26 956 Beleidsnota Rampenbestrijding

Nr. 165 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 juni 2013

Hierbij stuur ik u mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Veiligheid en Justitie de jaarrapportage «Monitor Naleving en handhaving BRZO-bedrijven 2012»1. Op 16 juli 2012 is de jaarrapportage voor het eerst aan u toegezonden. De jaarrapportages zijn opgesteld door het programma Landelijke Aanpak Toezicht Risicobeheersing Bedrijven (LAT-RB) opgesteld. In het LAT-RB werken de gezamenlijke toezichthouders (Inspectie SZW, Veiligheidsregio’s, WABO bevoegd gezag en RWS) samen aan de verbetering van het toezicht en de handhaving op de majeure risicobedrijven.

Deze jaarlijkse monitorrapportage is bedoeld om het totaalbeeld van de naleving en handhaving bij BRZO-bedrijven te geven en niet om de individuele inspectieresultaten te belichten. Bij de monitor zit daarom ook geen lijst met de resultaten per bedrijf. De gegevens zijn ook eigendom van de afzonderlijke inspectiehouders (inspectie SZW, bevoegd gezag WABO, Veiligheidsregio’s) die deze monitor aanbieden vanuit het samenwerkingsverband LAT RB.

In de schriftelijke Kabinetsreactie op het OVV-rapport over Odfjell zal ik ingaan op het aspect van de openbaarheid van inspectie-informatie. Openbaarheid van (inspectie)gegevens is een belangrijk punt in het kader van de implementatie van de nieuwe Seveso-richtlijn die op 1 mei 2015 van kracht gaat.

Resultaten

Uit de rapportage blijkt dat in totaal 89% (365 bedrijven) van alle 411 BRZO-bedrijven in 2012 is geïnspecteerd. Dit is een stijging ten opzichte van 2011 toen 84% van de bedrijven werd geïnspecteerd.

Allereerst valt op dat het percentage bedrijven zonder overtredingen op de geïnspecteerde onderdelen in 2012 (43%) gestegen is ten opzichte van 2011 (40%). Het totaal aantal geconstateerde overtredingen is in 2012 (871) hoger dan in 2011 (764). Deels is dit te verklaren uit de toename van het totaal aantal inspecties. Anderzijds komen meer overtredingen aan het licht door het verscherpte toezicht en de kwaliteitsslag die in het BRZO-toezicht gemaakt is. Daarbij geldt dat de overtredingen van verschillende aard en uiteenlopende ernst zijn.

De peildatum van het onderzoek is 1 maart 2013. Op dat moment was voor 92% (799) van de overtredingen handhaving ingezet. De keuze voor een handhavinginstrument wordt door de toezichthouders bepaald en is afhankelijk van de ernst van de overtreding. Bij de overgrote meerderheid (731) van de overtredingen is besloten om een handhavinginstrument als een eis, waarschuwing of bestuurlijke vooraankondiging in te zetten.

Bij 5% (47) van de overtredingen is door de toezichthouders in de handhaving besloten om gebruik te maken van een zwaarder handhavinginstrument (zoals een last onder dwangsom, stillegging of een proces-verbaal). Het aantal overtredingen waarbij sprake is van de inzet van zwaardere handhavinginstrumenten geeft mede aan in hoeverre sprake is geweest van veiligheidsrisico’s.

Daarbij is in die gevallen dat sprake was van directe dreiging voor de gezondheid en veiligheid van de werknemers en de omgeving onmiddellijk ingegrepen met een stillegging dan wel een exploitatieverbod of heeft het bedrijf zelf delen van de installatie stilgelegd.

Op de peildatum van 1 maart 2013 waren voor 8% (72) van de overtredingen de betreffende bedrijven nog niet aangeschreven met een handhavingsbrief. Een groot deel hiervan betrof inspecties in de laatste maanden van 2012. Wel zijn die bedrijven met het inspectierapport op de hoogte gesteld van de bevindingen en overtredingen.

Verder was op de peildatum 44% (384) van de overtredingen na beoordeling door de toezichthouders opgeheven. Voor 52% (455) van de overtredingen kon dit nog niet bepaald worden doordat de hersteltermijn nog niet was verstreken, de hercontrole door de toezichthouders nog moest plaatsvinden of het handhavingstraject nog niet was gestart. In de praktijk betekent dit dat deze overtredingen wel kunnen zijn beëindigd, maar dat dit op 1 maart 2013 nog niet door de toezichthouders was vastgesteld. Bij 4% (32) van de overtredingen was na beoordeling door de toezichthouders de overtreding nog niet (volledig) opgeheven.

Vervolg

Wat betreft de veiligheidssituatie in de majeure risicobedrijven is niet alleen het naleven van de wet- en regelgeving van belang. Naast bijvoorbeeld de integriteit van de installaties vormt een ander belangrijk aspect de veiligheidscultuur in het bedrijf. Daarom is vanuit de kant van het bedrijfsleven en onder regie van VNO-NCW in de 2e helft van 2011 het actieprogramma «Veiligheid Voorop» gestart. Aan de rapportage over 2012 van dit programma wordt nog gewerkt en naar verwachting zal deze in september 2013 gereed zijn. Ik zal met VNO-NCW bespreken of voortaan de rapportage van «Veiligheid Voorop» in het najaar met dezelfde brief als de jaarrapportage «Monitor Naleving en handhaving BRZO-bedrijven» aan u aangeboden kan worden zodat dan voor het eerst sprake is van een samengestelde, meer integrale gezamenlijke rapportage (Staat van Veiligheid). Daarbij zullen in elk geval ook de overtredingen duidelijker naar de mate van ernst worden gecategoriseerd in de «Monitor Naleving en handhaving BRZO-bedrijven».

Tenslotte zal ik na het verschijnen van het onderzoeksrapport over Odfjell van de Onderzoeksraad voor Veiligheid met de betrokken departementen een Kabinetsreactie opstellen vóór begin september 2013. Voor de beleidsacties mede naar aanleiding van de nu voorliggende rapportage «Monitor Naleving en handhaving BRZO-bedrijven 2012» verwijs ik u naar deze komende Kabinetsreactie.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven