Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 januari 2016
Tijdens het Algemeen Overleg telecommunicatie van 2 juli 2015 heeft uw Kamer vragen
gesteld over snel internet in het buitengebied (Kamerstuk 24 095, nr. 390) betreft vragen over de planning van het onderzoek naar succes- en faalfactoren van
breedbandinitiatieven en de mogelijkheden voor het hanteren van een staffel op het
gebied van snel internet. Ook heeft uw Kamer mij via de motie van de leden Mulder
en Oosenbrug (Kamerstuk 34 300 XIII, nr. 27) gevraagd om experimenteer- en regelruimte te realiseren binnen de mededingingsregels
zodat de aanleg van snel internet versneld kan worden. Hierbij informeer ik uw Kamer
over de stand van zaken.
Onderzoek naar succes- en faalfactoren van breedbandinitiatieven
De Rijksuniversiteit Groningen (RUG) is sinds 2011 betrokken bij toegepast wetenschappelijk
onderzoek naar snel internet in buitengebieden in Nederland en Europa. In het kader
van haar onderzoek op dit terrein heb ik de RUG subsidie verleend voor het uitvoeren
van onderzoek naar succes- en faalfactoren van breedbandinitiatieven in het buitengebied.
De RUG is inmiddels gestart met het onderzoek en de planning is dat zij in juli 2016
de eerste bevindingen deelt met mijn ministerie. Na het zomerreces zal ik uw Kamer
hierover informeren.
Mogelijkheden voor een staffel en experimenteer- en regelruimte
Uw Kamer heeft mij gevraagd om de mogelijkheden te bekijken voor het hanteren voor
een zogenoemde staffel, vergelijkbaar met de Europese structuurfondsen. De Europese
gedachte achter de structuurfondsen is dat investeringen in regio’s worden gestimuleerd
om verschillen in regionale ontwikkelingsniveaus te verkleinen. Minder ontwikkelde
regio’s kunnen meer aanspraak maken op steun uit Europese structuurfondsen dan ontwikkelde
regio’s. De regionale besteding van de subsidies uit de Europese structuurfondsen
moet voldoen aan de staatssteunregels.
Voor de aanleg van snel internet heeft de Europese Commissie een specifiek staatssteunkader
vastgesteld. Het staatssteunkader kent geen staffel vergelijkbaar met de Europese
structuurfondsen. Het kader is voor alle lidstaten gelijk. Wel maakt de Europese Commissie
binnen het staatssteunkader onderscheid tussen staatssteun aan verschillende typen
gebieden (de zogenoemde witte, grijze of zwarte gebieden). In gebieden zonder snel
internet (zogenaamde witte gebieden), kan relatief laagdrempelig steun worden verleend.
In deze gebieden kan ook, wanneer aan de voorwaarden in de Algemene groepsvrijstellingsverordening
wordt voldaan, steun worden gegeven zonder goedkeuring vooraf door de Europese Commissie.
In haar beschikkingenpraktijk legt de Europese Commissie op dit moment de grens voor
snel internet op een snelheid van 30 Mbps.
Dat betekent niet dat er geen ruimte is voor steun aan gebieden waar wel snel internet
is. Bij gebieden waar één netwerk ligt waarmee internet met een snelheid van minimaal
30 Mbps mogelijk is (zogenoemde grijze gebieden), stelt de Europese Commissie meer
eisen om vast te kunnen stellen of de staatssteun noodzakelijk en niet onevenredig
marktverstorend is. Er is in die gevallen ook vooraf goedkeuring van de Europese Commissie
nodig. De Europese Commissie beoordeelt dan bijvoorbeeld of een zodanig grote sprong
voorwaarts wordt gemaakt met het nieuwe netwerk, dat dit overheidssteun rechtvaardigt.
Inzicht in mogelijkheden voor steun in grijze gebieden kan het best gegeven worden
als een decentrale overheid een concreet voorstel heeft dat voorgelegd kan worden
aan de Europese Commissie. Ik ben bereid om met overheden mee te denken over de onderbouwing
van een dergelijk voorstel. Daarnaast ben ik bereid om samen met mijn ambtgenoot van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in gesprekken met de Europese Commissie
over concrete Nederlandse breedbandinitiatieven, maximale ruimte te vragen voor snel
internet in buitengebieden binnen de mogelijkheden van het staatssteunkader. Met deze
inzet geef ik invulling aan de motie van de leden Mulder en Oosenbrug (Kamerstuk 34 300 XIII, nr. 27). Ik merk daarbij wel op dat ook voor mij belangrijk is dat door overheidsfinanciering
voor snel internet in de buitengebieden geen verstoring van de mededinging optreedt.
Tot slot heeft de Minister voor Wonen en Rijksdienst toegezegd uw Kamer een afschrift
te sturen van het antwoord op de brief van de stichting Werkorganisatie Vereniging
Kleine Kernen Gelderland en de Federatie voor Dorpshuizen in Gelderland (VKK-FDG)
inzake snel internet op het platteland. Bijgaand stuur ik uw Kamer een afschrift van
mijn antwoordbrief1.
De Minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp