Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 februari 2018
Zoals toegezegd bij de behandeling van de begroting 2018 van Binnenlandse Zaken (Handelingen
II 2017/18, nr. 23, items 6, 9 en 12), informeer ik uw Kamer hierbij over de nieuwe inrichting van de governance voor
de digitale overheid.
In het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) is afgesproken dat het kabinet een ambitieuze, brede agenda ontwikkelt voor de verdere
digitalisering van het openbaar bestuur op verschillende niveaus. De opdracht aan
de Nationaal Commissaris Digitale Overheid is onlangs beëindigd. Daarmee komt de verantwoordelijkheid
voor de aansturing van de digitale overheid terug bij het kabinet.
De ontwikkeling van de digitale overheid komt in een nieuwe fase. In de afgelopen
maanden is, in goed overleg met de medeoverheden, in dat kader een nieuwe inrichting
van de governance ontwikkeld. Deze inrichting is vastgelegd in een Instellingsbesluit,
dat ik u hierbij doe toekomen1. Het Nationaal Beraad Digitale Overheid heeft in zijn laatste vergadering van 17 januari
jl. zijn steun hiervoor uitgesproken.
Het kabinet zal op basis van deze nieuwe governance samen met de medeoverheden de
genoemde agenda ontwikkelen en uitvoeren. Hierbij staan de digitaliseringsvragen en
-opgaven van de overheid, in het belang van burgers, maatschappelijke instellingen
en bedrijven, centraal.
De nieuwe governance geeft uiting aan de politieke verantwoordelijkheid voor de digitale
overheid die bij mij is belegd en verbindt deze met de sectorale verantwoordelijkheden
die bij andere bewindspersonen en medeoverheden zijn belegd.
Een belangrijk doel van de nieuwe governance is dat de overheden de vraagstukken van
de informatiesamenleving in gezamenlijkheid en met voldoende oog voor de uitvoering
benaderen. Daarvoor is meer dan voorheen een duidelijke scheiding tussen beleid en
uitvoering geregeld, zonder de noodzakelijke verbinding daartussen uit het oog te
verliezen.
In de governance is voorzien in een bestuurlijk overleg, dat bijeenkomt wanneer dit
naar het oordeel van mij of één van de andere bestuurlijke partijen wenselijk wordt
geacht.
Daarnaast wordt overheidsbreed een hoogambtelijk beleidsoverleg ingericht om te komen
tot een gezamenlijke visie op de digitale overheid, een agenda en effectief beleid.
Voor de uitvoering wordt een Programmeringsraad ingericht. Deze richt zich op de voorzieningen
die bij Logius in beheer zijn of ontwikkeld worden. In deze raad vervullen de afnemers
een belangrijke rol. De Programmeringsraad ontwikkelt jaarlijks een programmaplan
Basisinfrastructuur, dat door mij wordt vastgesteld. Dit programmaplan kan worden
gezien als de opvolger van het Digiprogramma. Het meest recente Digiprogramma, dat
onder de verantwoordelijkheid van de Nationaal Commissaris Digitale Overheid tot stand
gekomen is, voeg ik hierbij toe2.
Met de inrichting van deze nieuwe governance voor de digitale overheid wordt uitvoering
gegeven aan de aanbevelingen uit de u eerder toegezonden evaluatiebrief van de Nationaal
Commissaris Digitale Overheid3, het rapport «De Digidelta, samen versnellen»
4 van ABD Topconsult en het rapport «Maak Waar!»5van de Studiegroep Informatiesamenleving en Overheid. De rode draad in deze aanbevelingen
was een heldere verantwoordelijkheidsverdeling, voldoende draagvlak, een programmeringscyclus
en een gezamenlijke agenda.
Met deze brief heb ik tevens uitvoering gegeven aan de motie van de leden Middendorp
en Van der Molen.6
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops