Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 26643 nr. 415 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 26643 nr. 415 |
Vastgesteld 6 juli 2016
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de Digitale Infrastructuur (De volledige agenda is opgenomen aan het eind van het verslag).
De vragen en opmerkingen zijn op 30 juni 2016 aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 4 juli 2016 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
Inhoudsopgave |
blz. |
|
1. |
Inleiding |
2 |
2. |
Uitgangspunten wetgeving Generieke Digitale Infrastructuur |
2 |
3. |
Aanbieding van en reactie op het BIT-advies programma eID |
7 |
4. |
Herziening Europees Interoperabiliteitskader |
10 |
5. |
Diversen |
10 |
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor het toesturen van de diverse brieven over de Generieke Digitale Infrastructuur. Over een aantal brieven hebben zij vragen.
De leden van de PvdA-fractie willen er graag op wijzen dat digitalisering nooit klaar is en dat dit proces constante aandacht vraagt. De digitale infrastructuur moet ervoor zorgen dat burgers en bedrijven optimaal digitaal zaken kunnen doen met de overheid en dat deze digitale dienstverlening uniform is ingericht. Het is hierbij van belang dat veiligheid, betrouwbaarheid en gebruiksgemak voor de burger voorop staan. Het uitgangspunt van de PvdA-fractie is dat digitalisering heel veel kan opleveren maar dat het wel van belang is dat overheidsdienstverlening voor iedereen goed beschikbaar blijft, ook voor mensen die minder zelfredzaam zijn. Bij deze leden leven nog een aantal vragen.
De leden van de fractie van de SP hebben nog enkele vragen en opmerkingen over onder andere de ontwikkeling van de eID en de digitale ontwikkeling van de overheid in zijn algemeenheid.
De leden van de VVD-fractie merken op dat het kabinet heeft aangegeven dat burgers en bedrijven in 2017 hun zaken met de overheid digitaal kunnen regelen. De Minister geeft aan dat Nederland op digitaal vlak nog steeds koploper is, maar volgens de Digital Evolution Index van de Harvard Business Review zijn we hopeloos aan het afglijden. Als we willen dat Nederland op het digitale vlak beter gaat presteren, dan moet hard worden gewerkt om de ambitie van het kabinet voor 2017 ook waar te maken.
Vraag: Digitaal contact met de overheid moet vooral gemakkelijk, snel en veilig zijn. Volgens de monitor Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) groeien de aansluitingen op de diverse automatiseringssystemen. Dat is een logische trend, die voortkomt uit een groei in digitalisering.
De Minister geeft aan dat alle lagere overheden zijn aangesloten op de GDI. Echter, een jaar geleden was een meerderheid van de gemeenten nog niet actief gebruiker van de GDI. De leden van de VVD-fractie willen graag van de Minister weten wat de stand van zaken nu is.
Antwoord: Momenteel wordt een nieuwe monitor GDI uitgevoerd. Het onderzoek zal na de zomer worden afgerond. Het is nu dan ook te vroeg om een geactualiseerd beeld te schetsen.
De GDI bevat belangrijke bouwstenen en voorzieningen voor de digitale dienstverlening van de overheid, maar niet alle digitale overheidsdienstverlening loopt via die GDI. Overheidsorganisaties hebben ook hun eigen systemen en kanalen waar ze burgers en bedrijven digitaal mee bedienen.
Op de vraag of burgers en bedrijven digitaal zaken met de overheid kunnen doen (dat is immers het kabinetsdoel voor 2017) kijk ik dan ook vooral naar de monitor van het aanbod van de meest gevraagde producten en diensten1. Ook dit onderzoek wordt momenteel uitgevoerd bij alle overheidsorganisaties. Over beide monitors zal ik in het najaar uw Kamer informeren.
Vraag: Voor wat betreft de kosten van de GDI merkt de Minister op dat hij samen met de digicommissaris werkt aan een «structureel arrangement». De digicommissaris heeft in één van zijn rapportages al eens becijferd dat € 90 mln. structureel extra nodig is voor de bekostiging van uitrol en beheer van de GDI. De begroting 2017 komt eraan. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister of hij in de verdeling van de begrotingsposten rekening houdt met de financiële behoefte.
Antwoord: Aangezien er aan de duurzame financieringsafspraken nog wordt gewerkt (zie volgende vraag), zal deze in de verdeling van de begrotingsposten in de begroting 2017 niet worden meegenomen. Met de instelling van de Aanvullende Post voor de GDI in 2015 zijn een aantal structurele financiële problemen uit het verleden opgelost. De aldaar beschikbare middelen worden jaarlijks over de relevante begrotingsposten verdeeld. Zolang er nog geen overeenstemming is over duurzame financieringsafspraken, worden aanvullende financiële behoeften per vraagstuk opgelost.
Vraag: Een deel van de oplossing voor de financiering van de GDI is te vinden in de uitvoering van de motie Veldman-Oosenbrug (Kamerstuk 34 300 VII, nr. 30) over het bundelen financiële middelen. De leden van de VVD-fractie willen graag van de Minister horen hoe het hiermee staat.
Antwoord: Voor wat betreft het bundelen van de financiële middelen wordt onder regie van de Digicommissaris hard gewerkt aan duurzame financieringsafspraken, zodat in de toekomst snel en adequaat gereageerd kan worden op nieuwe vraagstukken. De uitgangspunten voor deze duurzame financieringsafspraken zullen in de zomer in het kabinet worden besproken en de resultaten zullen naar verwachting in het najaar van 2016 beschikbaar komen. Uiteraard zal ik uw Kamer hierover informeren.
De leden van de PvdA-fractie hebben over de brief (Kamerstuk 26 643, nr. 373) waarin de Minister de Kamer informeert over de uitgangspunten voor wetgeving ter ondersteuning van het voornemen uit het regeerakkoord dat burgers in 2017 digitaal zaken moeten kunnen doen met de overheid, de volgende vragen en opmerkingen. Er zijn al flinke stappen gezet en overheidsdienstverlening is al in vergaande mate gedigitaliseerd. De leden van de PvdA-fractie lezen dat baliebezoek en telefoon in 2015 voor het eerst afnamen. Dit is heel goed om te lezen; mensen worden steeds digitaler. Maar er is ook een groep mensen die nog niet meekomt en daar willen de leden van de PvdA-fractie opnieuw uw aandacht voor vragen.
In de brief lezen de leden van de PvdA-fractie dat de Minister stelt dat het uitgangspunt bij dat recht op elektronisch zaken doen is dat burgers en bedrijven in staat worden gesteld om hun zaken met de overheid digitaal af te doen. De Minister stelt dat voor mensen die minder zelfredzaam zijn een alternatief beschikbaar zal blijven. Het is echter volgens de Minister wel mogelijk dat de wetgever kiest voor uitsluitend digitaal verkeer met burgers en bedrijven voor bepaalde bestuursorganen. Als voorbeeld wordt hierbij de sociale zekerheidswetgeving en de fiscale en toeslagwetgeving genoemd. In de brief staat vervolgens dat in dergelijke gevallen zal worden gezorgd voor ondersteuning van minder zelfredzamen. De nadruk zal liggen op het leren van burgers hoe zij digitaal zaken kunnen doen en de weg wijzen naar mogelijkheden om hier hulp bij te kunnen krijgen. Het lid Oosenbrug van de PvdA-fractie heeft eerder al, samen met het lid Van Toorenburg van de CDA-fractie, per motie verzocht om alternatieven voor burgers die niet zelfstandig in staat zijn om van de digitale overheid gebruik te maken (Kamerstuk 34 300 VII, nr. 33).
Vraag: De leden van de PvdA-fractie vinden de uitleg van de Minister over deze alternatieven weinig concreet. Kan de Minister ingaan op de uitvoering van de motie en kan de Minister toelichten welke alternatieven voor digitale dienstverlening blijven bestaan? Heeft de Minister nagedacht over de groep laaggeletterden in Nederland die zo veel moeite met lezen, schrijven en/of rekenen heeft dat deze burgers niet zelfstandig kunnen functioneren en dus ook niet kunnen meekomen met het lesmateriaal dat beschikbaar is? Kunt u toelichten of dit wel een echt vangnet is voor deze mensen?
Antwoord: Ik kan u informeren dat er voor burgers die niet zelfstandig in staat zijn om te communiceren met de overheid altijd al hulpmogelijkheden waren, waarbij in eerste instantie gekeken wordt naar de sociale omgeving en daarna pas naar professionele hulp.
Dit is bij digitale communicatie niet anders. Zo is er voor de «digitale mantelzorgers» de mogelijkheid van DigiD-machtigen.
Maar is dit vangnet er niet, dan zou deze in de omgeving te vinden moeten zijn. Zo heb ik aan de Unie KBO samen met Digisterker en Seniorweb een subsidie verstrekt om vrijwilligers te trainen die ouderen kunnen helpen met digitaal zaken doen met de overheid.
Daarnaast heb ik op 22 juni jongstleden het startschot gegeven voor een proef waarbij de bibliotheken het lokale aanspreekpunt zijn voor hulp in de omgeving. Deze proef loopt een jaar en bij gebleken succes kunnen andere bibliotheken in Nederland dat model over nemen. Daarmee is er ook een fysiek aanspreekpunt voor mensen in de omgeving gecreëerd.
Waar ik mij ook voor inzet is het toerusten van mensen om digitaal vaardig te worden. Dit kan door het volgen van cursussen, bijvoorbeeld in de bibliotheken. In Bussum heb ik hiervoor het Digitaalhuis in de bibliotheek geopend. En de Staatssecretaris van Financiën heeft recent 1,9 miljoen euro ter beschikking gesteld voor de middelen en de cursussen in bibliotheken.
De leden van de PvdA-fractie willen bij dit punt ook wijzen op toegankelijkheidsproblemen met mijnoverheid.nl. De leden van de PvdA-fractie hebben bericht ontvangen van Stichting Accessibility dat mijnoverheid.nl op een aantal punten niet lijkt te voldoen aan de verplichte webrichtlijnen van de overheid.
Vraag: Blinden en slechtzienden die gebruik maken van schermlezers kunnen berichten van de overheid daardoor niet lezen. Bent u op de hoogte van dit probleem? Wordt hier op dit moment al aan gewerkt? Wat vindt u van het voorstel van stichting Accessibility om overheidswebsites alvorens zij in gebruik worden genomen, of direct nadat zij gewijzigd zijn, door een representatieve groep mensen met een functiebeperking (visueel, auditief, motorisch) te laten testen? Het lijkt de leden van de PvdA-fractie een goed idee om dit voor alle digitale kanalen voor overheidsdienstverlening te laten doen. Wat vindt de Minister hiervan?
Antwoord: Mijnoverheid.nl is begin juni vernieuwd. Hierbij is spijtig genoeg een (technische) fout gemaakt waardoor mensen die gebruik maken van een screenreader (die een website voorleest en waar blinden en slechtzienden veelal gebruik van maken) de PDF bestanden in de Berichtenbox niet goed kunnen openen. Tussen mijn departement, de stichting Accessibility en de oogvereniging is intensief contact geweest om het bovenstaande probleem op te lossen. In de eerstvolgende beheerrelease, eind juli, van mijnoverheid.nl worden de punten verholpen.
Ik ben van mening dat het niet nodig is om iedere overheidswebsite met specifieke panels van mensen met een functiebeperking te gaan testen. Dit zou een te grote regeldruk op deze websites leggen. Hier zijn goede criteria voor toegankelijkheid voor opgesteld.
Bij complexe processen, zoals mijnoverheid.nl, zal ik dit wel gaan doen. Vooral omdat voor mensen met een beperking belangrijke post zeker toegankelijk moet zijn. In principe moeten echter de criteria voor toegankelijkheid voldoende zijn.
Open standaarden – verplichting Pas-toe-of-leg-uit-lijst
Dan een punt over het gebruik van open standaarden. De leden van de PvdA-fractie lezen in de brief van de Minister dat overheden of semi-overheden moeten kiezen voor standaarden van de pas-toe-of-leg-uit lijst. Overheden mogen alleen afwijken van deze lijst in het bijzondere gevallen. Dat klinkt positief, maar op de website forumstandaardisatie.nl is het volgende terug te lezen:
Overheden en semi-overheden wordt aanbevolen de open standaarden, die op de lijst met gangbare standaarden staan, toe te passen in hun ICT-systemen en -diensten. Bij gangbare open standaarden gaat het om standaarden die al wel breed geadopteerd («de facto») zijn of standaarden die veelbelovend. Het zou vanzelfsprekend moeten zijn om deze standaarden te gebruiken. Een verplichting daartoe is niet nodig of een te zwaar middel.
Vraag: De leden van de PvdA-fractie vragen zich af waarom verplichting een te zwaar middel is. U stelt zelf dat het vanzelfsprekend moet zijn om deze standaarden te gebruiken. Het is duidelijk dat dit niet overal gebeurt, waarom dan toch geen verplichting hiervan maken?
Antwoord: Het hoofdstuk van de Europese standaard voor toegankelijke ICT (ETSI EN 301 549) dat ziet op websites staat in de vorm van het Nederlandse equivalent «Webrichtlijnen» op de pas-toe-of-leg-uit lijst van het Forum Standaardisatie. Het gebruik van standaarden op deze lijst is verplicht voor instanties van Rijk en medeoverheden voor het toepassingsgebied dat is omschreven voor deze open standaard.
Naast de pas-toe-of-leg-uit lijst bestaat er nog een andere lijst, namelijk de «lijst met gangbare standaarden».Die lijst bevat standaarden die niet de status van verplicht krijgen, omdat er bijvoorbeeld ook alternatieve, vergelijkbare standaarden bestaan. De lijst is bedoeld om overheidsorganen te helpen bij de keuze van specifieke standaarden in bepaalde situaties. Het verschil tussen de lijsten op de weite zal duidelijker worden gemaakt om interpretatiefouten in de toekomst te voorkomen.
De Europese richtlijn voor de toegankelijkheid van websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties, zal ik omzetten in wetgeving. Die wet zal de verplichte toepassing regelen van de genoemde Europese standaard op websites en apps van de overheid. Deze komen overeen met de huidige open standaard webrichtlijnen, die op termijn dus niet alleen verplicht toegepast moeten worden op websites maar ook op mobiele applicaties van overheidsinstanties, tenzij sprake is van de algemene uitzondering op basis van een «onevenredige last» of een specifieke uitzondering, zoals geformuleerd in de richtlijn.
Eenvoudig overzicht persoonsgebonden informatie
De leden van de PvdA-fractie lezen in de brief van de Minister dat ter versterking van de informatiepositie van burgers in relatie tot de overheid, burgers en bedrijven een overzicht krijgen van hun persoonsgebonden informatie. Op dit moment loopt het contact tussen burgers en bestuursorganen via eigen portalen van de bestuursorganen. Dit zorgt ervoor dat burgers en bedrijven via veel verschillende websites informatie moeten ophalen. De PvdA staat zeer positief tegenover het plan om toegang tot persoons- en bedrijfsgebonden informatie aan burgers en bedrijven te ontsluiten via de generieke digitale infrastructuur. De leden van de PvdA-fractie denkt dat dit het gebruiksgemak voor burgers aanzienlijk zal verbeteren.
Vraag: Daarnaast denken de leden van de PvdA-fractie dat dit ook zou kunnen zorgen voor een zorgvuldigere verwerking van de persoonsgegevens van burgers als burgers inzicht krijgen in welk bestuursorgaan hun persoonsgegevens heeft opgevraagd. Heeft de Minister nagedacht over de mogelijkheid om burgers via deze generieke voorziening ook inzicht te geven in welke bestuursorganen hun persoonsgegevens opvragen en verwerken? Dit zou kunnen door burgers een notificatie te sturen of door burgers op een andere manier inzicht te geven in het gebruik van hun persoonsgegevens. Is de Minister het met de leden van de PvdA-fractie eens dat dit een mogelijkheid zou kunnen zijn om burgers de regie over hun persoonsgegevens terug te geven en inbreuken op hun privacy te signaleren? Is de Minister bereid een onderzoek in te stellen naar deze aanvulling op de generieke voorziening?
Antwoord: De PvdA- fractie doet hier een interessante suggestie. Via de generieke voorziening MijnOverheid kunnen burgers van steeds meer overheden transparant inzien wat er in verschillende registers aan persoonlijke informatie staat. Dit gaat bijvoorbeeld over het in kunnen zien van de gegevens die in de BRP staan of het kunnen zien van je geregistreerd staan.
Op dit moment is het nog niet zo dat bij deze persoonlijke informatie ook in te zien is welke overheidsorganisatie deze informatie op welk moment heeft ingezien. Momenteel loopt er een traject rond de verdere ontwikkeling van MijnOverheid. Ik zal bezien in hoeverre deze aanvulling in de toekomstvisie past.
«Helft gemeenten bewaakt opvragen persoonsgegevens nog onvoldoende» vernemen de leden van de PvdA-fractie uit berichten. In relatie tot de privacy van burgers en de verwerking van persoonsgegevens door bestuursorganen, willen de leden van de PvdA-fractie ook dit punt onder uw aandacht brengen. Op 28 juni 2016 heeft de inspectie SZW een nieuwsbericht gepubliceerd dat bij 51% van de gemeenten nog niet voldoende beveiligingsmaatregelen zijn getroffen voor het opvragen van persoonsgegevens via Suwinet. Het grote probleem is dat de vertrouwelijkheid niet voldoende gewaarborgd is. Vertrouwelijk wil zeggen dat gegevens alleen te benaderen zijn door iemand die daarvoor gemachtigd is en er niet meer gegevens worden geraadpleegd dan noodzakelijk is voor de taakuitoefening. Het lid Oosenbrug van de PvdA-fractie heeft hier eerder al vragen over gesteld (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 1613) en nu blijkt wederom dat deze gegevens onvoldoende beschermd zijn.
Vraag: Bent u het met de leden van de PvdA-fractie eens dat dit onacceptabel is? In de beantwoording van de vragen van lid Oosenbrug stelt u dat gemeenten die niet aan de beveiligingseisen voldoen een aanwijzing krijgen. Deze aanwijzing kan eruit bestaan dat de Staatssecretaris gemeenten verplicht om een externe deskundige aan te stellen die de beveiliging van Suwinet op orde moet brengen. De kosten van deze externe deskundige zijn voor rekening van de gemeente. Als uiterste consequentie kan een gemeente worden afgesloten van Suwinet.
Zijn er inmiddels gemeenten die een externe deskundige hebben aangesteld? Zo ja, om hoeveel gemeenten gaat het? Zo nee, waarom niet? Zijn er inmiddels ook Security Officers aangesteld die toezien op veilig gebruik van Suwinet? Treden deze Security Officers ook op tegen misbruik door ambtenaren? Is dit naar uw idee voldoende? Zo nee, kunt u dan toelichten hoe u dit op zeer korte termijn verder gaat aanpakken?
Antwoord: Deze vragen betreffen het domein van de Staatssecretaris van SZW die haar departementale verantwoordelijkheid heeft richting de gemeenten ten aanzien van het werk en inkomen domein. Ik zal de vraag bij haar neerleggen zodat uw Kamer dat op een passende plek kan bespreken. In de brief van afgelopen 28 juni aan uw Kamer heeft de Staatssecretaris van SZW opgemerkt dat bij de meting door de Inspectie SZW, 49% van de gemeenten voldeed aan de zeven essentiële normen voor de beveiliging van Suwinet, op peildatum 1 september 2015. Dat is een verbetering ten opzichte van het onderzoek van 2014. Op basis van het escalatieprotocol afsluiten SUWInet heeft de Staatssecretaris de 198 gemeenten die niet aan de 7 essentiële normen voldoen in maart 2016 een vooraankondiging tot een aanwijzing gestuurd. Op basis van deze vooraankondiging hebben 162 gemeenten laten weten dat ze inmiddels voldoen aan de 7 normen en dit aantal loopt nog steeds op. De Inspectie SZW gaat vanaf september steekproefsgewijs controleren of deze gemeenten inderdaad aan de 7 normen voldoen.
Voor wat betreft eID hebben de leden van de VVD-fractie vorig jaar in debatten al aangegeven dat het én beter én sneller moet. Het project was één bord spaghetti: eID heette ineens Idensys, maar Idensys bleek uiteindelijk toch maar één deel van het vroegere eID en er waren ineens meerdere stelsels die allemaal met elkaar verbonden moesten worden.
De leden van de VVD-fractie hebben met brede steun van collega’s uit de Kamer gevraagd om één eenduidige set van uniforme eisen voor toetreding tot het stelsel voor alle authenticatiemiddelen en een evaluatie van de pilots op basis van eenduidige evaluatiecriteria. Verder hebben de leden van de VVD-fractie destijds ook gevraagd om een BIT-advies over de pilot.
Het BIT heeft naar de mening van de leden van de VVD-fractie een interessant rapport opgeleverd met een groot aantal aandachtspunten. Volgens het BIT is een aantal vereenvoudigingen toegepast op het eID traject, maar het BIT waarschuwt onverminderd voor complexiteit en uitloop van het project. Het bord spaghetti staat er nog steeds. De leden van de VVD-fractie willen voorkomen dat het bord spaghetti weer groter wordt en dat de slierten hinderlijk met elkaar verkleefd raken.
Vraag: Een eerste aandachtpunt is de set eisen voor toetreding tot het stelsel en de evaluatiecriteria voor de pilots. De leden van de VVD-fractie bereiken tegenstrijdige geluiden hierover. Zo zou de set eisen voor toetreding tot het stelsel – die eind juni gereed zou zijn – nog lang niet gereed zijn. Ook zouden de deelnemers aan de pilots niet weten op basis van welke criteria zij zijn geëvalueerd. De leden van de VVD-fractie horen graag van de Minister wat de stand van zaken is.
Antwoord: De uitgangspunten van de set met uniforme eisen zijn klaar en afgestemd met relevante partijen. Ik zal wanneer ik met uw Kamer spreek over de kamerbrief deze uitgangspunten nader toelichten.
De verwachting is dat de complete set met uniforme eisen eind 2016 in zijn geheel is uitgewerkt. Dit houdt verband met het feit dat de uitkomsten uit de consultatie van de wet GDI hierin verwerkt zullen moeten worden. De uitgangspunten van de uniforme set van eisen zullen worden opgenomen in de Kabinetsbrief die deze zomer naar uw Kamer wordt verstuurd.
Vraag: De Minister heeft eind april per brief aangekondigd in juli met de resultaten van de pilots en met een kabinetsvoorstel voor het vervolgtraject eID naar de Kamer te komen. Mede gezien het BIT-rapport vinden de leden van de VVD-fractie dat de volgende punten in dit Kabinetsvoorstel in ieder geval uitgewerkt moeten worden:
• De evaluatiepunten voor de pilots met daarbij de scores per punt
• De set van uniforme eisen die van toepassing zijn op elke individuele authenticatiedienst om toegelaten te mogen worden tot het BSN-domein.
• Een uitgewerkt masterplan, met daarin
− wanneer welk publiek middel opgeleverd wordt,
− wanneer eventuele andere middelen opgeleverd kunnen worden
− hoe en wanneer de pilots worden opgeschaald,
− hoe de opgeschaalde pilots en later de definitieve middelen worden gemonitord en beoordeeld,
− hoe het proces van toelaten en het inrichten van toezicht (governance) eruit gaan zien en wat het implementatietijdspad van beide is.
− wat de implementatie gaat kosten voor zowel projectfase als beheerfase
− welke wetgeving nodig is en wanneer die komt?
− wat de samenhang is van nieuwe en bestaande wetgeving die toeziet op implementatie van één of meerdere authenticatiemiddelen en bij welke bewindspersoon welke bevoegdheden zijn belegd. Zo ligt op dit moment in de Kamer de wijziging van de Telecomwet voor, waarin onder andere staat dat de Minister van Economische Zaken verantwoordelijk is voor de toets op toegang van elektronische identificatiemiddelen tot de Nederlandse markt en dat het toezicht op het verlenen van dit soort vertrouwensdiensten ligt bij het Agentschap Telecom.
− of en zo ja welke extra kennis en kunde moet voor de implementatie en het beheer van eID worden aangetrokken?
− waar zijn de diverse betrokken Ministeries van Binnenlandse Zaken, Economische Zaken, Financiën, VWS en mogelijk andere ministeries concreet mee bezig c.q. verantwoordelijk voor en wat zijn de samenwerkingsafspraken tussen die ministeries?
Antwoord: Het Kabinet zal deze zomer met een standpunt komen over de te nemen vervolgstappen op dit dossier. In de kabinetsreactie wordt nader ingegaan op de uniforme set van eisen en de evaluatiepunten uit de pilots. Tevens wordt in de kabinetsreactie ingegaan op realisatie en invoering.
Vraag: Ten slotte hebben de leden van de VVD-fractie nog vragen betreffende DigiD. DigiD wordt op dit moment opgeschaald naar een veiliger DigiD+. De leden van de VVD-fractie vragen zich af wat de toegevoegde waarde ervan is, wanneer DigiD+ niet eerder beschikbaar is dan andere nieuwe middelen, die DigiD nu juist gaan vervangen.
Antwoord: Bij publieke middelen komen er, conform de wens van uw Kamer, naast de huidige varianten van DigiD (gebruikersnaam-wachtwoord en sms-code), ook op de niveaus substantieel en hoog beveiligde varianten van DigiD. Er wordt gekozen om ook DigiD substantieel te ontwikkelen, omdat deze variant eerder gereed kan zijn dan het publieke middel DigiD hoog (inloggen met rijbewijs en identiteitskaart) en tegelijk een grotere mate van veiligheid biedt waardoor er meer diensten ontsloten kunnen worden door overheden.
Vraag: Bovendien blijkt het door de Kamer gevraagde publieke middel volgens het BIT niet op tijd gereed te kunnen zijn en een zeer langdurig introductieproces te kennen. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister hoe hij ervoor gaat zorgen dat het publieke middel in 2017 beschikbaar is, zoals in de aangenomen motie De Caluwé (Kamerstuk 26 643, nr. 376) is gevraagd.
Antwoord: De tijdsplanning en mogelijke scenario’s komen aan de orde in de kabinetsreactie die ik in de zomer aan uw Kamer verwacht te sturen. Ik deel de opvatting van het BIT dat de tijdsplanning krap is, ook in relatie tot de aanbestedingstermijnen. Hierbij speelt ook mijn toezegging aan uw Kamer dat ik voor een gesprek met de Kamer over de eID plannen geen onomkeerbare stappen zal nemen, waardoor mijn handelingsruimte nu beperkt is.
Vraag: De leden van de PvdA-fractie hebben ook naar aanleiding van het BIT-advies over het programma eID nog een aantal vragen. De complexiteit van het programma is inmiddels beperkt door het programma uitsluitend te richten op toegang van burgers tot diensten in het BSN-domein. Het BIT concludeert dat deze focus en het instellen van een interdepartementale stuurgroep goede stappen zijn om de complexiteit van het programma te beperken. Maar het BIT stelt ook dat verdere beperking van complexiteit nodig is en bovendien moet er meer duidelijkheid komen over de financiering. Wat is uw reactie op de opmerking uit het BIT-advies over het ontbreken van stelselafspraken?
De leden van de PvdA-fractie hebben tevens een aantal vragen over de aanbevelingen uit het BIT-advies. Bent u voornemens om de eerste aanbeveling (a.) over te nemen? Klopt het dat wanneer deze aanbeveling over wordt genomen, de doelstelling van Idensys wordt aangepast, nadat partijen zijn gevraagd zich te committeren en aanmerkelijke investeringen te doen? Kunt u dit toelichten?
Zou u tevens in kunnen gaan op aanbeveling (b.). Wat betekent het voor de positie van de overheid als aanbeveling (b.) wordt overgenomen? Wordt de overheid daarmee concurrent van de marktpartijen die reeds investeringen hebben gedaan? Daarnaast roept de ontwikkeling van een overheidsmakelaar nieuwe vragen op: Hoe wil de Minister er zorg voor dragen dat er geen grote vertraging wordt opgelopen als financiering, aanbesteding, bouw en implementatie nog moeten worden gerealiseerd?
Ten slotte lezen de leden van de PvdA-fractie dat het BIT niet heeft kunnen vaststellen of de voor het programma gereserveerde € 23 mln. voldoende is. Wat is uw reactie hierop? Hoe is het mogelijk dat de kosten vanaf 2018 nog nauwelijks in kaart zijn gebracht? Uit het BIT-advies blijkt dat het lastig is een eenduidig advies te geven aangezien een nieuwe planning voor het programma pas in juli beschikbaar komt. Wordt dit programma opnieuw beoordeeld door het BIT?
Antwoord: In de zomer zal ik een kabinetsreactie aan uw Kamer doen toekomen. Hierin zijn tevens de aanbevelingen vanuit het BIT-advies meegenomen. Een hernieuwde beoordeling door het BIT ben ik vooralsnog niet voornemens te doen.
Vraag: De leden van de SP-fractie lezen dat het bureau ICT toetsing zeer kritisch is over de ontwikkeling van de eID. De opdracht zou, ondanks het verkleinen van de opdracht tot alleen een middel met publieke middelen, nog steeds te complex zijn. Ze denken dat het budget wordt overschreden, vinden het tijdspad niet realistisch en wijzen op het feit dat er toch private partijen een bijdrage zullen moeten leveren als het gaat om paslezers die kunnen worden aangesloten op een computer. Daarnaast lezen de aan het woord zijnde leden dat de onderzoekers verwachten dat op z’n vroegst iedereen in 2028 met het publieke eID middel zal kunnen werken, terwijl het Ministerie van VWS verwacht dat 80% van de chronisch zieken en 40% van de niet-chronisch zieken dit middel al kunnen gebruiken in 2018. De leden van de SP-fractie maken zich grote zorgen over de invoering van dit middel. Zowel als het gaat om het waarborgen van privacy, het overschrijden van het budget, als het feit dat van mensen verwacht wordt met dit middel te communiceren met de overheid, maar dat deze tijdsplanning onrealistisch is volgens de onderzoekers. De leden van de SP-fractie vragen of de Minister bereid is te zorgen voor betere afstemming tussen de verschillende ministeries over de verwachtingen wanneer het eID-middel kan worden ingevoerd. Daarnaast willen de aan het woord zijnde leden graag weten met hoeveel het huidige budget verwacht wordt overschreden te worden. Daarnaast vragen zij naar de verwachting van de Minister in hoeverre de «wet van de remmende voorsprong» zal optreden als het systeem pas in 2028 volledig ingevoerd zal kunnen zijn? Is er niet het gevaar dat we dan met een te duur, te oud middel werken?
Antwoord: In de zomer zal ik een kabinetsreactie aan uw Kamer doen toekomen waarin bovenstaande aspecten aan de orde zullen komen.
Vraag: De leden van de VVD-fractie vragen aandacht voor het feit dat Nederland, naast de introductie van eID in 2017, in 2018 ook gereed moet zijn voor erkenning van buitenlandse inlogmiddelen, conform de eidas-verordening. De implementatiewet ligt nu vóór in de Kamer, bij de commissie Economische Zaken (Kamerstuk 34 413). De leden van de VVD-fractie willen graag van de Minister weten hoe de voorbereidingen lopen voor deze internationale interoperabiliteit.
Antwoord: Mijn collega Minister van EZ is eerstverantwoordelijke om het eIDAS knooppunt in te richten, waarlangs burgers en bedrijven met bij de Europese Commissie aangemelde eID middelen kunnen inloggen bij Nederlandse dienstaanbieders en, visa versa, Nederlandse burgers in andere EU lidstaten. De eIDAS verordening staat op geen enkele wijze het nationaal beleid inzake eID in de weg. In het najaar van 2016 start de realisatiefase, zodat uiterlijk per september 2018 buitenlandse middelen die zijn aangemeld bij de Europese Commissie kunnen worden geaccepteerd. Nederland heeft al een eerste testversie van het knooppunt opgeleverd. Inmiddels heeft de Europese Commissie een eerste versie van implementatieprogrammatuur voor het eIDAS knooppunt opgeleverd die de testversie vervangt.
Vraag: De leden van de SP-fractie hebben zorgen over het scanapparaat dat zou moeten worden aangeschaft om een rijbewijs of ID-kaart te kunnen lezen en te koppelen aan de computer. Worden hier afspraken over gemaakt met private aanbieders? Worden mensen zelf geacht dit aan te schaffen en zo ja, krijgen mensen daar een tegemoetkoming voor als ze dit niet kunnen betalen? Zijn de data, die met de software zullen moeten worden overgezet van de scanner naar de computer, privaat of publiek? In wiens handen komen de persoonsgegevens van mensen?
Antwoord: In de zomer zal ik een kabinetsreactie doen toekomen aan uw Kamer. In de kabinetsreactie worden de betreffende middelen en de veiligheid ten aanzien van persoonsgegevens behandeld.
Vraag: Daarnaast vragen deze leden hoe succesvol een middel is dat gekoppeld is aan het BSN, op het moment dat de gegevens van de Gemeentelijke Basis-administratie niet op orde zijn. Fouten in de Gemeentelijke Basisadministratie worden nu vaak «heel langzaam en moeizaam» opgelost, volgens de Nationale ombudsman. Kan de Minister hier op in gaan?
Antwoord: De kwaliteit van de identificerende gegevens in de Basisregistratie Personen (voorheen Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens) is nagenoeg 100% en wordt voortdurend gemonitord. De constatering van de Nationale ombudsman gaat niet om wijzigingen in de BRP, maar gaat om doorwerking van correcties in de keten.
Volledige agenda
Overzicht van brieven
Kamerstuk 17 050, nr. 527 Continuering Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA)
Brief regering – Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk – 19 april 2016
Kamerstuk 21 501-33, nr. 596 Europese ontwerprichtlijn toegankelijkheid overheidsweb-sites
Brief regering – Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk – 17 mei 2016
Kamerstuk 22 112, nr. 2132 Fiche: Mededeling EU-actieplan inzake e-overheid 2016–2020
Brief regering – Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders – 4 mei 2016
Kamerstuk 22 112, nr. 2153 Reactie op een openbare consultatie in het kader van de herziening van het Europees Interoperabiliteitskader
Brief regering – Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk – 23 juni 2016
Kamerstuk 26 643, nr. 373 Uitgangspunten wetgeving Generieke Digitale Infrastructuur
Brief regering – Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk – 7 december 2015
Kamerstuk 26 643, nr. 379 Vervolgbrief pilots eID
Brief regering – Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk – 14 december 2015
Kamerstuk 26 643, nr. 381 Voortgangsrapportage Digitaal 2017
Brief regering – Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk – 15 december 2015
Kamerstuk 26 643, nr. 402 Aanbieding Digiprogramma 2016–2017
Brief regering – Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk – 4 april 2016
Kamerstuk 26 643, nr. 403 Uitrol publieke en private authenticatiemiddelen
Brief regering – Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk – 13 april 2016
Kamerstuk 26 643, nr. 405 Evaluatie van de eID pilots
Brief regering – Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk – 19 april 2016
Kamerstuk 26 643, nr. 406 Planning evaluatie van de pilots eID in het BSN-domein
Brief regering – Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk – 2 mei 2016
Kamerstuk 26 643, nr. 408 Bundeling middelen voor digitale overheid
Brief regering – Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk – 17 mei 2016
Kamerstuk 26 643, nr. 414 Aanbieding van en reactie op het BIT-advies programma eID
Brief regering – Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk – 17 juni 2016
Kamerstuk 29 362, nr. 250 Reactie op consultatie van de Europese Commissie inzake het Europese actieplan e-overheid
Brief regering – Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk – 9 december 2015
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26643-415.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.