduidelijk blijft. De inspectie benadrukt dan ook het belang van een snelle en zorgvuldige asielprocedure en dringt aan op het zoeken naar mogelijkheden om de asielprocedure te stroomlijnen.

Het tweede knelpunt is dat de voogd er op toeziet dat de jongere een veilige en passende woonomgeving krijgt, maar dat de mogelijkheden van de voogd hiertoe beperkt zijn omdat jongeren ouder dan twaalf jaar worden opgevangen door het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA). Het COA is eindverantwoordelijk voor de woonplek en woonomgeving. De inspectie heeft de indruk dat het verblijf van amv’s in een grootschalige opvang in de huidige omstandigheden niet aansluit bij het belang van de jongere en start in de tweede helft van 2011 een nader onderzoek naar de kwaliteit van de opvang van amv’s binnen de grootschalige opvang.

Reactie

In haar onderzoek stelt de inspectie vast dat het uitoefenen van de voogdij over amv’s een complexe aangelegenheid is en dat de voogden doen wat zij kunnen om binnen deze complexe (vreemdelingrechtelijke) context hun voogdijtaak optimaal uit te voeren. Hierbij wil ik mijn waardering uitspreken voor het werk dat deze voogden verrichten. De aanbevelingen die de inspectie heeft gedaan heb ik recent met Nidos besproken en zal ik ook in mijn periodieke gesprekken met Nidos aan de orde laten komen.

Aanbevelingen

De inspectie beveelt aan om de contactfrequentie met de amv in de eerste weken van verblijf in Nederland te verhogen, zodat de voogd de nodige informatie heeft over risico’s voor de jongere en de lopende juridische procedures en vreemdelingrechtelijke zittingen. Met ingang van 2011 heb ik Nidos financiële ruimte gegeven om de caseload aan te passen, waardoor in de eerste periode van verblijf in Nederland de contactfrequentie kan worden verhoogd. In de herijking van het amv-beleid die momenteel gaande is, wordt bovendien ingezet op intensivering van de activiteiten in de rust- en voorbereidingstermijn. Hierdoor zal de voogd beter in staat zijn de nodige informatie te verzamelen over de jongere en zijn achtergrond. Aan deze aanbeveling is en wordt derhalve reeds invulling gegeven.

De inspectie beveelt voorts aan er voor te zorgen dat de voogden binnen zes weken een plan van aanpak gereed hebben. Nidos onderschrijft in zijn algemeenheid dit streven, zeker waar het ondertoezichtstellingen betreft. De komende tijd zal Nidos zich buigen over deze termijn in relatie tot de huidige versnelde asielprocedure. Ik zal dit in mijn periodieke overleggen met Nidos bespreken.

De derde aanbeveling van de inspectie betreft het maken van een systematische risico-inschatting met behulp van gedragswetenschappelijke kennis ten aanzien van elke minderjarige vreemdeling. Nidos onderschrijft deze aanbeveling en heeft aangegeven dat in het huidige beleid van Nidos signalen en risico’s van minderjarige vreemdelingen, via diverse werkwijzen, reeds in beeld komen. Zo wordt de gedragswetenschapper van Nidos ingeschakeld indien er zorgen zijn over jongeren die gedragswetenschappelijke kennis en competenties van de voogd overstijgen.

De vierde aanbeveling van de inspectie heeft betrekking op het eenduidig uitvoeren van de wettelijke taken van de voogd door de voogden van Nidos. De inspectie constateert in haar onderzoek dat er verschillen zijn in de wijze waarop voogden inhoud geven aan de begeleiding van de juridische (asiel)procedure. Nidos streeft naar eenheid van werken en zal deze aanbeveling overnemen. In de evaluatie van de methodiek zal dit nader worden onderzocht.

Tot slot beveelt de inspectie aan de informatieverstrekking over het klachtrecht aan de minderjarige vreemdeling te verbeteren. Deze aanbeveling wordt door Nidos overgenomen. Ook uit tevredenheidonderzoeken die Nidos uitvoert onder haar (ex-)pupillen blijkt dat dit verbetering behoeft.

Asielgerelateerde constateringen

De inspectie heeft tijdens haar onderzoek naar de uitoefening van de voogdijtaak door Nidos een aantal constateringen gedaan die het beleidsterrein asiel en opvang regarderen. Het betreft de duur van de asielprocedure en de huisvesting van amv’s.

De inspectie geeft aan dat het niet in het belang van de jongere is dat deze lang in onzekerheid verkeert over de uitkomst van zijn procedure. Daarom benadrukt de inspectie het belang van een snelle en zorgvuldige asielprocedure. In dit kader verwijst de inspectie ook naar de brief van 14 december 20102 aan de Tweede Kamer waarin het belang van een snelle procedure door de Minister voor Immigratie en Asiel wordt onderschreven.

De Minister voor Immigratie en Asiel merkt hierbij op dat het doel van de herijking van het amv-beleid is om sneller duidelijkheid te geven aan de amv over zijn of haar verblijfsperspectief en om, indien een amv niet in aanmerking komt voor internationale bescherming, maximale inzet te plegen op zo spoedig mogelijke terugkeer, onder de voorwaarde van opvang die naar lokale maatstaven adequaat is. Overigens is het van belang te benadrukken dat een jongere waar mogelijk ook reeds in de algemene asielprocedure een beschikking krijgt. Met de herijking wordt daarnaast voorgesteld de huidige amv-vergunning af te schaffen. Hiermee wordt voorkomen dat een amv, van wie het asielverzoek is afgewezen, een vergunning krijgt terwijl het perspectief in veel gevallen alsnog op terugkeer komt te liggen. Voor de jongere die wel meewerkt aan terugkeer maar niet terug kan keren behoort een buitenschuldvergunning tot de mogelijkheden.

Het tweede punt dat de inspectie noemt, is de huisvesting in de zogeheten campussen voor amv’s. De inspectie heeft op basis van haar onderzoek de indruk dat het verblijf in grootschalige opvanglocaties, in de huidige omstandigheden niet aansluit bij het belang van de jongere. De inspectie constateert dat er mogelijk sprake is van een knelpunt en zal in het licht daarvan in de tweede helft van 2011 een nader onderzoek starten naar de kwaliteit van de opvang van amv’s binnen de grootschalige opvang. De inhoud en omvang van het onderzoek zijn op dit moment nog niet bekend. De Minister voor Immigratie en Asiel twijfelt er niet aan dat het COA de opvang in alle voorzieningen organiseert met als belangrijk uitgangspunt het belang van het kind. Mogelijke suggesties ter verbetering zullen uiteraard zorgvuldig bezien en op haalbaarheid getoetst worden. De Minister voor Immigratie en Asiel ziet de resultaten van dit onderzoek met belangstelling tegemoet. Uw Kamer zal geïnformeerd worden over de resultaten van het onderzoek.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Tweede Kamer vergaderjaar 2010–2011; 27 062, nr. 67.

Naar boven