nr. 68
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 maart 2010
Op uw verzoek ontvangt u hierbij mijn reactie op de factsheet van E-Quality
over meisjes en voortijdig schoolverlaten.
E-Quality heeft in 2009 een verkenning uitgevoerd naar de schoolloopbanen
van meisjes uit etnische minderheidsgroepen. De centrale vraag was met welke
specifieke problemen meisjes uit etnische minderheidsgroepen te maken krijgen
in hun onderwijsloopbaan en in de overgang van onderwijs naar arbeidsmarkt
en hoe voorkomen kan worden dat deze meisjes een lager opleidingsniveau bereiken
dan autochtone meisjes. Op basis van deze verkenning heeft E-quality een factsheet «Meisjes
en voortijdig schoolverlaten» gepubliceerd.
In mijn reactie ga ik allereerst in op de laatste ontwikkelingen in de
schooluitval onder meisjes uit etnische minderheidsgroepen. Vervolgens geef
ik mijn reactie op de aanbevelingen van E-Quality.
Daling schooluitval onder meisjes uit etnische minderheidsgroepen
Uit de voorlopige cijfers over het schooljaar 2008–2009 valt op
te maken dat de totale groep meisjes afkomstig uit etnische minderheidsgroepen
een omvang heeft van circa 5500 leerlingen. Het landelijk percentage voortijdige
schooluitval (vsv) is 3,2%1.
Het percentage vsv’ers onder meisjes uit etnische minderheden is
3,8%. Het is daarmee hoger dan de uitval onder autochtone meisjes (2,3%)
en autochtone jongens (3,2%) maar aanzienlijk lager dan het vsv-percentage
onder jongens uit etnische minderheidsgroepen (6,1%).
Kijken we naar de ontwikkeling van het percentage vsv’ers onder
meisjes uit etnische minderheidsgroepen dan zien we dat de daling goed is
ingezet. Het percentage vsv’ers onder meisjes afkomstig uit etnische
minderheden daalt van 5,0% in het schooljaar 2005–2006 naar 3,8%
in schooljaar 2008–2009 (Dit zijn de voorlopige cijfers
voor het schooljaar 2008–2009). Hiermee is de daling onder meisjes uit
etnische minderheidsgroepen sterker dan onder autochtone meisjes ( resp.– 23.3%
om – 17.4%) Kijken we naar de ontwikkeling per etnische
minderheid, dan zien we dat de schooluitval onder Arubaanse/Antilliaanse en
Surinaamse meisjes hoger is dan die onder meisjes van Marokkaanse en Turkse
afkomst (resp. 5,4% en 4,7% om 3,7% en 3,2%).
Wel zien we dat sinds 2008–2009 de daling onder Arubaanse/Antilliaanse
meisjes sterk is ingezet (daling van 8,9%). De daling onder de andere
etniciteiten is al zichtbaar sinds 2005–2006.
Aanbevelingen van E-Quality
Een belangrijke constatering uit de verkenning is dat meisjes uit etnische
minderheidsgroepen het steeds beter doen op school, maar dat dit nog niet
altijd tot uiting komt in een verbetering van hun deelname aan de arbeidsmarkt.
Zo is de jeugdwerkloosheid onder laag en middelbaar opgeleide meiden van niet-westerse
herkomst hoger dan onder jongens uit de dezelfde groep. Het lijkt erop dat
deze meisjes er minder goed in slagen om hun diploma’s op de arbeidsmarkt
te verzilveren. E-Quality heeft hiervoor in zijn verkenning geen verklaring
gevonden en beveelt aan dit nader te laten onderzoeken.
Op 20 november 2009 zijn door de Kamerleden Koşer Kaya, Vermeij
en Bouchibti Kamervragen gesteld naar aanleiding van deze resultaten over
de hoge werkloosheid onder meisjes uit etnische minderheidsgroepen (TK 2009–2010,
943). In reactie op deze vragen heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid, mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
de Tweede Kamer toegezegd een diepergaand vervolgonderzoek te laten uitvoeren
om inzicht te verkrijgen in de achterliggende factoren voor werkloosheid onder
meisjes uit etnische minderheidsgroepen en de Kamer daarover uiterlijk 1 juli
2010 te informeren.
Hiermee worden de aanbevelingen van E-Quality opgevolgd om meer onderzoek
te doen naar deze groep meiden.
Daarnaast beveelt E-quality aan om aandacht voor meisjes te hebben bij
het ontwikkelen en uitvoeren van (lokaal) beleid en daarbij ook preventieve
activiteiten in te zetten.
De huidige aanpak voor de bestrijding van voortijdig schoolverlaten biedt
daarvoor alle ruimte. De maatregelen zijn er juist op gericht om schooluitval
preventief aan te pakken. Voor deze aanpak zijn er in 39 regionale meld- en
coördinatie regio’s (RMC’s) convenanten afgesloten tussen
gemeenten, scholen en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
die lopen van 2008 tot en met 2011.
In de convenanten zijn afspraken gemaakt over het resultaat. Er is duidelijk
vastgesteld wat de partijen willen bereiken (hoeveel minder voortijdig schoolverlaters
in schooljaar 2010–2011). De manier waarop de gemeenten en scholen dit
doen, is aan hen zelf en afhankelijk van de regionale context.
De schooluitval wordt onder meer tegengegaan door extra aandacht voor
een soepele overgang vmbo-mbo, betere loopbaanoriëntatie, studiekeuze
en begeleiding, meer en betere zorg op school en meer maatwerktrajecten om
uitval te voorkomen.
In de uitwerking van de convenanten hebben de regio’s met de keuze
voor verschillende onderwijsprogramma’s de ruimte om maatwerk te leveren.
Als er in de regio behoefte is aan specifieke aandacht voor het voorkomen
van voortijdig schooluitval van meisjes van etnische minderheden, dan is daar
binnen de convenanten ruimte voor.
De regio’s kunnen via de site www.aanvalopschooluitval.nl kennis
en ervaringen uitwisselen door goede voorbeelden voor maatwerktrajecten uit
hun regio onder de landelijke aandacht te brengen.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart