26 991
Voedselveiligheid

nr. 158
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 oktober 2007

Met deze brief wil ik u, mede namens mijn ambtgenoot van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), informeren over de ontwikkelingen met betrekking tot de retributieregeling van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA), waarover mijn voorganger u voor het laatst per brief van 1 december 2006 heeft geïnformeerd (TK, 26 991, nr. 150). Het is van belang om de retributieregeling in de juiste context te plaatsen, daarom wil ik u hierbij tevens op de hoogte stellen van de ontwikkelingen van en de financiële opgave voor de VWA.

Ambitie VWA

Mijn collega van VWS en ik hebben de ambitie de huidige (inter)nationale positie van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) in stand te houden en zo mogelijk verder te versterken. De VWA is een Autoriteit die de veiligheid van voedsel en consumentenproducten bewaakt. Vanwege het belang voor met name de Nederlandse export mag de positie van de VWA niet worden aangetast en moet de VWA zich verder kunnen ontwikkelen tot een moderne en toekomstbestendige dienst. Een VWA die op een risicogebaseerde wijze en slank, slagvaardig en transparant invulling geeft aan het toezicht en beschikt over een goed getrainde crisisorganisatie.

Financiële opgave

Ten gevolge van de taakstelling voor inspectiediensten, opgelegd door het huidige kabinet, inclusief krimptaakstelling Balkenende IV, krimp van de (veterinaire) markt, kostprijsstijgingen en tekorten door uitstel van invoering van kostendekkende tarieven, heeft de VWA bij ongewijzigd beleid een tekort van € 19 mln. in 2008 en van € 43 mln. in 2011. Voor 2008 is het tekort gereduceerd met € 10 mln. doordat bij voorjaarsnota generaal aanvullend budget van € 10 mln. beschikbaar is gesteld ten behoeve van de VWA. Dit onder de voorwaarde dat de ministers van LNV en VWS een structurele oplossing voor de tekorten bieden. Deze tekorten vormen bovendien een serieuze bedreiging voor de internationaal gezaghebbende positie ten behoeve van de Nederlandse export die de VWA sinds de oprichting in 2002 heeft weten op te bouwen.

Maatregelen

De VWA heeft in de afgelopen periode reeds een aanzienlijke efficiencyslag gemaakt. Vanaf 2005 is de organisatie ingekrompen van circa 2250 naar circa 1650 formatieplaatsen in 2007 en zijn de kosten verminderd van circa € 195 mln. in 2005 naar circa € 165 mln. in 2007. Daarmee is tevens invulling gegeven aan de efficiencytaakstelling van € 3 mln. als gevolg van de motie Dittrich c.s. (TK 2005–2006, 30 300, nr. 22). Doel van deze motie was verbetering van efficiency en vermindering van regeldruk bij de VWA.

Ondanks bovenstaande forse besparingen en krimp is er niettemin nog sprake van een stevige financiële opgave. Om hieraan het hoofd te bieden, ben ik voornemens het hiernavolgende samenhangende pakket aan maatregelen uit te voeren.

1. Efficiencymaatregelen

De financiële opgave kan voor een deel gerealiseerd worden door middel van wederom een omvangrijke reorganisatie en het doorvoeren van verdere efficiencymaatregelen bij de VWA die nog deze kabinetsperiode moeten leiden tot een reductie van de kosten met circa € 18 mln. Bij deze reorganisatie wordt ingezet op het streven van het kabinet naar eenduidig toezicht en het voornemen om door middel van een fusie van de VWA, AID en PD te komen tot de vorming van één inspectiedienst.

2. Tweedelijns toezicht

Daarnaast zal de VWA zich, waar dat mogelijk is, omvormen naar een tweedelijns toezichtorganisatie. Dit sluit aan bij de doelstelling van het kabinet van «Investeren in vertrouwen» om minder zelf primair de verantwoordelijkheid op zich te nemen en meer verantwoordelijkheid te leggen bij burgers en bedrijven. Waar het gaat om keuring en het toezicht op de veiligheid van producten, zal het bedrijfsleven zelf goede borgingssystemen moeten inrichten. Ook zal de VWA haar programma «Handhaven met verstand en gevoel» verder invoeren. Voor het toezicht op de naleving van de leeftijdsgrenzen bij de alcoholverstrekking in de horeca zal bezien worden of en hoe overdracht van het eerstelijns toezicht aan gemeenten mogelijk is. Hiervoor wordt dit jaar een pilot gestart.

Waar nodig en mogelijk zal aanpassing van Brusselse regelgeving worden bepleit om ruimte te creëren voor deze veranderingen. Dit zal tijd vergen. Uiteindelijk moet realisatie van tweedelijns toezicht tot een aanvullende kostenreductie van € 12 mln. in 2011 leiden. Dit transitietraject stelt hoge eisen aan de VWA, waarbij ik ervoor zal waken dat tempo en maatvoering zo wordt gekozen dat de VWA blijft voldoen aan internationale verplichtingen en de VWA haar positie als autoriteit ook gedurende dit proces blijft behouden.

3. Kostendekkende tarieven voor het bedrijfsleven (retributies)

Met een omvangrijke reorganisatie, efficiencymaatregelen en de omvorming tot een tweedelijns toezichtorganisatie levert de overheid een bijdrage van € 30 mln. Hiermee is het financiële tekort echter niet opgelost. Ook van het bedrijfsleven wordt een bijdrage gevraagd door de kosten van activiteiten, waar het bedrijfsleven profijt/voordeel van heeft, in rekening te brengen tot een kostendekkend niveau.

Het algemene uitgangspunt van het kabinet is dat toelatings- en handhavingskosten van wet- en regelgeving uit de algemene middelen moeten worden gefinancierd. Uitzondering hierop vormen toezichthandelingen van de overheid die voor de onderneming een individueel toerekenbaar profijt opleveren. Het profijt ligt daarin dat de onderneming handelingen mag verrichten die voor anderen verboden zijn, dan wel gedrag mag nalaten dat voor anderen verplicht gesteld is. De onderneming heeft dus een financieel voordeel bij de dienst van de overheid. Bij de VWA gaat het om bijvoorbeeld de verlening van erkenningen en vergunningen, het doen van registraties en keuringen, etc. In dit licht dienen de kosten die de overheid maakt ten behoeve van het bedrijfsleven te worden doorberekend.

De totale kosten die de VWA maakt ten behoeve van de nu retribueerbare activiteiten voor het bedrijfsleven bedragen circa € 39 mln. per jaar. Het bedrijfsleven betaalt daarvoor op dit moment echter € 33,5 mln. per jaar. Hierdoor is er een jaarlijks tekort van circa € 5,5 mln. Daarvoor is het nodig om de tarieven (de zogenaamde retributies) voor het bedrijfsleven op een kostendekkend niveau te brengen. In deze kosten en het tekort is niet inbegrepen de kosten die samenhangen met het roodvleesconvenant (daar kom ik bij maatregel 4 op terug).

Bij het in rekening brengen van de kosten bij het bedrijfsleven hanteren LNV en VWS precies dezelfde uitgangspunten. Namelijk het uitgangspunt van het kabinet dat toelatings- en handhavingskosten van wet- en regelgeving uit de algemene middelen worden gefinancierd en de opgelegde verplichtingen uit Europese regelgeving. Hantering van deze uitgangspunten heeft tot gevolg dat op LNV-terrein meer kosten worden doorberekend dan op VWS-terrein. Dit is inherent aan het gegeven dat regelgeving op het terrein van VWS meer op preventieve en repressieve handhaving is gestoeld en minder retribueerbare activiteiten kent.

Kostendekkende tarieven leveren vanaf 2011 circa € 5,5 mln. op per jaar.

Met ingang van 1 januari 2008 komt daar nog bij de dekking van reële kosten voor herinspecties, die vanwege een Europese verplichting met de invoering van de nieuwe retributieregeling in rekening zullen worden gebracht.

Voor de goede orde merk ik op dat uitsluitend die kosten van de VWA bij het bedrijfsleven in rekening worden gebracht, waar het bedrijfsleven zelf profijt van heeft. Andere kosten, zoals de onafhankelijke risicobeoordeling en kosten in verband met handhaving worden, met uitzondering van herinspecties, geheel door de overheid gefinancierd.

4. Evaluatie roodvleesconvenant

Een andere maatregel die een bijdrage moet leveren aan de oplossing van het tekort is om ook in de roodvleessector kostendekkende tarieven in te voeren. Daarvoor is evaluatie van het roodvleesconvenant nodig.

In het convenant zijn in 2004 afspraken gemaakt tussen LNV, VWS en VWA enerzijds en de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV) en het productschap Vee en Vlees (PVV) anderzijds in het kader van de modernisering van de vleeskeuring.

Deze afspraken hebben tot gevolg gehad dat de activiteiten van de officiële assistenten bij de post mortem roodvlees keuringswerkzaamheden per 1 januari 2006 zijn uitbesteed aan een privaatrechtelijke keuringsinstantie (B.V. Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS). In dat kader zijn ook afspraken gemaakt over de bijdrage van het bedrijfsleven aan de kosten van de VWA-toezicht en keuringsactiviteiten. Deze bijdrage van € 8,9 mln. in 2007 blijkt evenwel te laag om de werkelijke kosten van € 14,7 mln. in 2007 te dekken. Een deel van de kosten wordt nu gedragen door de overheid, namelijk € 5,8 mln. in 2007 en € 5,5 mln. jaarlijks vanaf 2008.

Om de bijdrage van het bedrijfsleven weer op een kostendekkend niveau te krijgen, ben ik met het bedrijfsleven in constructief overleg over de ontstane verschillen en de onderliggende oorzaken. Ik zal u hierover nader informeren.

Overzicht maatregelenpakket VWA 2008–2011

In onderstaande tabel treft u een overzicht aan van het door het kabinet noodzakelijke geachte maatregelenpakket VWA in de periode 2008–2011. De geplande maatregelen kunnen leiden tot een begrotingsevenwicht bij de VWA in 2011.

Overzicht maatregelenpakket VWA 2008–2011 (indicatief) (x € 1 mln.)

Maatregelenpakket20082011
VWA/LNV/VWS  
1) Efficiëntie VWA418
2) Anders werken naar 2e lijnstoezicht (LNV+VWS)412
Totaal830
   
Bedrijfsleven + VWA  
3) Kostendekkende tarieven voor alle sectoren3,55,5
4) Aanpassen roodvleesconvenant5,55,5
Totaal911
   
Bedrijfsleven/VWS  
5) Herinspecties22
Totaal maatregelen1943

Stand van zaken retributieregeling VWA

Mijn ambtsvoorganger heeft de Tweede Kamer vorig jaar geïnformeerd over een nieuw retributiestelsel, maar heeft in verband met de toen naar voren gebrachte bezwaren en de demissionaire status van het vorige kabinet besloten in die fase af te zien van invoering van het nieuwe kostendekkende stelstel. Ik ben tegen bovengenoemde achtergrond voornemens om het nieuwe stelsel van kostendekkende tarieven te implementeren in 2008, inclusief de maatregelen die ik heb getroffen om tegemoet te komen aan de bezwaren van de Kamer en het bedrijfsleven.

Bij brief van 1 december 2006 (TK, 26 991, nr. 150) heeft mijn voorganger u op de hoogte gesteld van het feit dat er gesprekken met het bedrijfsleven plaatsgevonden hebben, waarbij een beroep op de solidariteit van het bedrijfsleven is gedaan dan wel is gevraagd om met creatieve ideeën te komen, waardoor de kosten van het bedrijfsleven kunnen dalen. Helaas heeft dit tot op heden nog geen resultaat opgeleverd, waardoor de tekorten bij de VWA verder zijn opgelopen.

Na mijn aantreden heb ik de gesprekken van mijn voorganger met het bedrijfsleven voortgezet, deels samen met mijn collega van VWS. Daarvoor heb ik de sector meerdere malen op mijn departement uitgenodigd. Mij is gebleken dat vanuit de sector in beginsel steun is voor onze structurele ambities ten aanzien van de VWA en wordt het belang daarvan ook ingezien.

Wat uit gesprekken met het bedrijfsleven blijkt, is dat de financiële gevolgen van het nieuwe retributiestelsel met name voor de kleine zelfslachtende slagers en de pluimveeslachterijen groot zijn. De Europese regelgeving biedt de mogelijkheid om bij het vaststellen van de tarieven rekening te houden met de gevolgen van het nieuwe kostendekkende retributiestelsel voor de kleine bedrijven. Ik heb net als mijn voorganger moeten vaststellen dat er sprake is van een bescheiden onderlinge solidariteit als het gaat om verevening van de effecten van het nieuwe retributiestelsel voor de grote en kleine bedrijven. Gezien het feit dat ook de reeds vorig jaar aangekondigde efficiencymaatregelen (zie TK 2005–2006, 26 991, nr. 141) hun effect nog niet hebben kunnen bewijzen, ben ik verder gaan zoeken naar een oplossing.

Maatregelen kleine zelfslachtende slagers en pluimveeslachterijen

Ondanks dat ik het principe van kostendekkendheid van belang vind en dit principe niet los wil laten, heb ik oog en oor voor de financiële gevolgen van de nieuwe retributieregeling voor de kleine zelfslachtende slagers en de pluimveeslachterijen.

De oplossing die ik kan bieden, is door voor de kleine zelfslachtende slagers een lager tarief te rekenen, waardoor deze groep in 2008 slechts te maken krijgt met een geringe stijging ten opzichte van het huidige tarief.

Ook de pluimveeslachterijen wil ik tegemoetkomen ter zake de stijging van het tarief. Deze sector wordt op basis van Europese verplichtingen geconfronteerd met keuringen door een dierenarts, terwijl de keuringen voorheen gedeeltelijk door een goedkopere keurmeester werden uitgevoerd en er dus een lager tarief kon worden gerekend.

In deze sector zullen de noodzakelijke tariefsverhogingen gefaseerd over een periode van drie jaar worden ingevoerd naar een uiteindelijk kostendekkend niveau in 2010.

Verder verloop van het proces

Ik zal binnenkort, mede op grond van de gesprekken met diverse sectoren, een op bovenstaande uitgangspunten gebaseerde retributieregeling voor advies rondzenden naar de betrokken sectoren. Dit met het oog op het streven tot invoering van een nieuw stelsel per 1 januari 2008 en ter invulling van de opgave vanuit het Regeerakkoord.

De komende maanden zal nog overleg worden gevoerd met diverse sectoren over de mogelijkheden om de logistieke en planningsprocessen van de VWA en het bedrijfsleven beter op elkaar te laten aansluiten (pluimvee, roodvlees, levend vee).

Direct na afronding van de consultatieronde zal ik de Tweede Kamer in een brief het voorstel voorhangen tot de benodigde wijzing van de tarieven in de Regeling diervoeders. Ook zal ik u informeren over de uitvoering van de nieuwe tarievenregeling en over de bijgestelde afspraken met het bedrijfsleven in het kader van de evaluatie van het roodvleesconvenant.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Naar boven