26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Nr. 384 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 januari 2016

Tijdens het Algemeen Overleg telecommunicatie van 2 juli 2015 heeft uw Kamer vragen gesteld over snel internet in het buitengebied (Kamerstuk 24 095, nr. 390) betreft vragen over de planning van het onderzoek naar succes- en faalfactoren van breedbandinitiatieven en de mogelijkheden voor het hanteren van een staffel op het gebied van snel internet. Ook heeft uw Kamer mij via de motie van de leden Mulder en Oosenbrug (Kamerstuk 34 300 XIII, nr. 27) gevraagd om experimenteer- en regelruimte te realiseren binnen de mededingingsregels zodat de aanleg van snel internet versneld kan worden. Hierbij informeer ik uw Kamer over de stand van zaken.

Onderzoek naar succes- en faalfactoren van breedbandinitiatieven

De Rijksuniversiteit Groningen (RUG) is sinds 2011 betrokken bij toegepast wetenschappelijk onderzoek naar snel internet in buitengebieden in Nederland en Europa. In het kader van haar onderzoek op dit terrein heb ik de RUG subsidie verleend voor het uitvoeren van onderzoek naar succes- en faalfactoren van breedbandinitiatieven in het buitengebied. De RUG is inmiddels gestart met het onderzoek en de planning is dat zij in juli 2016 de eerste bevindingen deelt met mijn ministerie. Na het zomerreces zal ik uw Kamer hierover informeren.

Mogelijkheden voor een staffel en experimenteer- en regelruimte

Uw Kamer heeft mij gevraagd om de mogelijkheden te bekijken voor het hanteren voor een zogenoemde staffel, vergelijkbaar met de Europese structuurfondsen. De Europese gedachte achter de structuurfondsen is dat investeringen in regio’s worden gestimuleerd om verschillen in regionale ontwikkelingsniveaus te verkleinen. Minder ontwikkelde regio’s kunnen meer aanspraak maken op steun uit Europese structuurfondsen dan ontwikkelde regio’s. De regionale besteding van de subsidies uit de Europese structuurfondsen moet voldoen aan de staatssteunregels.

Voor de aanleg van snel internet heeft de Europese Commissie een specifiek staatssteunkader vastgesteld. Het staatssteunkader kent geen staffel vergelijkbaar met de Europese structuurfondsen. Het kader is voor alle lidstaten gelijk. Wel maakt de Europese Commissie binnen het staatssteunkader onderscheid tussen staatssteun aan verschillende typen gebieden (de zogenoemde witte, grijze of zwarte gebieden). In gebieden zonder snel internet (zogenaamde witte gebieden), kan relatief laagdrempelig steun worden verleend. In deze gebieden kan ook, wanneer aan de voorwaarden in de Algemene groepsvrijstellingsverordening wordt voldaan, steun worden gegeven zonder goedkeuring vooraf door de Europese Commissie. In haar beschikkingenpraktijk legt de Europese Commissie op dit moment de grens voor snel internet op een snelheid van 30 Mbps.

Dat betekent niet dat er geen ruimte is voor steun aan gebieden waar wel snel internet is. Bij gebieden waar één netwerk ligt waarmee internet met een snelheid van minimaal 30 Mbps mogelijk is (zogenoemde grijze gebieden), stelt de Europese Commissie meer eisen om vast te kunnen stellen of de staatssteun noodzakelijk en niet onevenredig marktverstorend is. Er is in die gevallen ook vooraf goedkeuring van de Europese Commissie nodig. De Europese Commissie beoordeelt dan bijvoorbeeld of een zodanig grote sprong voorwaarts wordt gemaakt met het nieuwe netwerk, dat dit overheidssteun rechtvaardigt.

Inzicht in mogelijkheden voor steun in grijze gebieden kan het best gegeven worden als een decentrale overheid een concreet voorstel heeft dat voorgelegd kan worden aan de Europese Commissie. Ik ben bereid om met overheden mee te denken over de onderbouwing van een dergelijk voorstel. Daarnaast ben ik bereid om samen met mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in gesprekken met de Europese Commissie over concrete Nederlandse breedbandinitiatieven, maximale ruimte te vragen voor snel internet in buitengebieden binnen de mogelijkheden van het staatssteunkader. Met deze inzet geef ik invulling aan de motie van de leden Mulder en Oosenbrug (Kamerstuk 34 300 XIII, nr. 27). Ik merk daarbij wel op dat ook voor mij belangrijk is dat door overheidsfinanciering voor snel internet in de buitengebieden geen verstoring van de mededinging optreedt.

Tot slot heeft de Minister voor Wonen en Rijksdienst toegezegd uw Kamer een afschrift te sturen van het antwoord op de brief van de stichting Werkorganisatie Vereniging Kleine Kernen Gelderland en de Federatie voor Dorpshuizen in Gelderland (VKK-FDG) inzake snel internet op het platteland. Bijgaand stuur ik uw Kamer een afschrift van mijn antwoordbrief1.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven