26 991 Voedselveiligheid

Nr. 342 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 maart 2013

In deze brief informeren wij u over de stand van zaken, inzake de aanwezigheid van paardenvlees in rundvleesproducten, waarover wij u eerder hebben geïnformeerd. Tevens informeren wij u over aflatoxine in diervoeder en melk, de stalbezettingsgraad van legpluimvee en restanten van jodium in melk zoals door uw Kamer is verzocht. In deze brief gaan wij ook in op de gesprekken die wij met het bedrijfsleven hierover voeren. Onze inzet is een transparante en eerlijke voedselproductie en daarmee behoud van het vertrouwen van de consument in voedsel.

De staat van de voedselveiligheid in Nederland is hoog, echter de hierboven genoemde zaken laten zien dat het vertrouwen in een betrouwbare voedselproductie zeer snel onder druk kan komen te staan.

Het bedrijfsleven is primair verantwoordelijk voor het produceren van veilig voedsel en het verstrekken van de juiste informatie in de productieketen en uiteindelijk op het etiket. De bedrijven in de productieketen moeten de traceerbaarheid van producten borgen. Informatie over identiteit en eigenschappen van (tussen)producten dienen aan de opeenvolgende ketenschakels te worden doorgegeven. Bedrijven zijn hierop aanspreekbaar, maar moeten niet alleen zichzelf, maar ook elkaar controleren en elkaar aanspreken bij eventuele omissies. De overheid ziet erop toe, dat het systeem van grond tot mond zodanig is geborgd dat de consument weet wat hij eet en daarop kan vertrouwen.

Wij hebben nu enerzijds te maken met incidenten waarbij verontreinigingen in diervoeders en grondstoffen van levensmiddelen zijn aangetroffen, en anderzijds met zaken waarbij sprake is van fraude en misleiding van de consument.

Bij de incidenten met de verontreinigde grondstoffen worden zo snel mogelijk de bronnen opgespoord en maatregelen genomen, om eventuele risico’s voor de volksgezondheid bij de eindproducten te voorkomen. De bestaande systemen voor detectie en beheersing van potentiële veiligheidsrisico’s hebben gewerkt. Door betere risicobeheersing in alle ketenschakels en snellere informatie-uitwisseling hierover kunnen ongewenste stoffen mogelijk nog sneller opgespoord worden en nog effectiever geweerd worden uit de productieketen. Dit is belangrijk voor het vertrouwen in voedsel.

Voor wat betreft de fraudezaken willen wij nogmaals benadrukken, dat het ontoelaatbaar is om bedrijven en consumenten doelbewust te misleiden. Consumenten moeten erop kunnen vertrouwen dat de informatie op het etiket van levensmiddelen juist is. Als dat niet het geval is, staat de betrouwbaarheid van de voedselproductie op het spel. Naast de hierboven benoemde adequate risicobeheersing heeft het bedrijfsleven een belangrijke verantwoordelijkheid bij een betrouwbare informatievoorziening in de voedselketen. Wij spreken hen hierop aan en zorgen dat op beide vlakken de nodige verbeteringen worden doorgevoerd.

Ketenoverleg met de vleessector

Op 6 maart hebben wij overleg gevoerd met de ketenpartijen van de vleessector over de recente voedselincidenten en over de wijze waarop het vertrouwen in voedsel en de voedselproductie behouden kan worden.

Wij zijn met het bedrijfsleven overeengekomen dat zo snel mogelijk gestart wordt met een «Taskforce Voedselvertrouwen». In deze Taskforce zullen overheid en bedrijfsleven voorstellen doen om de informatievoorziening in de productieketen, naar de consument en de communicatie tussen overheid en bedrijfsleven te verbeteren. Daarnaast wordt gekeken naar een aanscherping van de kwaliteitscontroles van bedrijven en de handhaving en sancties door de overheid bij overtreders en fraudeurs.

Tenslotte zal worden onderzocht in hoeverre de vaak ingewikkelde en lange voedselproductieketens door de bedrijven zelf beter beheerst moeten worden en of de productieketens niet korter en transparanter kunnen worden ingericht.

Voortgang paardenvlees

Om inzicht te krijgen of fraude met paardenvlees veel voorkomt heeft Nederland net als de andere Europese lidstaten een ketenonderzoek uitgevoerd. Nederland heeft daarbij meer en uitgebreider onderzocht dan werd aangegeven in de richtlijn van de Europese Commissie. Daarnaast is er in een aantal afzonderlijke gevallen nader onderzoek ingesteld naar aanleiding van meldingen van mogelijke fraude. In onze brieven van 14 en 25 februari informeerden wij u daar ook al over (Kamerstuk 26 991, nrs. 339 en 340).

Ketenonderzoek NVWA

In onze brief van 14 februari jl. hebben wij gemeld dat de NVWA een grootschalig ketenonderzoek is gestart naar de aanwezigheid van paardenvlees in producten, terwijl dit niet op het etiket vermeld is. Daarnaast controleert de NVWA extra op residuen van diergeneesmiddelen in paardenvlees. In onze brief van 25 februari hebben wij u over de voortgang hiervan geïnformeerd.

Hieronder treft u per onderdeel van de keten de resultaten tot nu toe aan. Deze resultaten zullen naar de Europese Commissie worden gecommuniceerd in het kader van de Europese monitoring, die op 15 februari door de lidstaten met elkaar is afgesproken.

SvZ 12 maart 2013
 

Onderzoek op paarden DNA in rundvleesproducten

Onderzoek op residuen in paardenvlees

 

Bedrijven

monsters

Beschikbare uitslagen

Positieve uitslagen

bedrijven

monsters

Beschikbare

uitslagen

Positieve uitslagen

Slachthuizen

       

10

51

51

0

Uitsnijderijen

55

99

94

0

       

Koel/vrieshuizen

41

59

59

1

4

7

7

0

Vleesverwerkende bedrijven

60

136

127

1

4

7

7

0

Invoer (partijen)

       

25

125

105

0

Totaal:

156

295

280

2

18/25

190

170

0

Uit het ketenonderzoek van de NVWA blijkt dat uit in totaal 485 genomen monsters in twee gevallen paarden DNA is aangetoond in rundvleesproducten terwijl dat niet op het etiket vermeld was. In geen van de onderzochte monsters is er sprake van residuen van diergeneesmiddelen.

Stand van zaken specifieke onderzoeken

Eén positief monster uit het ketenonderzoek betreft het niet vermelden van de aanwezigheid van paardenvlees in gehaktballen. De partij met betrekking tot de positieve uitslag is geanalyseerd. Het betreft een zeer geringe partij van ca. 80 kg gehaktballen. Hiervan zijn 2 kleine partijen afgeleverd. Deze partijen zijn met een stille recall teruggenomen. De NVWA maakt een boeterapport op. Het onderzoek bij de leveranciers loopt nog.

Het tweede positieve geval uit het ketenonderzoek betreft een partij onderzochte rundvleessnippers dat uit 100% paardenvlees bestond. Bij het vrieshuis en bij het verwerkingsbedrijf zijn partijen aangetroffen die als rundvlees zijn aangemerkt, maar na monsteronderzoek paardenvlees bleken te zijn. De NVWA is zowel vanuit het vrieshuis als vanuit het verwerkingsbedrijf een traceringonderzoek gestart, enerzijds tracering naar de herkomst en anderzijds tracering van de producten richting consument. Het herkomstland van het vlees is Polen. De Chief Veterinary Officer (CVO) van Polen is hierover ingelicht en de Poolse autoriteiten zijn via het RASFF systeem ingelicht. De tracering van producten richting consument is nog niet afgerond. Tijdens het onderzoek zal het vlees geblokkeerd blijven. De NVWA onderzoekt of fraude in Nederland heeft plaats gevonden.

Stand van zaken onderzoek naar omkatten vlees

In onze brief van 25 februari hebben wij u geïnformeerd over het strafrechtelijk onderzoek onder leiding van het Functioneel Parket dat zich richt op het omkatten van paardenvlees naar rundvlees.

Het bedrijf in Oss, waarbij een strafrechtelijk onderzoek loopt, is sinds 27 februari onder verscherpt toezicht van de NVWA. Hierbij wordt meerdere keren per dag onaangekondigd gecontroleerd. Tot op heden zijn geen verdere overtredingen geconstateerd en is alleen rundvlees verwerkt. Momenteel meldt het bedrijf correct haar productie- c.q. verlaadtijden.

Stand van zaken onderzoek bij koel-vrieshuis en vleeshandelaar in Breda

De NVWA-IOD heeft op 5 maart jl. een kantoor van de vleeshandelaar in Breda doorzocht. Dat gebeurde in een onderzoek onder leiding van het Functioneel Parket naar vermoedelijke vleesfraude. Behalve het bedrijf uit Brabant wordt ook een bedrijf uit Cyprus verdacht van valsheid in geschrifte. De bedrijven zouden niet voldoen aan de traceringverplichting voor vlees. Waar het vlees vandaan komt en waar het naartoe gaat, is onderwerp van onderzoek. Er is administratie in beslag genomen. Gegeven het strafrechtelijk onderzoek kan geen verdere informatie over deze zaak worden verschaft.

Onderzoeken levensmiddelenindustrie

Naast het uitgebreide ketenonderzoek en de overige onderzoeken door de NVWA heeft ook de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) haar leden actief opgeroepen om producten te analyseren op de eventuele aanwezigheid van paardenvlees. De FNLI deelt deze resultaten met de NVWA. Alle tot op heden bekende monsters op eindproducten, variërend van gehaktbal, snack, diepvriesmaaltijd, worsten, salades, pizza en runderblokjes zijn negatief.

Conclusies op basis van de Nederlandse resultaten tot dus ver

Uit de bovenstaande resultaten blijkt dat het mengen van paardenvlees in rundvleesproducten zonder dat dit wordt vermeld, in Nederland niet structureel of op grote schaal gebeurt. Ook de vrees voor mogelijke aanwezigheid van residuen van diergeneesmiddelen in paardenvlees bleek tot dusverre niet gegrond.

Feit blijft dat in een aantal gevallen sprake is van fraude en misleiding, en dat is en blijft ontoelaatbaar.

Positief is dat er bedrijven waren, die hun verantwoordelijkheid hebben genomen en verdachte en onjuist geëtiketteerde producten van de markt hebben gehaald.

Onderzoek naar fraude blijft complex en vraagt veel tijd en capaciteit van de NVWA. Dit komt ook door de ingewikkelde, internationale productieketens, waarbij diverse overheden in het onderzoek betrokken moeten worden. Desalniettemin is de samenwerking met de autoriteiten in andere lidstaten zeer goed verlopen en wordt hoge prioriteit gegeven aan de afhandeling.

Europese ontwikkelingen

In de afgelopen weken is door de Europese Commissie en de lidstaten snel en effectief actie ondernomen om zicht te krijgen op de grootte van het probleem en om de fraude aan te pakken. Alle lidstaten voeren controles uit, gericht op de aanwezigheid van paardenvlees in producten waar dit volgens de informatie bij of op het product niet zou moeten voorkomen. Daarnaast wordt gecontroleerd op de aanwezigheid van het diergeneesmiddel fenylbutazon in paardenvlees. In verschillende lidstaten zijn producten uit de schappen gehaald en lopen onderzoeken naar mogelijke fraude.

Wij zijn het met EU-Commissaris Borg eens dat het onacceptabel is dat vlees van misleidende informatie is voorzien en dat de primaire verantwoordelijkheid hiervoor bij het bedrijfsleven ligt.

Het Ierse voorzitterschap gaf aan dat het van groot belang blijft om tussen de lidstaten op een transparante en effectieve wijze samen te werken. Ook de «Food and Veterinary Office» (FVO), de auditdienst van de Europese Commissie, heeft veel onderzoek verricht naar paardenvlees. Verder werken de Europese Commissie en de lidstaten samen met Europol, dat de aanpak van frauduleuze activiteiten op Europees niveau coördineert.

De Europese Commissie zal op basis van de monitoringsresultaten in alle lidstaten en de informatie over de specifieke onderzoeken naar fraude in april 2013 een analyse van de situatie in Europa geven.

Diverse lidstaten hebben intussen voorstellen gedaan, om naar aanleiding van deze affaire de traceerbaarheid van voedsel in Europa te verbeteren.

Dit betreft onder andere een betere traceerbaarheid en informatievoorziening ten aanzien van de handelsstromen op de Europese markt door breder gebruik te maken van de Europese informatiesystemen TRACES en RASFF, een versnelde invoering van verplichte oorsprongetikettering bij bepaalde levensmiddelen, maar ook voor een verbeterde Europese systematiek voor de identificatie van levende paarden.

Nederland zal aandringen op het versneld uitvoeren van de haalbaarheidsstudie naar verplichte oorsprongetikettering van vlees als ingrediënt van levensmiddelen. Deze studie wordt op dit moment in opdracht van de Europese Commissie uitgevoerd. Wij zijn echter van mening dat een verplichte oorsprongetikettering niet direct een oplossing voor de geconstateerde fraudepraktijken is, omdat het geen informatie biedt over de eigenschappen van het product.

Nederland heeft ook aan de Raad voorgesteld om na te denken over de oprichting van een Europees register dat er voor moet zorgen dat frauduleuze activiteiten harder kunnen worden aangepakt, bijvoorbeeld via naming & shaming.

Wij zullen ons blijven inzetten voor de ontwikkeling van een dergelijk informatiesysteem en ondersteunen het idee om Europol daarbij een coördinerende rol te geven.

Zoals in onze brief van 25 februari al vermeld, heeft Nederland in de Europese Raad erop aangedrongen om de bestaande regels voor de identificatie en registratie van paarden nog eens tegen het licht te houden en eventueel bestaande lacunes te verbeteren. Het is wenselijk om de inspanningen van Nederland en diverse andere lidstaten op dit terrein op Europees niveau met elkaar af te stemmen en te werken aan een verbeterd, betrouwbaar Europees systeem voor de identificatie en registratie van paarden.

Nederlandse identificatiesysteem voor paarden

In Nederland wordt al vanaf 2004 gewerkt met de identificatie van de paarden door middel van een onderhuidse chip (transponder) en het bijbehorende paspoort. In 2009 is deze verplichting Europees ingevoerd. Sinds 2009 zijn de procedures voor de identificatie van de paarden door een chip en de afgifte van een paspoort in Nederland verder aangescherpt. Door de verscherpte controles is vorig jaar ook een strafrechtelijk onderzoek ingesteld nadat gebleken is dat er met paspoorten is gefraudeerd. Op basis daarvan zijn de controles op de paspoorten vorig jaar weer aangescherpt, met name bij aanbieding van paarden voor de slacht. Dit jaar wordt eraan gewerkt om in de centrale databank, waar de gegevens zijn opgenomen van de paarden waarvoor een paspoort is uitgegeven, ook het kenmerk op te nemen welke aangeeft of het paard geschikt is voor menselijke consumptie. Hierdoor is de controle op het slachthuis niet meer alleen afhankelijk van het paspoort maar kan de informatie in de centrale databank geverifieerd worden.

Analyse van de risico’s van paardenvlees door bureau

In onze brief van 25 februari jongstleden zijn wij kort ingegaan op een analyse van de risico’s van paardenvlees door het Bureau Risicobeoordeling en onderzoeksprogrammering (bureau). bureau doet in zijn advies (bijgevoegd)1 een aantal aanbevelingen om de risico’s van paardenvlees goed te beheersen.

Een aantal aanbevelingen uit het advies worden al uitgevoerd, zoals het handhaven van de nultolerantie voor fenylbutazon en controle op geïmporteerd paardenvlees.

Overigens is volgens het oordeel van bureau is bij een incidentele consumptie van paardenvlees met residuen van het diergeneesmiddel fenylbutazon, de kans op schadelijke effecten bij de mens uitermate klein. Bij het ketenonderzoek van de NVWA is paardenvlees onderzocht op residuen van vijf gebruikelijke diergeneesmiddelen bij paarden, waaronder fenylbutazon. Bij dit onderzoek zijn geen residuen van deze diergeneesmiddelen in paardenvlees gevonden, ook niet van fenylbutazon.

De aanbeveling van bureau om de consument te attenderen op de microbiologische risico’s van onvoldoende verhit vlees in het algemeen werd al opgevolgd. Het Voedingscentrum Nederland (VCN) wijst al geruime tijd in zijn voorlichting op deze risico’s.

Wij zullen, zoals ook bureau adviseert, de NVWA vragen periodiek te monitoren of vlees en vleesproducten juist geëtiketteerd zijn met betrekking tot de verwerkte diersoort. Wij zullen de overige aanbevelingen nader onderzoeken en, waar uitvoerbaar, overnemen.

Bezettingsgraad legpluimvee

In de afgelopen weken zijn berichten verschenen over onrechtmatigheden in de legpluimveehouderij in Duitsland. In Nederland is de NVWA in 2012 een opsporingsonderzoek gestart naar een Nederlandse broederij en daaraan gelieerde Nederlandse legpluimveehouders waarbij het vermoeden bestaat dat er structureel teveel legkippen in de stallen worden gehouden. In het belang van het opsporingsonderzoek kunnen wij hierover thans nog geen nadere mededelingen doen.

Aflatoxine in diervoeder en melk

Aflatoxines zijn giftige stoffen die door schimmels worden geproduceerd en via grondstoffen in diervoeders terecht kunnen komen.

Er zijn maximum limieten afgesproken voor de aanwezigheid van deze toxines in diervoeder omdat natuurlijke contaminatie door schimmels niet geheel valt te voorkomen. Zolang de concentratie onder deze limiet valt, bestaat er geen risico voor de volksgezondheid. Naast normen voor diervoeders zijn er ook normen voor eindproducten (vlees en melk) die worden geconsumeerd. Er zijn voor zover bekend geen producten met overschrijding van de norm in de voedselketen terecht gekomen.

De Duitse autoriteiten hebben normoverschrijding met aflatoxines gevonden in maïs die als grondstof is gebruikt voor verwerking in diervoeder. De NVWA heeft onderzocht of de maïs of het diervoeder ook binnen Nederland is verwerkt. Er blijkt diervoeder te zijn geleverd aan varkenshouders in Nederland.

Er wordt nog onderzocht of de norm in het veevoer werd overschreden. De kans hierop is klein, aangezien de maïs wordt vermengd met andere grondstoffen. De kans, dat de norm in het eindproduct vlees wordt overschreden wordt als verwaarloosbaar ingeschat.

Het traceringonderzoek van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) naar met aflatoxine besmette maïs uit Servië, Roemenië en Hongarije loopt op dit moment nog. Hierbij ligt de prioriteit van de NVWA bij de tracering van veevoeder gecontamineerd met besmette maïs welke geleverd zijn aan melkveehouderijen.

Aanwezigheid van aflatoxine in voer voor melkgevende runderen leidt ook bij lage concentraties tot residuen van aflatoxine in tankmelk.

Er zijn normoverschrijdingen van aflatoxines in de melk van vier individuele melkveebedrijven gevonden.

De Nederlandse Zuivelorganisatie (NZO) bemonstert geleverde melk standaard op aflatoxines. Daarnaast neemt de NVWA monsters in het kader van het Nationaal Plan Residuen. De levering van melk van deze bedrijven is direct stopgezet en de betreffende melk is niet in de voedselketen terecht gekomen.

Zelfs in het hypothetische geval dat een levering boerderijmelk met normoverschrijding onverhoopt toch zou zijn verwerkt in de zuivelfabriek, zou na de verwerking de norm voor eindproducten niet worden overschreden.

De NVWA heeft de leveranciers van het diervoeder van de betreffende bedrijven geïdentificeerd. De private voedselcontroleur Trust Feed heeft alle diervoeders teruggeroepen die aan melkveebedrijven zijn geleverd waarin Hongaarse, Roemeense of Servische maïs zijn verwerkt. De maïs en diervoeders met een normoverschrijding mogen niet meer gevoerd worden aan dieren, die gebruikt worden voor de voedselproductie.

Wij benadrukken dat het in deze zaak gaat om normoverschrijdingen, die door de bestaande private bewakingssystemen zijn gevonden en om de daaropvolgende maatregelen om de risico’s te beheersen. Er zijn geen aanwijzingen dat er sprake is van fraude of bewust misleiden.

We zullen naar aanleiding van de incidenten met aflatoxine met de ketenpartijen bekijken op welke gebieden de bestaande systemen voor detectie en risicobeheersing verbeterd kunnen worden, zodat deze ongewenste stof zo vroegtijdig mogelijk uit de diervoederproductie, en daarmee uit de voedselproductie geweerd kan worden.

Jodium in melk

De Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) meet selenium en jodium in tankmelk van melkveebedrijven. De bedrijven kunnen op basis van de resultaten de behoefte aan deze stoffen in het diervoeder aanpassen. Beide mineralen zijn essentieel voor de productie van melk door melkvee.

De GD heeft op 28 februari een persbericht naar buiten gebracht waarin ze meldt dat in 100 van 550 onderzochte melkmonsters meer dan 300 microgram jodium per liter zat. De GD meldt bovendien dat waarden boven 300 microgram volgens de Nederlandse Warenwet niet zijn toegestaan.

De metingen door de GD zijn gedaan in het kader van de dienstverlening aan boerderijen en uitgevoerd op tankmelk. De genoemde Warenwetnorm geldt niet voor tankmelk, maar voor consumptiemelk in het schap. Bij de verwerking van de melk in grote hoeveelheden in de zuivelfabriek dalen de gemiddelde gehaltes voor deze mineralen in het product. Hierdoor is de kans zeer klein dat bij consumptiemelk een normoverschrijding plaatsvindt. Het risico dat melk met te hoge jodiumgehaltes op de markt wordt gebracht achten wij daarom zeer klein.

Omdat de melk bij een producent van boerderijzuivel niet vermengd wordt met melk van andere boerderijen zou hierbij eventueel wel sprake kunnen zijn van een overschrijding van de de Warenwetnorm bij verkoop op de boerderij. Om na te gaan of dit het geval is, zal de NVWA op korte termijn een gerichte steekproef uitvoeren.

Ook hierbij willen wij benadrukken dat het gaat om een normoverschrijding, die door de bestaande private systemen is gedetecteerd en waarbij eventuele risico’s voor de voedselveiligheid door vervolgmaatregelen zijn beheerst. Ook hier zullen wij met de ketenpartijen bezien hoe de beheersingssystemen verder geoptimaliseerd kunnen worden om ongewenste stoffen vroegtijdig en zo snel mogelijk uit de voedselproductie te weren.

Tenslotte

Er is volop aandacht bij overheid en bedrijfsleven voor de genoemde zaken op de terreinen van voedselveiligheid en informatievoorziening. Hoe ernstig deze ook zijn, de incidenten hebben tot nu toe geen gevolgen gehad voor de volksgezondheid. Wel is sprake van fraude en misleiding. Het vertrouwen in de voedselproductie staat onder druk.

Opsporen van fraude en fraudeurs blijft lastig. De NVWA werkt op basis van aanwijzingen vanuit het eigen toezicht, van andere bedrijven en signalen uit andere lidstaten. Bij constatering van fraude worden de fraudeurs stevig aangepakt en vervolgd. Notoire overtreders pakt de NVWA hard aan, met effectieve middelen, zoals boetes, stillegging of sluiting. Boetes kunnen zowel via het bestuursrecht als het strafrecht worden opgelegd. De hoogte van de bestuurlijke boete verschilt per wet en per overtreding. De inzet van de overheid is dan stevig, maar er zal worden verkend hoe het beschikbare instrumentarium nog effectiever kan worden ingezet.

Gelukkig mogen wij ook constateren dat het bedrijfsleven in de Commissie Van Doorn (Verbond van Den Bosch) ook zelf initiatieven heeft genomen om te komen tot ketengarantiesystemen over alle schakels heen; van grond tot mond. Het doel is een reeks van private en wettelijke normen te borgen en transparantie te creëren in de gehele keten. Het betreft weliswaar initiatieven in de varkens- en pluimveesector maar wij verwachten dat het bedrijfsleven deze initiatieven uitbreidt tot alle relevante sectoren.

Wij zullen u nader informeren over de voorstellen van de Taskforce Voedselvertrouwen. Wij zetten alles op alles om ervoor te zorgen, dat het vertrouwen van de consument in de voedselproductie behouden blijft.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven