26 956 Beleidsnota Rampenbestrijding

Nr. 92 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 februari 2011

Als coördinerend minister voor crisisbeheersing informeer ik u, mede namens de ministers van Financiën en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de staatssecretarissen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en van Infrastructuur en Milieu, in deze brief over de financiële gevolgen van de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk.

Het kabinet beperkt zich thans tot dit onderwerp ondanks het feit dat uw Kamer in het spoeddebat van donderdag 3 februari 20111 heeft gevraagd om op korte termijn een integrale brief te mogen ontvangen over de gevolgen van de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk. Daarbij is een aantal vragen geformuleerd door leden van uw Kamer. Beantwoording van het merendeel van deze vragen gaat niet alleen veel verder dan het vraagstuk over de financiële gevolgen maar ook verder dan de brand bij Chemie-Pack. Om recht te doen aan een zorgvuldige beantwoording is een gedegen voorbereiding nodig. Daar waar mogelijk zal ik antwoorden toevoegen aan mijn reactie op het het SP-aanvalsplan gevaarlijke stoffen (van 12 januari 2011). Ik kom hier zo spoedig mogelijk op terug.

Tijdens het spoeddebat van donderdag 3 februari 2011 is meerdere malen aan de orde geweest waarom ik de toegezegde brief over integrale schade-afwikkeling niet tijdig heb gezonden. Naar mijn mening is hier sprake van een misverstand. In mijn brief van 18 januari 20112 heb ik aangegeven vóór eind januari uw Kamer te zullen informeren over het kabinetsoordeel over de motie van mevrouw Wiegman3 . Echter, deze motie is door uw Kamer op 18 januari verworpen. Ik heb mijzelf dus iets meer tijd gegeven om informatie te verzamelen en een meer compleet beeld op te stellen.

In zijn algemeenheid staat het kabinet op het standpunt dat het terughoudend zal zijn bij het treffen van ad hoc financiële regelingen om gedupeerden tegemoet te komen4. Dit geldt zeker in gevallen waarbij verhaalbaarheid van schade op de veroorzaker aan de orde is. De terughoudende opstelling van het kabinet vloeit daarnaast voort uit het willen voorkomen van ongewenste precedentwerking.

Overzicht financiële gevolgen

De financiële gevolgen worden op dit moment geschat op € 41,5 miljoen.

Over de wijze waarop dit overzicht is verkregen, om welke categorieën gedupeerden en om welke bedragen het gaat, informeer ik u hieronder.

De Dienst Regelingenvan het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft een zogeheten Quick Scan uitgevoerd. Dit is een instrument om snel een beeld op hoofdlijnen te krijgen zodat inzicht ontstaat in het vraagstuk over de financiële gevolgen van de brand; inzicht dat kan dienen om kabinetsbeleid te formuleren. De Quick Scan levert dus geen definitief beeld op.

Omdat het gaat om een snel inzetbaar instrument, moet er worden gewerkt met aannames en onzekerheden. Als voorbeelden kunnen worden genoemd: prijspeil goederen, eerste en tweede orde effecten wel of niet meeberekenen, is alle opgegeven schade wel werkelijk aantoonbare schade, de omvang van het schadegebied en mogelijk pas in de toekomst blijkende schade. Toch ben ik van mening dat deze Quick Scan een goede basis biedt om inzicht te krijgen in de mogelijke categorieën van schade en kosten en de daarbij behorende bedragen.

Met de Quick Scan als vertrekpunt is, om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen, informatie ingewonnen bij onder meer het waterschap Brabantse Delta, de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant en de betrokken ministeries.

Burgers: € 1,0 miljoen

Een inventarisatie heeft uitgewezen dat er een totaalbedrag van € 1,0 miljoen is opgegeven als materiële schade. Niet is beoordeeld of deze schade ook daadwerkelijk het (aantoonbare) gevolg is van de brand. Bovendien kan deze schade verzekerd dan wel verhaalbaar zijn. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat er gezondheidsschade zal optreden, ook niet op langere termijn. Mocht dat onverhoopt toch het geval zijn, dan zullen deze kosten via de reguliere ziektekostenverzekeringen moeten worden vergoed.

Bedrijven: € 3,5 miljoen

Voor de getroffen bedrijven, zowel op het bedrijventerrein als daarbuiten (inclusief groentetelers) is het totale schadebeeld € 3,5 miljoen. Het gaat hierbij onder meer om materiële schade aan de bedrijven direct grenzend aan Chemie-Pack, om schade van transportbedrijven in een groter gebied en om de inkomstenderving voor de groentetelers.

Overheid: € 37 miljoen

Er is nog geen compleet overzicht van de kosten voor de overheid beschikbaar. Het berekenen van een volledig overzicht van de kosten heeft niet de eerste prioriteit van de betrokken overheden vanwege de vele werkzaamheden die nog moeten worden uitgevoerd. Daarnaast speelt mee dat de overheid zal worden geconfronteerd met kosten van activiteiten die nog niet zijn afgerond of zelfs maar begroot.

Voor het waterschap worden de kosten op € 15,5 miljoen geschat. Het betreft onder meer het opruimen, opslaan en verwerken van verontreinigd water en grond.

Voor de gemeente en de veiligheidsregio worden de kosten geschat op in totaal € 16,0 miljoen. Het betreft hier onder meer bestrijdingskosten, saneringskosten en kosten voor de nazorg.

Voor het Havenschap Moerdijk worden de kosten op € 3,0 miljoen geschat. Het gaat hier om onder meer het schoonmaken van het havengebied.

Voor Rijkswaterstaat worden de kosten geschat op € 2,0 miljoen. Ook hier gaat het om ondermeer schoonmaakkosten van het havengebied.

Voor de Milieu Ongevallen Dienst van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) worden de kosten geschat op € 0,5 miljoen. Dit betreft met name de kosten voor monsterneming, laboratoriumanalyses en het opmaken van meetrapportages.

De Wet tegemoetkoming schade bij rampen

In het spoeddebat van 3 februari 2011 is de vraag gesteld of de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts) van toepassing zou kunnen zijn.

Het enkele feit dat er sprake is van een ramp5 betekent niet zonder meer dat de Wts van toepassing is. Er dient sprake te zijn van een ramp als gevolg van een – nader in de wet gedefinieerde – zoetwateroverstroming6 of aardbeving. Voor rampen die van «ten minste vergelijkbare orde« zijn, kan de wet van toepassing worden verklaard. Het moet dan gaan om een ramp «met grote aantallen getroffenen met schade en kosten die niet elders kunnen worden verhaald dan wel die niet redelijkerwijs verzekerbaar of vermijdbaar waren».

Het kabinet is van mening dat er geen aanleiding is de Wts van toepassing te verklaren.

Standpunt kabinet

Zoals aan het begin van deze brief is aangegeven, is het algemene uitgangspunt van het kabinet dat het terughoudend is bij het treffen van ad hoc financiële regelingen om gedupeerden tegemoet te komen.

Burgers

Gelet op de verzekerbaarheid, de mogelijke verhaalbaarheid van de schade en het voorkomen van ongewenste precedentwerking ziet het kabinet geen reden om een financiële regeling te treffen.

Bedrijven

De argumenten van verzekerbaarheid, verhaalbaarheid en het voorkomen van ongewenste precedentwerking gelden ook voor bedrijven.

Voor de groentetelers die hun eindproducten niet op de markt hebben kunnen brengen, verwijs ik naar de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Overheid

Het kabinet zal bestaande regelingen die mogelijk van belang kunnen zijn om de betrokken overheden tegemoet te komen, nader beoordelen op mogelijke inzetbaarheid. Ook hier geldt het uitgangspunt dat ongewenste precedentwerking moet worden voorkomen. Bij de bestaande regelingen is onder meer artikel 55, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s van belang. Op basis van dit artikellid kunnen gemeenten voor daadwerkelijke rampbestrijdingskosten een tegemoetkoming aanvragen. Daaronder vallen dan de extra kosten voor de inzet van het brandweer- en gemeentelijke personeel, de vervanging van gebruiksgoederen en de vervanging van verloren gegaan materieel. Bovendien vallen kosten in verband met de gevolgen van de bestrijding van de ramp onder dit artikel. Voor de volledigheid merk ik op dat eventuele tegemoetkomingen op grond van de Wet veiligheidsregio’s niet leiden tot een volledige compensatie.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XNoot
1

Debat over schaderegeling voor de land- en tuinbouw in de omgeving van Moerdijk.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2010–2011, 26 956, nr. 85.

XNoot
3

Kamerstukken II, 2010–2011, 26 956, nr. 82.

XNoot
4

Dit uitgangspunt is in lijn met het door eerdere kabinetten ingenomen standpunt van terughoudendheid en dat het treffen van ad hoc regelingen van overheidswege voor tegemoetkomingen in rampschade zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Zie bijvoorbeeld het standpunt inzake het eindrapport van de Commissie tegemoetkomingen bij rampen en calamiteiten (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 668, nr. 11).

XNoot
5

Hier is bedoeld een ramp als omschreven in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio’s.

XNoot
6

Voor de periode dat het Deltaplan grote rivieren langs de Maas nog niet geheel is uitgevoerd, geldt voor de Maas een uitzondering waarbij er onder andere geen sprake hoeft te zijn van een ramp. Voor de specifieke beschrijving van deze uitzondering wordt verwezen naar artikel 2 van de Wts.

Naar boven