Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2010
De Regeling Leerplusarrangement VO, Nieuwkomers VO en eerste opvang Vreemdelingen uit 2009 loopt eind 2010 af. Via deze regeling
ontvangen scholen met relatief veel leerlingen uit achterstandswijken aanvullende personele bekostiging. Het extra geld is
bedoeld voor het verminderen van vroegtijdig schoolverlaten, het leveren van maatwerk aan leerlingen en het verbeteren van
schoolprestaties. Voor het begin van de zomervakantie moet de regeling voor 2011 en 2012 worden gepubliceerd zodat scholen
op tijd weten waar zij aan toe zijn en of zij de komende twee jaar in aanmerking komen voor extra geld op basis van de regeling.
In mijn brief van 26 februari 2008 (TK, vergaderjaar 2007–2008, 27 020, nr. 58) heb ik toegezegd dat er in 2010 een evaluatie zou plaatsvinden van de resultaten van de Regeling. Met deze brief informeer
ik u over de stand van zaken rond het Leerplusarrangement.
Het Leerplusarrangement (LPA) bestaat als vervanger van de zogenaamde cumi-vo-regeling nog maar sinds 2006 en is in 2008 gewijzigd.
Na deze wijziging wordt niet meer op brinnummer maar op vestigingsniveau bekeken of een school in aanmerking komt voor aanvullende
bekostiging.
Daarnaast is de drempel gewijzigd. Deze was 30% voor alle schoolsoorten (praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo). Nu is deze
gedifferentieerd. Voor het praktijkonderwijs en vmbo (en voor gedeelde onderbouw met vmbo) geldt nog steeds een percentage
van 30% leerlingen uit achterstandswijken. Voor de havo is de drempel 50% en voor vwo 60% geworden.
Sinds de invoering in 2006 zijn monitors uitgevoerd waarmee het ministerie van OCW de ontwikkelingen van het Leerplusarrangement
volgt. Daaruit blijkt dat scholen vinden dat de bijdrage van de LPA-gelden het grootst is bij de bestrijding van voortijdig
schoolverlaten en het bestrijden van taalachterstanden. De monitors bieden echter geen voldoende basis om de effecten van
de Regeling uitgebreid te evalueren. Daarvoor is nader onderzoek nodig.
Zoals ik in mijn brief van 26 februari 2008 heb aangegeven, zou ik ook onderzoek laten uitvoeren naar de mogelijkheden om
de huidige indicator (postcodegebieden) te vervangen door een indicator op basis van individuele leerlingenkenmerken. Hiertoe
voert het CBS op dit moment een onderzoek uit. In de huidige regeling worden om te bepalen welke leerlingen in aanmerking
komen voor de regeling hun postcodes gekoppeld aan de postcodelijst van de armoedeprobleemcumulatiegebieden van het CBS. Deze
postcodelijst geeft tweejaarlijks een nieuw overzicht van de 8% wijken met de «zwaarste problematiek. Het CBS onderzoekt
of met behulp van de gegevens voor het huishouden van deze leerlingen uit de zogenaamde WALVIS-bestanden (informatie in het
kader van de loonheffing of de inkomensgegevens) de omvang van de zorgproblematiek preciezer kan worden bepaald. De vraag
is of inkomensgegevens van huishoudens een betere indicator zijn. Resultaten van dit onderzoek verwacht ik voor het zomerreces,
maar dat betekent dat er onvoldoende tijd is om deze mee te nemen in de regeling voor 2011 en 2012.
Het bovenstaande leidt ertoe dat ik de huidige regeling de komende twee jaar voortzet.
De komende tijd zal ik daarnaast in samenwerking met de VO-raad een gedegen evaluatieonderzoek laten uitvoeren naar het functioneren
van het Leerplusarrangement. De resultaten daarvan verwacht ik voorjaar 2011. Over de uitkomsten daarvan zult u te zijner
tijd geïnformeerd worden.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart