27 017
Homo-emancipatiebeleid

nr. 50
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 april 2009

1. Aanleiding

Tijdens het Algemeen Overleg Homo-emancipatie van 28 februari en 5 maart 2008 (Kamerstuk 27 017, nr. 41) heb ik u toegezegd dat ik de Inspectie van het Onderwijs zou vragen om een diepgaand themaonderzoek te doen naar homofoob gedrag en seksuele diversiteit op scholen. Daarnaast heb ik toegezegd dat de inspectie een onderzoek zou doen naar de incidenten, maatregelen en het beleid van scholen op het terrein van seksuele diversiteit en seksuele weerbaarheid.

Het eerstgenoemde onderzoek heeft als input gediend voor het tweede onderzoek en is uitgebracht door de inspectie in de vorm van de brochure «Anders zijn, is van iedereen». Het tweede onderzoek, naar homofoob gedrag, seksuele weerbaarheid en seksuele diversiteit, is in het najaar van 2008 door de inspectie gestart binnen verschillende schooltypen. Het rapport «Weerbaar en divers» is hiervan het resultaat.

Met deze brief bied ik uw Kamer beide onderzoeken aan en informeer ik u over de belangrijkste uitkomsten van de onderzoeken.

Ook geef ik u in deze brief, mede namens staatssecretaris Van Bijsterveldt en staatssecretaris Dijksma, mijn reactie.

2. «Anders zijn, is van iedereen»

De brochure «Anders zijn, is van iedereen» is een verslag van een rondetafelgesprek met schoolgaande jongeren over wat zij denken over en vinden van homoseksualiteit. Aan het rondetafelgesprek, dat vorig jaar in juni heeft plaatsgevonden, hebben 33 jongeren uit de regio Amsterdam en Nunspeet deelgenomen met diverse achtergronden (allochtoon, autochtoon, vmbo- havo-, vwo- en mbo-achtergrond, gemengde scholen, witte en zwarte scholen, scholen van diverse levensbeschouwingen en geloofsovertuigingen), aangevuld met homo- en heterojongeren uit andere delen van het land. Voorafgaande aan het rondetafelgesprek hebben met 59 jongeren, met dezelfde diverse achtergrond als hierboven genoemd, groepsgesprekken plaatsgevonden.

De inspectie heeft de jongeren gevraagd aan te geven hoe zij tegen homoseksualiteit aankijken. De algemene conclusies van dit onderzoek zijn als volgt:

1. De uitsluiting en het stelselmatig negatief benaderen van jongeren vindt niet zo zeer plaats vanwege het homoseksueel zijn, maar is meer gebaseerd op een gevoel van onzekerheid en het ontbreken van weerbaarheid. Een veel gehoorde opvatting is «Wie je bent is geen keuze, hoe je je gedraagt wel». Ben je als jongere eenmaal «uit de kast» dan verdien je respect;

2. De omgeving (ouders, leeftijdsgenoten, vrienden, regio, religie en culturele achtergrond) is van invloed op de manier waarop jongeren tegen homoseksualiteit aankijken;

3. Jongeren vinden dat scholen een actievere rol moeten spelen in het bespreekbaar maken van homoseksualiteit. Volgens de jongeren hebben scholen de taak een respectvolle veilige schoolcultuur te creëren en respectvol gedrag aan te leren;

4. Scholen zouden meer verantwoording over hun beleid moeten afleggen aan ouders, leerlingen en docenten. Het zou volgens jongeren goed zijn als de overheid (bijv. de inspectie) hier toezicht op houdt.

Deze brochure is geplaatst op de website van de Inspectie van het Onderwijs en vervangt de brochure «Iedereen is anders» uit 2003. Hierbij ontvangt u de brochure (zie bijlage 1).1

3. «Weerbaar en divers»

De inspectie heeft binnen verschillende schooltypen onderzocht op hoeveel scholen incidenten rond seksuele diversiteit en seksuele weerbaarheid voorkomen (zowel voor leerlingen als voor personeelsleden) en in hoeverre scholen in hun onderwijsaanbod en in hun beleid rond sociale veiligheid en burgerschap aandacht geven aan seksuele diversiteit en seksuele weerbaarheid. Verder is gevraagd naar «good and bad practices». Dit onderzoek bestaat uit:

1. een «survey»-onderzoek onder directies van het basisonderwijs en voortgezet onderwijs: 795 directies van scholen hebben hier aan meegewerkt;

2. «case»-studies op scholen voor voortgezet (speciaal) onderwijs en mbo-opleidingen. De inspectie heeft op 27 scholen voor voortgezet onderwijs en bij 8 mbo-opleidingen de «case»-studies uitgevoerd. Het basisonderwijs is buiten beschouwing gebleven, omdat op basis van bestaande kennis geconstateerd werd dat incidenten rond seksuele diversiteit daar minder voorkomen;

3. een analyse van ingevulde vragenlijsten die werden uitgezet onder leerlingen en personeelsleden (voortgezet onderwijs en mbo). De inspectie heeft deze scholen voor dit onderzoek bezocht en daar tevens de case study uitgevoerd. Dit leverde ingevulde vragenlijsten op van 851 personeelsleden en 2813 leerlingen;

4. bevraging van homoseksuele jongeren en personeelsleden over hun ervaringen («good and bad practices» in het onderwijs) via internet. In totaal hebben 10 leraren, 7 leerlingen en 1 ouder met kinderen op een basisschool een vragenlijst ingevuld.

Hieronder treft u de belangrijkste uitkomsten aan. Voor meer informatie verwijs ik u naar het rapport (zie bijlage 2).1

1. Incidenten

• Bijna tweederde van de 35 scholen die bezocht zijn heeft gemeld dat zich de laatste twee jaren incidenten hebben voorgedaan op het gebied van seksuele weerbaarheid. Daarbij scoren (vermeende) «loverboy»-praktijken het hoogst. In deze gevallen is de politie ingeschakeld;

• Op de 35 bezochte scholen kwamen 13 incidenten voor waar homoseksualiteit een rol speelt. Deze incidenten betreffen bijna altijd verbale incidenten. De slachtoffers zijn doorgaans personeelsleden, maar enkele keren ook homoseksuele ouders van leerlingen en in het vmbo en havo/vwo ook homoseksuele leerlingen.

Uit het vragenlijstonderzoek komt naar voren dat 10% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs wel eens een homoseksuele medeleerling heeft gepest, in het mbo is dat 7%. 4% van de leerlingen in het mbo en 7% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs hebben wel eens een homoseksuele leraar gepest.

De docenten gaan verschillend om met dit soort provocerende uitingen;

• Van de 35 bezochte scholen hebben er 25 onvoldoende inzicht in de incidenten die zich op het gebied van sociale veiligheid met betrekking tot homoseksualiteit op school voordoen.

2. Onderwijsaanbod en beleid

• 25 van de 35 bezochte scholen heeft een uitgewerkt veiligheidsbeleid, maar meer dan tweederde van de scholen besteedt daarin geen specifieke aandacht aan incidenten waarbij homoseksualiteit een rol speelt;

• De meeste scholen hebben (les)aanbod op het terrein van burgerschap, maar 28 van de 35 scholen heeft geen gestructureerd (les)aanbod gericht op seksuele diversiteit. De invulling van het aanbod is op de meeste scholen sterk docentafhankelijk en veelal in de vorm van projecten;

• De 7 scholen die wel een gestructureerd (les)aanbod hebben, geven aan dat zij diversiteit en weerbaarheid niet als geïsoleerde thema’s onder de aandacht brengen maar als normale, maar duidelijk herkenbare, thema’s borgen in het curriculum van de school en in de schoolorganisatie.

3. Schoolcultuur (openheid over seksuele diversiteit)

• Een overgrote meerderheid van de leerlingen en het onderwijspersoneel geeft aan zich veilig te voelen op school en het schoolklimaat als «open» te beschouwen;

• De grote meerderheid van leerlingen en personeel geeft aan homoseksualiteit te respecteren;

• Circa 60% van de leerlingen staat open voor informatie over homoseksualiteit;

• Toch voelt bijna de helft van de leerlingen op scholen zich niet veilig genoeg om voor hun mogelijke homoseksualiteit uit te komen;

• 16 van de 35 bezochte scholen hebben een weinig open cultuur als het gaat om seksuele diversiteit;

• Op een aantal scholen geven ook personeelsleden aan dat zij niet (in alle klassen of op alle opleidingsniveaus) durven uitkomen voor hun homoseksualiteit;

• Homofoob gedrag is incidenteel tijdens het onderzoek naar voren gekomen en voornamelijk in de vorm van provocerende opmerkingen. Niet alle docenten lijken weerbaar genoeg om daarbij met gezag op te treden.

4. Beleidsreactie op onderzoeken van de inspectie

Dat 4 op de 5 scholen in het «case»-studieonderzoek onvoldoende zicht hebben op incidenten met betrekking tot seksuele diversiteit en dat een meerderheid van de leerlingen zich niet veilig genoeg voelt om voor haar of zijn mogelijke homoseksuele geaardheid uit te komen, geeft aanleiding tot zorg en vraagt om een actievere rol van scholen en leraren op het thema van seksuele diversiteit. De meeste scholen besteden weinig of geen aandacht aan seksuele diversiteit. Dat het niet altijd eenvoudig is om seksuele diversiteit bespreekbaar te maken bijvoorbeeld als collega’s, ouders of leerlingen daar negatief tegenover staan, mag geen reden zijn het onderwerp te ontwijken. Homoseksuele leerlingen, leraren (en andere personeelsleden) en ouders moeten zich veilig en geaccepteerd kunnen voelen op iedere school in Nederland. Ik zal de scholen daarom, zoals eerder ook al toegezegd, een handreiking sturen over de sociale acceptatie van homoseksuelen. Ik zal die handreiking versturen in de week voor 17 mei, de internationale dag tegen de homofobie, in de vorm van een brief aan alle scholen in het primair en voorgezet onderwijs (zie bijlage 3 en 4).1 In die brief verwijs ik voor meer informatie naar een brochure die ik door het Centrum voor School en Veiligheid heb laten opstellen om scholen te ondersteunen bij het bespreekbaar maken van homoseksualiteit en tegengaan van homodiscriminatie. Deze brochures zijn voor scholen gratis verkrijgbaar (zie bijlage 5 en 6).1

Veiligheidsbeleid

Het is van belang dat homoseksuelen zich veilig kunnen voelen op school. Een grotere acceptatie van seksuele diversiteit op school is niet los te zien van een veilig schoolklimaat. OCW blijft daarom scholen ondersteunen, zodat zij een open en veilig schoolklimaat kunnen creëren, verbeteren of behouden. Binnen een veilig schoolklimaat is voor leerlingen en docenten ruimte voor elke geloofsovertuiging, geaardheid, huidskleur of beperking. In de brief over sociale veiligheid in en om het onderwijs die op 22 januari 20092 naar uw Kamer heeft gestuurd, heeft staatssecretaris Van Bijsterveldt aangekondigd dat ook incidenten waarbij sprake is van discriminatie, waaronder homodiscriminatie, in de incidentenregistratie geregistreerd zullen worden. Hiermee krijgen scholen meer inzicht in de eigen veiligheidssituatie en kunnen zij adequaat handelen bij incidenten. Verder wordt via de veiligheidsmonitors aandacht besteed aan het gevoel van veiligheid van jongeren op scholen. Scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs kunnen bij het vormgeven van sociaal veiligheidsbeleid onder andere een beroep doen op het Centrum School en Veiligheid (www.schoolenveiligheid.nl) en de kwaliteitsteams veiligheid (www.kwaliteitsteamsveiligheid.nl). Specifiek voor het thema seksuele diversiteit kunnen scholen veel informatie vinden op de website www.gayandschool.nl. Ook noem ik u graag het project «Roze Olifant», gericht op het verbeteren van de sociale acceptatie van homoseksuelen op school. Dit project helpt leerlingen en onderwijspersoneel die zich in willen zetten voor de acceptatie van seksuele diversiteit.

Lerarenopleidingen

Staatssecretaris Van Bijsterveldt heeft tijdens het Algemeen Overleg van 9 april jl. over de veiligheid op scholen toegezegd dat zij met de vertegenwoordigers van de lerarenopleidingen in overleg zal treden over de aandacht voor veiligheid. Uit het onderzoek van de inspectie blijkt dat leraren niet altijd op dezelfde wijze optreden tegen provocerende uitingen van leerlingen. De tolerantiegrenzen op een aantal scholen zijn daarmee docentafhankelijk, en volgens de inspectie lijken niet alle docenten weerbaar genoeg om daarbij met gezag op te treden.

De kerndoelen voor het primair onderwijs en voor het voortgezet onderwijs bieden scholen in principe voldoende handvatten om aandacht te besteden aan seksuele diversiteit en seksuele weerbaarheid.

Advies Commissie Gelijke Behandeling

De Commissie Gelijke Behandeling (CGB) heeft op verzoek van het ministerie van OCW een uitgebreid advies: «Naar een discriminatievrije school» geschreven. Op de website van de CGB (www.cgb.nl) kunt u dit advies vinden. Op basis van dit advies heb ik voor het onderwerp homoseksualiteit een handreiking voor scholen voor primair en voortgezet onderwijs opgesteld.

Seksuele weerbaarheid

In mijn brief van 2 april 20091. heb ik aangekondigd welke maatregelen ik zal nemen om de seksuele weerbaarheid van jongeren te vergroten. Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor emancipatie en voor het onderwijs zal ik een bijdrage leveren aan het vergroten van de deskundigheid van professionals in het onderwijs die zich bezighouden met de seksuele weerbaarheid van jongeren. Om scholen nog handvatten te bieden om aandacht aan seksuele weerbaarheid te geven, ga ik de beschikbare methoden voor de bevordering van de seksuele weerbaarheid beter voor het onderwijs toegankelijk maken en de kennis en inzichten uit de inventarisatie verspreiden. Ik zal daarbij gebruik maken van bestaande netwerken, databanken en websites.

De Nationale Jeugdraad

De Nationale Jeugdraad zal de komende twee jaar op mijn verzoek activiteiten ontwikkelen om de acceptatie onder verschillende groepen jongeren te bevorderen. In het najaar van 2009 zal de Nationale Jeugdraad met zijn campagne .open up voor jongeren starten. Met deze campagne wil de Nationale Jeugdraad jongeren op een positieve en ludieke manier betrekken bij het terugdringen van intolerantie ten opzichte van seksuele diversiteit. De komende drie jaar zal .open up te zien zijn op o.a. scholen en festivals en in uitgaansgelegenheden .open up maakt seksuele diversiteit bespreekbaar door jongeren te confronteren met hun eigen ideeën en gedrag.

Landelijke «Gay & Straight Onderwijsalliantie»

De «Gay & Straight» Onderwijsalliantie is een initiatief van de Algemene Onderwijsbond, de CNV-Onderwijsbond, het landelijk platform openbaar onderwijs (CBOO), het COC en Empowerment Lifestyle Services. Deze alliantie zal zich de komende jaren inzetten om de acceptatie van homoseksuelen op scholen en onder bestuurders te bevorderen. Momenteel voert de alliantie een enquête uit onder scholen naar de sociale veiligheid van scholen. Resultaten worden dit najaar verwacht en vormen naar verwachting een aanvulling op het themaonderzoek van de Inspectie van het Onderwijs.

Gay & Straight alliantie op scholen

Deze alliantie is een initiatief van het COC en homoseksuele leerlingen, leraren en homovriendelijke collega’s. Tot 2010 worden initiatieven van homoen lesbische leerlingen en hun vrienden op school en samenwerking met docenten, schoolleiding en eventueel de ouderraad gesteund en gestimuleerd. Het doel is om aan het eind van het project 150 schoolallianties tot stand te hebben gebracht die tevens lokaal zijn ingebed.

Homo-emancipatiemonitor

Om te volgen hoe het gaat met de zichtbaarheid en de sociale acceptatie van homoseksualiteit zal de homo-emancipatiemonitor worden voortgezet (een 0-meting vond plaats in 2006, de 1-meting in 2010). Het Sociaal en Cultureel Planbureau, dat deze monitor uitvoert, zal worden gevraagd deze uit te breiden met een panel van homoseksuele jongens en lesbische meisjes. Ook worden de resultaten van een meting onder scholieren gekoppeld aan de SCP monitor, zodat ook de houding van scholieren over homoseksualiteit systematisch gepeild wordt. Bij de voortgangsrapportage aan de Kamer, in zomer van 2010, zal ik de resultaten betrekken van de dan beschikbare gegevens van het SCP.

Koplopergemeenten homo-emancipatie

Met 16 gemeenten heb ik inmiddels een koploperovereenkomst homo-emancipatie gesloten. Het doel is de sociale acceptatie van homoseksuelen op lokaal niveau te bevorderen door het bespreekbaar maken van homoseksualiteit onder jongeren en in kringen waar homoseksualiteit nog een taboe is. Verder gaan de gemeenten zich inzetten voor een sterker veiligheidsgevoel van homoseksuelen in hun naaste omgeving. De betrokken partijen zullen discriminatie, intimidatie en geweld tegen homoseksuelen krachtig bestrijden. De homoveiligheid van scholen is daarbij één van de speerpunten.

5. Tot slot

Uit de onderzoeken is gebleken dat de school voor het merendeel van de leerlingen en het onderwijspersoneel een veilige school is met een «open» cultuur. Toch is ook gebleken dat meer dan de helft van de leerlingen zich niet veilig genoeg voelt om voor hun mogelijke homoseksualiteit uit te komen en geven ook personeelsleden op een aantal scholen aan dat zij niet (in alle klassen of op alle opleidingsniveaus) durven uitkomen voor hun homoseksualiteit (gedeeltelijk heeft dit, gezien hun leeftijd, ook te maken met hun (seksuele) identiteitontwikkeling en weerbaarheid).

Gemotiveerd door de oproep van de jongeren dat scholen een actievere rol moeten spelen in de bevordering van acceptatie van seksuele diversiteit, zal ik me samen met de staatssecretaris Dijksma en staatssecretaris Van Bijsterveldt blijven inzetten om binnen het onderwijs aandacht te vragen voor de sociale acceptatie van homoseksuele leerlingen en leraren, zodat de school voor iedereen veilig is. Het kabinet heeft een breed pakket aan maatregelen in gang gezet om dit te bereiken. Ik zal de Inspectie van het Onderwijs vragen vinger aan de pols te blijven houden om te kijken of deze maatregelen effect sorteren.

De praktijk blijkt weerbarstig. Tegelijkertijd zie ik velen die zich inzetten om de sociale acceptatie van homoseksuelen op scholen te vergroten. Hier heb ik veel waardering voor. Daarom zal ik zowel leerlingen als onderwijspersoneel die zich inzetten en willen inzetten om de acceptatie van homoseksuelen op scholen te vergroten, uitnodigen om met mij tijdens de Canal Parade van 1 augustus a.s. mee te varen. Ook de onderwijsbonden en de sectorraden zal ik hiervoor uitnodigen. Hiermee wil ik uitstralen dat homoseksuelen zich ook op school geaccepteerd moeten kunnen voelen en het onderwijs hen die veilige omgeving wil bieden.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

TK 2008–2009, 29 240, nr. 20.

XNoot
1

TK 2008–2009, 30 420, nr. 135.

Naar boven