26 695
Voortijdig school verlaten

nr. 32
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 april 2006

In de brief van 1 november 2005 over de Aanval op de Uitval heb ik samen met staatssecretaris Rutte laten zien hoe we de Aanval op de Uitval aanpakken. Daarbij hebben we onder andere toegezegd een perspectief te schetsen op de aanpak van uitval. Hierbij bieden wij de nota aan waarin we dit perspectief geschetst hebben1. Maar we beperken ons niet tot het perspectief. De ondertitel van de nota is dan ook perspectief en actie. In de nota en in de bijgevoegde actie-agenda laten we de acties op de korte en middellange termijn zien. De bevindingen uit het IBO-rapport over het MBO zijn hierin meegenomen.

Inzet en werkwijze

Niet alleen in het (macro-economische) licht van de Lissabondoelstelling is het verstandig te investeren in het voorkomen van uitval maar ook in het licht van integratieproblemen, jeugdcriminaliteit, zorgvoorzieningen en uitkeringen. Investeren in de aanpak van uitval loont, zowel in economisch als maatschappelijk opzicht2. Jongeren met een startkwalificatie hebben op langere termijn betere arbeidsperspectieven. Besparingen door het voorkomen van uitval zijn op langere termijn zichtbaar op andere terreinen dan het onderwijs. Voorkomen is niet alleen beter, maar ook goedkoper dan genezen.

Het perspectief in deze nota en het pakket van maatregelen dat daarbij hoort is tot stand gekomen op basis van gesprekken, praktijkvoorbeelden, (aanvullende) onderzoeken, adviezen en nadere analyses. Naast de uiteenlopende samenstelling van de deelnemers aan de ronde tafels (onderwijs, bedrijfsleven, zorg) zijn er gesprekken gevoerd met o.a. gemeenten, leerlingen, uitgevallen jongeren en schooldirecteuren. Zo heeft de zogenaamde Kafkabrigade de individuele verhaallijnen van uitvallers in kaart gebracht met de knelpunten in de begeleiding vanuit betrokken organisaties. In de bijlagen1 van de perspectievennota vindt u een samenvatting van onze inventarisatie van effectieve initiatieven uit de praktijk (de zgn. Quick Wins & Good Practices) en kwantitatieve gegevens.

De hoofdlijnen van het beleid

Uitval van jongeren is een breed maatschappelijk probleem waarvan schooluitval een belangrijk onderdeel is. Zo blijkt dat het behalen van een startkwalificatie de kansen op de arbeidsmarkt vergroot. Van de 15–22- jarige niet-schoolgaande jongeren met startkwalificatie werkt één op de zeven niet. Van de voortijdig schoolverlaters in de dezelfde leeftijdscategorie werkt één op de drie niet. Uitval wordt daarom kabinetsbreed aangepakt (o.a. vanuit operatie JONG). OCW richt zich binnen die kabinetsbrede aanpak in de eerste plaats op preventie van uitval door:

het probleem aan te pakken aan de bron

overgangen in leerloopbaan van kinderen zo soepel mogelijk te maken

de leerplicht goed te handhaven en te verlengen

de (werk)praktijk te erkennen als leermeester

Als leerlingen dan toch voortijdig stoppen met school richten we onze aandacht in de eerste plaats op de jongeren zonder vast werk, die we «uitvallers» noemen. Op basis van individueel maatwerk vanuit een sluitende ketenaanpak willen we deze jongeren helpen op de weg terug naar school, naar werk of naar een slimme combinatie van school en werk. Voortijdig schoolverlaters die wel vast werk hebben, en die we «opstappers» noemen, proberen we onder het motto meebewegen in hun werkomgeving alsnog een (start)kwalificatie te laten halen.

Inzet financiële middelen

Het kabinet zet de komende jaren extra in op het voorkomen van schooluitval. Na afweging van de verschillende prioriteiten en te verwachten effecten zijn er in het kader van de Voorjaarsnota extra middelen beschikbaar gesteld. In onderstaande tabel is aangegeven waar deze middelen aan besteed worden. Om de uitval op korte termijn terug te dringen, geeft het kabinet prioriteit aan de verlenging van de leerplicht en de versterking van het MBO (zie ook de kabinetsreactie op het IBO-BVE). Het accent ligt daarmee op korte en middellange termijn op preventie van schooluitval tegen het einde van de leerloopbaan. Als deze maatregelen hun vruchten gaan afwerpen, verplaatsen we middelen uit het meerjarige VSV-budget, naar de «vroege preventie» van schooluitval. Die «vroege preventie» spitst zich toe op Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) en zorgadviesteams. Daarmee werken we ook op de lange termijn aan het steeds verder terugdringen van schooluitval.

De overige maatregelen die wij nemen met de Aanval op de uitval passen binnen de bestaande meerjarige budgettaire kaders.

Inzet extra middelen Voorjaarsnota

Omschrijving Financiële raming
 200620072008200920102011
Volledige leerplicht tot 18 jaar1657131,5131,5130,5130,5
IBO (aansluiting VMBO naar MBO)307080103103103
MBO bekostiging niveau 1 en 2306060606060
Zorgadviesteams MBO 1010101010
Maatwerk/evaluatie/uitrol1  10333333
Werktop (stageplaatsen en simulatieplaatsen)353535353535
Totaal middelen Voorjaarsnota voor VSV81,0162,0246,5269,5268,5268,5

1 Zie ook de kabinetsreactie IBO – BVE, punt 7 leertrajecten.

Het kabinet is op zichzelf een voorstander van experimenten. Het is echter niet van plan een experiment op te zetten met zoiets als een Education Maintenance Allowance. De opbrengst in Groot-Brittannië is onvoldoende helder. Het kabinet heeft dan ook niet de behoefte een premie op aanwezigheid te zetten. Verlenging van de leerplicht tot de 18de verjaardag achten wij, gelet ook op ervaring in het buitenland, een beter middel.

In het verlengde van de suggestie over financiële prikkels voor jongeren, kan ook de vraag gesteld worden of financiële prikkels voor onderwijsinstellingen in VO en BVE een bijdrage kunnen leveren aan het verminderen van het aantal schoolverlaters. Naast mogelijke voordelen, kunnen zulke financiële prikkels ook negatieve effecten, bijvoorbeeld «selectie aan de poort», stimuleren. Ook vind ik, in overeenstemming met mijn visie op de «governance» van onderwijsinstellingen, dat het afleggen van verantwoording vooraf moet gaan aan het inrichten van financiële prikkels. Horizontale verantwoording aan «stakeholders» in de directe omgeving van de school en benchmarking zijn krachtige instrumenten om prestaties van onderwijsinstellingen ten aanzien van het voorkómen en aanpakken van voortijdig schoolverlaten te stimuleren. Ik zal onderzoeken of het mogelijk is om financiële prikkels toe te passen in samenhang met instrumenten als de zorgplicht en met het reguliere onderhoud aan bekostigingssystemen.

Effecten van beleid

Het aantal nieuwe schoolverlaters wordt conform de nationale vertaling van de Lissabondoelstelling teruggebracht van 71 000 in 2002 naar 50 000 in 2006 en 35 000 in 2010. De recente cijfers over 2004/2005 geven, met enig voorbehoud ten aanzien van de betrouwbaarheid van de cijfers, een daling aan naar 57 000. Met het in gang gezette beleid wordt weliswaar voortgang geboekt maar het is zeker nog niet genoeg. Met de top 12 regio’s waar de meeste uitval is worden dit voorjaar convenanten gesloten over het terugdringen van uitval met 10% in 2006/2007. De uitvoering van de convenantsafspraken wordt door het ministerie nauwlettend gevolgd. In 2007 zullen de resultaten worden geëvalueerd. De leerplichtverlenging kan bij een invoering in 2007 vanaf 2008 tot 13 000 minder nieuwe uitvallers leiden. Een voorwaarde daarvoor is wel dat gelijktijdig de leerplichthandhaving en het onderwijsaanbod verbeteren. En passend onderwijsaanbod betreft onder meer ook een uitbreiding van leerwerkplaatsen en stages. Met de in deze nota gepresenteerde maatregelen verwacht ik de doelstelling om het aantal nieuwe uitvallers in 2010 met de helft terug te brengen te halen.

De maatregelen om uitval te voorkomen (preventie) hebben met name effect op de nationale indicator voor de Lissabondoelstelling m.b.t. nieuwe uitvallers. De maatregelen die worden genomen als jongeren al uitgevallen zijn hebben vooral effect op de Lissabondoelstelling om het aantal jongeren met startkwalificatie te verhogen, met als indicator het percentage jongeren tussen de 20 en 24 jaar dat beschikt over een startkwalificatie. De effecten van de afzonderlijke maatregelen worden waar mogelijk gevolgd aan de hand van de hierboven genoemde indicatoren. Daarbij zal worden aangesloten bij bestaande monitors of verantwoordingsstukken. Maatregelen met een meer experimenteel karakter zullen apart worden geëvalueerd.

Tot slot

Investeren in VSV loont. Met bovenstaande maatregelen is het kabinet van mening dat het terugbrengen van de uitval en het verhogen van het opleidingsniveau tot de startkwalificatie – conform de Lissabondoelstelling en de nationale vertaling hiervan – krachtig en voortvarend wordt aangepakt. Met samenhangende op maat gesneden maatregelen pakken we het probleem daar aan waar het uitvalrisico groot is en waar onze interventies het meeste effect hebben.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Rutte


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Eind april komen prof. dr. R. in ’t Veld en de Rebelgroup met een publicatie over kosten-baten van investeringen in voortijdig schoolverlaten. Het CPB zal met een reactie komen op deze publicatie.

Naar boven