26 991 Voedselveiligheid

Nr. 354 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 april 2013

Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken van uw Kamer informeer ik u hierbij over de stand van zaken betreffende de voortgang van het gebruik van insecten in diervoeder en aquacultuur.

Insecten komen meer en meer in de belangstelling onder andere als eiwitbron voor diervoeders. Dit heeft onder meer te maken met het feit, dat de huidige eiwitbronnen, zoals soja en vismeel, ter discussie staan en men op zoek is naar alternatieven.

Het kunnen benutten van insecten ten behoeve van diervoeders heeft een aantal voordelen op het vlak van duurzaamheid in vergelijking met traditionele eiwitbronnen, bijvoorbeeld:

  • 1. vermindering van soja-afhankelijkheid,

  • 2. vermindering van vismeelgebruik,

  • 3. (betere) benutting van rest- en afvalstromen c.q. beperking van voedselverspilling.

Op grond van deze voordelen in verband met duurzaamheid en de innovatieve aspecten voor de voedselketen heb ik een positieve basishouding ten aanzien van het gebruik van insecten. Ik wil deze innovatieve ontwikkelingen in de voedselketen dan ook ondersteunen. Hierbij geldt wel de voorwaarde, dat dit geen risico’s voor mens, dier en milieu met zich mee mag brengen. Op hoofdlijnen zijn er twee deelgebieden, waar zich knelpunten voordoen inzake de toepassing van insecten in diervoeders. Dit zijn:

  • 1. Onvoldoende kennis over de risico’s van insecten voor diervoeders,

  • 2. Belemmeringen in toepasselijke Europese regelgeving.

Op nationaal niveau wordt reeds door mijn ministerie gewerkt aan deze knelpunten.

Ten eerste is het Bureau Risicobeoordeling en Onderzoeksprogrammering van de NVWA reeds vergevorderd met de risicobeoordeling van insecten ten behoeve van diervoedertoepassing.

Ten tweede zijn de Rijksoverheid en de VENIK (Verenigde Nederlandse Insecten-kwekers) de «Green Deal: Insecten voor feed, food en farma» overeengekomen. Het doel van deze Green Deal is om onnodige knelpunten in wet- en regelgeving specifiek te duiden en om daar waar nodig oplossingen te vinden om deze knelpunten weg te nemen door het leveren van input en het doen van voorstellen. Het kabinet spant zich daarbij in om onnodige belemmeringen in wet- en regelgeving, die door VENIK zijn geïnventariseerd, daar waar mogelijk weg te nemen.

In het geval van insecten voor diervoedertoepassing (inclusief aquacultuurdieren) heeft een recente praktijkcasus duidelijk gemaakt dat er twee Europese verordeningen zijn, die deze toepassingsmogelijkheden sterk beperken. Het betreft een bedrijf, dat een insectensoort wil laten groeien op een voedingsbodem (substraat) van voormalige voedingsmiddelen1, die dierlijke eiwitten bevatten (stap 1). Vervolgens wil het bedrijf afgeleide producten van deze insecten op de markt brengen als onder andere eiwit voor visvoedergrondstof (stap 2).

De twee betreffende Europese verordeningen zien toe op de bescherming van de volks- en diergezondheid en hebben daarbij betrekking op beide, hiervoor genoemde stappen.

Uitgangspunt van verordening (EG) nr. 999/20012 (de TSE-verordening) is, dat het gebruik van dierlijk eiwit in diervoeders voor landbouwhuisdieren verboden is. Omdat voormalige voedingsmiddelen dierlijk eiwit bevatten, is het niet toegestaan om deze producten als substraat te gebruiken voor insecten. Wel is het vanaf 1 juni 2013 mogelijk om dierlijke eiwitten van niet-herkauwers te vervoederen aan aquacultuurdieren. Dit biedt echter geen oplossing voor de eerste stap van het proces, namelijk het vervoederen van substraat met dierlijk eiwit aan insecten.

Daarnaast bevat de verordening (EG) nr. 1069/20093 (de verordening dierlijke bijproducten) regels voor het verstrekken van verwerkte dierlijke eiwitten, waaronder voormalige voedingsmiddelen, aan dieren die voor de productie van voedsel en andere dierlijke producten worden gebruikt. Beide EU-verordeningen kennen hun oorsprong in de BSE-problematiek.

Op basis van bovengenoemde Europese verordeningen kunnen alleen rest- en afvalstromen worden benut voor insectenkweek, als deze vrij zijn van dierlijke eiwitten. Dit betekent, dat alleen «geselecteerde» rest-/afvalstromen (ook VVM) van uitsluitend plantaardige herkomst, zoals groente en fruit, en over-de-datum-zijnde samengestelde levensmiddelen met kleine hoeveelheden dierlijke producten, zoals brood, koekjes, pasta en snoep, kunnen worden vervoederd aan insecten als deze daarna op één of andere wijze in de humane voedselketen komen. Het verkrijgen van dergelijke, geselecteerde rest-/afvalstromen is evenwel duurder en op een dergelijke voedingsbodem zal het beoogde insect minder snel groeien.

Het bovenstaande is onlangs besproken met het betreffende bedrijf. Deze laatste beraadt zich nu op mogelijke alternatieven.

Daarnaast zijn er nog enkele zaken, die op nationaal niveau geregeld dienen te worden. Dit betreft enerzijds de registratie van dergelijke insecten op de lijst van «voor productie te houden dieren» voor zover de betreffende insecten niet op deze lijst voorkomen. Anderzijds dient een dergelijk grootschalig insectenkweekbedrijf een erkenning te hebben, die door de NVWA wordt verstrekt mits aan Europese regelgeving wordt voldaan.

Vanwege de genoemde voordelen en de innovatieve ontwikkeling ten behoeve van de voedselketen wil ik de toepassingsmogelijkheden van insecten als diervoedergrondstof verder verkennen. De belangrijkste belemmeringen zijn evenwel twee Europese verordeningen. Ik ben dan ook voornemens om deze belemmeringen met de Europese Commissie te bespreken met het verzoek om deze problematiek op de Europese agenda te plaatsen.

De eerder genoemde Nederlands risicobeoordeling zal bij de Europese Commissie en de EFSA, de Europese evenknie van de NVWA, ingebracht worden ter ondersteuning van een Europese risicobeoordeling. Dit laatste is een noodzakelijke stap in een mogelijke aanpassing van Europese regelgeving ten gunste van het benutten van insecten voor diervoeder. Daarbij geldt wel de reeds genoemde voorwaarde, dat het gebruik van insecten geen gevaar mag opleveren voor mens, dier en milieu.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Voormalige voedingsmiddelen (VVM) zijn voedingsmiddelen uit supermarkten, waarvan de houdbaarheidsdatum is overschreden. Deze bevatten dierlijke eiwitten.

X Noot
2

Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encepfalopathieën (PbEU 2001, L 147).

X Noot
3

Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PbEU 2009, L 300).

Naar boven