26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Nr. 247 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2012

ICT is van groot belang voor onze samenleving en economie en een katalysator voor (verdere) duurzame economische groei. Tegelijkertijd leidt de kwetsbaarheid, afhankelijkheid en complexiteit van ICT tot nieuwe dreigingen waartegen betrokken (inter)nationale organisaties intensief zullen moeten samenwerken en krachtiger moeten optreden. De integrale aanpak van de Nationale Cyber Security Strategie (NCSS) is onontbeerlijk: een aanpak die beleidsterreinen, organisaties en scheidslijnen tussen publiek en privaat overstijgt. In het kader van de NCSS zijn stappen gezet zoals onder andere het oprichten van de Cyber Security Raad en de oprichting van het Nationaal Cyber Security Centrum.

In het plenair debat DigiNotar van 13 oktober 2011 (Handelingen II 2011/12, nr. 12, item 26, blz. 99–127) heeft uw Kamer met de motie Hennis-Plasschaert c.s1. de regering verzocht over te gaan tot een wettelijke meldplicht, een zogenaamde «security breach notification». Tijdens het VAO Cyber Security en Veiligheid van Overheidswebsites van 26 april 2012 (Handelingen II 2011/12, nr. 82, item 5, blz. 5–9) is toegezegd om bij de uitwerking van de «security breach notification» in te gaan op de rol van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. Daarnaast is in de TK brief d.d. 23 december jl. over cyber security2 toegezegd om onderzoek te doen naar aanvullende interventiemogelijkheden en deze in samenhang met de uitwerking van de «security breach notification» te bezien.

Met betrokken publieke en private partijen is de afgelopen maanden gewerkt aan de uitwerking van bovenstaande punten. Doel van deze brief is uw Kamer hierover te informeren.

1. Meldplicht Security Breaches

Nederland is het afgelopen jaar opgeschrikt door een aantal kleinere en grotere security breaches bij overheden en bedrijven. In een aantal gevallen heeft dit ook daadwerkelijk geleid tot overlast voor de maatschappij zoals de security breach bij DigiNotar. Vanwege de verregaande verbondenheid van systemen aan het internet of processen die op afstand worden beheerd, vinden ook steeds vaker security breaches plaats op de digitale beveiliging. Deze security breaches kunnen in specifieke gevallen (potentieel) maatschappelijke ontwrichting veroorzaken. Dit dient te worden voorkomen.

De motie Hennis-Plasschaert vraagt in reactie op de security breaches die plaats hebben gevonden om een meldplicht voor deze breaches voor organisaties betrokken bij voor de samenleving vitale informatiesystemen. Hulp moet hierbij voorop staan en het Nationaal Cyber Security Centrum is verantwoordelijk voor opvolging en coördinatie.

De afgelopen maanden is met betrokken publieke en private partijen gewerkt aan het vormgeven van een meldplicht security breaches (meldplicht). In 2012 zal hiervoor wetgeving worden voorbereid.

In het vervolg van deze brief ga ik in op: 1) de uitgangspunten van de meldplicht, 2) de inhoudelijke uitwerking en de verdere procesgang.

1.1 Uitgangspunten meldplicht

Bij de invulling van de meldplicht worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Aansluiten bij bestaande wet- en regelgeving. De wettelijke regeling om security breaches te melden zal zoveel mogelijk aansluiten bij bestaande wet- en regelgeving. Binnen verschillende sectoren (bv. telecom en drinkwater) bestaan reeds meldplichten. In bijlage 2 is een beschrijving opgenomen van de huidige wetgeving betreffende meldingen in de betrokken sectoren. Zoveel mogelijk zal worden aangesloten bij bestaande meldplichten waardoor organisaties slechts op één plek hoeven te melden en administratieve lasten beperkt worden.

  • Aansluiten bij Europese initiatieven. In Europees verband wordt gewerkt aan een Europese Security Breach Notification. Deze uitwerking maakt deel uit van de EU internetveiligheidsstrategie die wordt verbreed tot een integrale EU-cyberstrategie. Gezien het grensoverschrijdende karakter van dreigingen en het gegeven dat sectoren veelal in breder internationaal verband actief zijn, is het van belang dat hierover op Europees niveau afspraken worden gemaakt. Op deze wijze kan een level playing field in Europa worden gehandhaafd. De Europese Commissie heeft aangegeven dit najaar met maatregelen te komen. Nederland zal zich inzetten voor en actief bijdragen aan de aansluiting van de Nederlandse meldplicht op de inspanningen van de EU voor een Europese Security Breach Notification.

  • Publiek Private Samenwerking (PPS). PPS dient een gemeenschappelijk doel, namelijk het borgen van de continuïteit van bedrijven en instellingen en het voorkomen van maatschappelijke ontwrichting. Wederzijds vertrouwen is essentieel om samen te werken en informatie met elkaar te delen. De vertrouwelijkheid van gegevens die vallen in het kader van de wettelijke regeling om security breaches te melden, zal dan ook worden beschermd.

  • Te bieden hulp ter voorkoming van maatschappelijke ontwrichting staat centraal. Het NCSC zal de organisatie of de sector hulp en advies bieden om de breach te dichten en effecten van de breach, die ook elders (in de keten of bij andere sectoren) kunnen plaatsvinden, in te dammen.

  • Eigen verantwoordelijkheid en eigen belang. Niet alleen de overheid, maar ook bedrijven hebben een belang bij de meldplicht. In geval van uitzonderlijke breaches waarbij maatschappelijke ontwrichting ontstaat, zal sprake zijn van langdurige uitval van primaire kritieke bedrijfsprocessen en grootschalige reputatieschade.

1.2 Inhoud meldplicht

Hieronder zal de inhoud van de meldplicht op hoofdlijnen worden weergegeven. Hierbij zal worden ingegaan op a) de wettelijke regeling en de reikwijdte van de meldplicht, b) de focus van de meldplicht, c) het loket van de meldplicht en de rol van de OVV, d) de vertrouwelijkheid van de gegevens van de melder en e) de te bieden hulp door het NCSC.

1.2.a. Wettelijke regeling en reikwijdte meldplicht

In 2012 zal een wettelijke regeling worden opgesteld waarbij randvoorwaardelijke sectoren3, alsook de financiële sector en de overheid ertoe verplicht zijn om binnen de scope van de meldplicht melding te doen aan de sectorale toezichthouder, dan wel het NCSC. In geval van melding aan de sectorale toezichthouder strekt deze regeling tevens tot het doorgeleiden van de melding aan de toezichthouder, naar het NCSC. De uitwerking kan per sector verschillen, met inachtneming van wettelijke geheimhoudingsverplichtingen. Hierbij zal rekening gehouden worden met de aansluiting op de bestaande meldplichten en de sectorale verantwoordelijkheid van de betrokken vakdepartementen. Het gaat bij security breaches om inbreuken op de veiligheid en/of integriteit van informatiesystemen in randvoorwaardelijke sectoren, alsook de financiële sector en de overheid die de continuïteit van de eigen of andermans dienstverlening in belangrijke mate kunnen verstoren en die leiden tot (potentieel) maatschappelijke ontwrichting. Hiermee wordt aangesloten bij de in de TK brief Cyber Security van 23 december jl. aangegeven afbakening, namelijk de overheid, de financiële sector en de randvoorwaardelijke vitale sectoren. Voor deze sectoren geldt dat de impact van verstoring van de dienstverlening groot is. Daarnaast is er bij uitval in deze sectoren zeer snel sprake van een cascade-effect naar andere sectoren, waardoor grootschalige maatschappelijke ontwrichting een reëel risico vormt. Daarnaast gaat van het handelen van de (Rijks)-overheid een voorbeeldfunctie uit. Van de overheid mag verwacht worden dat zij cyber security nastreeft en daarnaar handelt.

Aangezien vitale producten en diensten steeds meer met elkaar verweven zijn, valt niet uit te sluiten dat op termijn, na gebleken noodzakelijkheid, tot verbreding van de geldende meldplicht naar andere sectoren besloten wordt.

1.2.b. Focus meldplicht

Het gaat bij de meldplicht om inbreuken op de veiligheid en/of integriteit van informatiesystemen die de continuïteit van de eigen of andermans dienstverlening in belangrijke mate kunnen verstoren en die leiden tot (potentieel) maatschappelijke ontwrichting.

In de uitwerking zullen vanuit één kader sectorale matrices en richtsnoeren worden opgesteld om de ernst van een incident vast te stellen, zodat kan worden bepaald wat wel en wat niet moet worden gemeld en op welke termijn. Elementen zoals bijvoorbeeld de duur van de uitval, grootschaligheid en publiek belang kunnen hiervan deel uitmaken. Bij de uitwerking worden de vakdepartementen en toezichthouders betrokken en voer ik regie op de samenhang. Dit past binnen een breder proces van het realiseren van digitaal veiligheidsmanagement, in de sector luchtvaart bekend als «just culture», waarin organisaties bijvoorbeeld kennis delen om risico’s en breaches beter in te kunnen schatten.

1.2.c. Loket meldplicht en rol OVV

De melding kan plaatsvinden bij de toezichthouder, dan wel het NCSC. Hierbij zal rekening gehouden worden met de aansluiting op de wettelijk al geregelde meldplichten en de sectorale verantwoordelijkheid van de betrokken vakdepartementen. In verschillende sectoren (bv. telecom en drinkwater) zijn reeds meldplichten van kracht. Een beschrijving van de wettelijk al geregelde meldplichten is bijgesloten. Bij een verdere uitwerking zal het slechts op één plek melden leidend zijn. In het VAO Cyber Security en Veiligheid van Overheidswebsites heb ik uw Kamer toegezegd om bij de uitwerking van de meldplicht in te gaan op de rol van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid (OVV). De OVV heeft geen loket om security breaches te melden en is daarvoor ook niet opgericht. Wel doet de OVV onderzoek naar oorzaken of vermoedelijke oorzaken van «voorvallen» en categorieën voorvallen vanuit haar wettelijke taak. Onder een voorval worden niet alleen rampen en ongevallen verstaan, maar ook incidenten die een ongelukkige afloop hadden kunnen hebben. In dit kader heeft de OVV onderzoek gedaan naar DigiNotar.

1.2.d. Vertrouwelijkheid van gegevens

Binnen de publiek-private samenwerking is het delen van vertrouwelijke informatie van groot belang. Informatie gaat veelal over kwetsbaarheden binnen de systemen van publieke en private partners. Het is dus van belang dat binnen het wettelijke kader van de meldplicht, analoog aan de financiële sector, een juridische bescherming voor de in het kader van de meldplicht aangeleverde vertrouwelijke gegevens wordt gerealiseerd.

Gegevens die bij het NCSC worden aangeleverd, dienen gebruikt te worden ten einde de doelstellingen van de meldplicht te bewerkstelligen. Analoog aan de financiële sector kan het NCSC vertrouwelijke gegevens verstrekken aan instanties die belast zijn met de uitoefening van strafvorderlijke bevoegdheden.

1.2.e. Te bieden hulp centraal

Het NCSC kan in de reguliere situatie en bij meldingen helpen in het duiden van de aard en ernst van de melding. Tevens kan het NCSC informatie verschaffen uit zijn nationale en internationale netwerk. Zo wordt door publieke en private organisaties informeel in de Information Sharing Analysing Centres (ISAC’s) kennis gedeeld om risico’s en breaches beter te kunnen inschatten en daarnaar te handelen. Indien er sprake is van opschaling in de crisisstructuur, kan het NCSC operationele respons binnen de crisisstructuur voor zijn rekening nemen. Door het publiceren van beveiligingsadviezen kan de aard en impact bij derden beperkt worden.

Security breaches die leiden tot (potentieel) maatschappelijke ontwrichting worden door het NCSC geëvalueerd. In geval van het niet (tijdig) melden van een security breach, zal de sectorale toezichthouder worden geïnformeerd. De sectorale toezichthouder wordt in de positie gebracht om passende maatregelen te nemen.

1.2.f. Proces

De wettelijke regeling zal in 2012 worden opgesteld. In de voortgangsbrief Cyber Security van 2013 zult u worden geïnformeerd over de voortgang, zowel op nationaal als op Europees niveau. Twee jaar na inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving zal de security breach notification worden geëvalueerd. Hierbij zal ook aandacht worden besteed aan de administratieve lasten ten behoeve van het bedrijfsleven. In de voortgangsbrieven Cyber Security zal uw Kamer over de resultaten van de evaluatie worden geïnformeerd. Hierbij zal in het bijzonder aandacht worden besteed aan de reikwijdte en focus van de meldplicht.

2. Interventiemogelijkheden

Centraal bij de uitwerking van interventiemogelijkheden staat de vraag, wat de mogelijkheden zijn van de overheid betreffende het omgaan met cyberincidenten. Vanuit de coördinerende rol op het terrein van cyber security zal het ministerie van VenJ, in overleg met desbetreffende departementen, de regie voeren op het tot stand komen van een gelijkwaardig stelsel met departementale bevoegdheden, dat voorziet in de mogelijkheid om snel en adequaat te kunnen handelen tijdens een ICT-crisis met (potentieel) maatschappelijke ontwrichting als gevolg.

In deze paragraaf wordt het kader van interventiemogelijkheden weergegeven, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de reguliere situatie en de crisissituatie.

2.1 Reguliere situatie

In een reguliere (niet crisis) situatie komen veelvuldig «kleine cyber-incidenten» voor, waarbij maatschappelijke ontwrichting niet aan de orde is. Recente voorbeelden zijn: het openbaar worden van de mogelijkheid om in te loggen in de web interface van een verkeerslichtinstallatie in Rotterdam, en het niet versleuteld zijn van de communicatie tussen een app voor telebankieren en een bank. Dit soort incidenten wordt afgehandeld binnen het veiligheidsmanagement van het / de betrokken bedrijf/instelling, zo nodig met andere betrokken partijen. Informatiedeling over deze incidenten vindt o.a. plaats binnen de publiek-private reguliere samenwerkingsrelaties van het NCSC (bijvoorbeeld de ISAC’s en andere (inter)nationale netwerken). Hierbij gelden «niet-wettelijke interventieinstrumenten» zoals (informele) afspraken en convenanten. Deze informatie over incidenten is niet urgent, maar wel belangrijk voor het verkrijgen van een algeheel cyber dreigingsbeeld.

2.2 Crisissituatie

Voor een klein aantal cyber-incidenten is sprake van (potentieel) maatschappelijke ontwrichting. Een recent voorbeeld is de KPN-inbraak. Zoals hierboven weergegeven, geldt in de toekomst voor dit soort incidenten de meldplicht. Wanneer sprake is van (potentieel) maatschappelijke ontwrichting, kan de nationale crisisstructuur in werking treden. Het betreft dan zeer ernstige incidenten die zich vaak zeer snel ontwikkelen. Binnen de nationale crisisstructuur zijn alle departementen vertegenwoordigd. Deze structuur is regelmatig beoefend en is bijvoorbeeld in werking getreden tijdens de Diginotar crisis.

Wanneer zich een ICT-crisis met (potentieel) maatschappelijke ontwrichting voordoet heeft het NCSC op operationeel niveau een coördinerende taak, zoals het bijeenbrengen en duiden van de juiste operationele informatie en het adviseren van de nationale crisisstructuur over te nemen maatregelen. De publiek-private ICT response board is hierbij een belangrijk adviesinstrument. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van bestaande netwerken zoals de ISAC’s en de internationale CERT-gemeenschap.

Binnen de nationale crisisstructuur is de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing (MCCb) het besluitvormend orgaan voor het nemen van maatregelen. De Minister-President dan wel de Minister van Veiligheid en Justitie zit de MCCb voor. De MCCb is ingesteld om slagkracht en eenduidigheid te creëren bij crisisbesluitvorming op nationaal niveau. Betrokken ministers zullen hun sectorale bevoegdheden uitoefenen in overeenstemming met de besluiten van deze commissie. Bij het staken van de stemmen geeft de stem van de voorzitter de doorslag. De uitvoering van de besluiten geschiedt door de minister of ministers die daarvoor (primair) verantwoordelijk zijn4.

Sectorale bevoegdheden

Ten tijden van een ICT-crisis met (potentieel) maatschappelijke ontwrichting is snel en kundig handelen van belang. Het is daarom wenselijk voor de overheid om in elk geval de beschikking te hebben over oplopende sectorale interventiemogelijkheden5:

  • de bevoegdheid voor het verkrijgen van informatie6;

  • de bevoegdheid tot het geven van een aanwijzing met last onder bestuursdwang7;

  • de bevoegdheid tot het aanwijzen van een functionaris namens de overheid8.

Vanuit mijn coördinerende rol op het terrein van cyber security zal ik zorg dragen voor het realiseren van bovenstaande bevoegdheden voor de randvoorwaardelijke vitale sectoren en de Rijksoverheid. In deze bevoegdheden wordt thans voor bepaalde sectoren al in belangrijke mate voorzien in sectorale wetgeving (bv. de telecomsector, de energiesector en de sector financiën). Voor de Rijksoverheid (inclusief de sector Keren en Beheren voor zover het beheer van het Rijk betreft) geldt dat de nationale crisisstructuur deze bevoegdheden borgt. Voor alle betrokken sectoren zal samen met de desbetreffende departementen worden bezien hoe, in aanvulling op de al voor deze sectoren wettelijk geregelde interventiebevoegdheden, in nadere wettelijke regelgeving moet worden voorzien. Zo nodig zal ik de totstandbrenging van aanvullende sectorale wetgeving bevorderen door middel van een verzamelwet. In bijlage 1 en 2 is een overzicht van de thans wettelijk geregelde interventiemogelijkheden per sector opgenomen.

De handhaving van sectorale wet- en regelgeving is geborgd bij de sectorale toezichthouders. De Minister van Veiligheid en Justitie is coördinerend op cyber security en treedt – behoudens bij terrorisme – niet in de bevoegdheden van andere departementen.9

Noodwetgeving

Als uiterste middel kan noodwetgeving worden ingezet. Noodwetgeving is bedoeld voor situaties waarin de normale wettelijke bevoegdheden onvoldoende mogelijkheden bieden om in een buitengewone situatie als overheid afdoende te reageren en op te treden. De Coördinatiewet uitzonderingstoestanden (CWU) voorziet in de inwerkingstelling (via een koninklijk besluit) van noodbevoegdheden die ook voor een cyber-noodtoestand aangrijpingspunten bieden (zoals het (tijdelijk) overnemen van de bedrijfsvoering van een organisatie of instelling). Leidraad hierbij is de huidige filosofie van crisisbeheersing, dat wil zeggen dat deze bevoegdheden gedoseerd en flexibel worden toegepast, toegesneden op aard en ernst van de situatie.

De Coördinatiewet omvat geen criteria die een «noodtoestand» definiëren. In plaats daarvan zijn in de wetsgeschiedenis voorbeelden te vinden van grootschalige fysieke rampen en van internationale (militaire) spanningen die aanleiding kunnen zijn om te komen tot verdedigingsmaatregelen. Als het gaat om cyber security kan worden gedacht aan een internationaal cyberconflict waarbij Nederlandse vitale ict-structuren (zoals telecommunicatienetwerken, satellietverbindingen en computerservers van de overheid) worden aangevallen, geïnfiltreerd of platgelegd. Een ander voorbeeld is een moedwillige grootschalige verstoring van de ict-infrastructuur van het Nederlands energienet, waardoor onder meer de drinkwater- en voedselvoorziening en de ziekenhuiszorg in grote problemen komen met gevaar voor mensenlevens en maatschappelijke ongeregeldheden10. De hierboven genoemde voorbeelden laten zien dat ook ict-verstoringen en -aanvallen tot een noodtoestand kunnen leiden waarbij de nationale veiligheid in gevaar is. Voor cyber security is hiermee de CWU een uiterst sluitstuk. Aanpassing van de CWU is niet noodzakelijk.

3. Tot Slot

Met de weergegeven invulling van de meldplicht en interventiemogelijkheden geef ik, vanuit mijn coördinerende rol op het terrein van cyber security, invulling aan de totstandkoming van een sluitend stelsel waarbij de overheid de mogelijkheid heeft om snel en adequaat te handelen ter voorbereiding op en ten tijde van een ICT-crisis.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

BIJLAGE 1 BEVINDINGEN SECTORALE WETGEVING CYBER SECURITY

1. Elektriciteit en gas

Wettelijk kader

Electriciteit en gas zijn belangrijk voor het functioneren van de Nederlandse economie en maatschappij. Uitval van de levering van gas en/of electriciteit heeft direct zichtbare en tastbare gevolgen. De Gaswet (Gw) kent een specifieke meldingsplicht11 bij voorvallen met mogelijk nadelige gevolgen voor mens of milieu. Eenzelfde specifieke meldingsplicht ontbreekt vooralsnog voor de Elektriciteitswet (Ew). Beide wetten regelen voor de minister c.q. de Nederlandse Mededingingsautoriteit (Nma) als sectorale toezichthouder de mogelijkheid tot het opvragen van informatie en de plicht tot medewerking daaraan.12 Tevens bestaat de mogelijkheid tot het geven van bindende aanwijzingen ter naleving van de betrokken wetgeving.

Bevindingen

De Gw bevat een meldplicht en diverse interventiemogelijkheden ter zorgdraging van de continuïteit. De Ew kent geen specifieke meldplicht, maar bevat wel interventiemogelijkheden. In de Ew wordt echter middels het wetgevingsprogramma STROOM nadrukkelijk ingegaan op de mogelijkheid van cyberdreigingen.

2. Drinkwater

Wettelijk kader

De uitval van de drinkwatervoorziening heeft vergelijkbare negatieve gevolgen als uitval van de levering van elektriciteit of gas. De Drinkwaterwet (Dww) kent een zorg- en meldingsplicht, alsmede een plicht tot overleg met de Inspecteur als bijvoorbeeld storingen worden verwacht.13 Voorts kan de Minister een last onder bestuursdwang opleggen, gericht op het treffen van maatregelen ten behoeve van de continuïteit van de drinkwatervoorziening.

Bevindingen

De continuïteit van het kunnen leveren van drinkwater is van groot maatschappelijk belang. Om dit te bewerkstelligen is in de Dww voorzien in een zorgplicht, meldplicht en overlegplicht.

3. Keren en Beheren

Wettelijk kader

Binnen de sector waterkering en de beheersing van de waterkwantiteit zijn meerdere spelers actief, met name het Rijk en de waterschappen als beheerders van onze waterkeringen. Voor deze partijen gelden juridische kaders op basis van met name de Waterwet (Wtw) en het Waterbesluit (Wtb). De Wtw verplicht de beheerder tot het opstellen en hebben van calamiteitenplannen en tot het zorg dragen voor oefeningen om voorbereid te zijn op calamiteiten. Indien zich calamiteiten voordoen en de inzet van de reguliere beheerbevoegdheden ontoereikend zijn, beschikt de beheerder over bijzondere bevoegdheden om alle maatregelen te treffen die de beheerder noodzakelijk acht, zo nodig in afwijking van wettelijke voorschriften.

Indien het bestuur van een waterschap bij een calamiteit niet of niet voldoende optreedt, kunnen gedeputeerde staten en de minister aanwijzings- en indeplaatstredingsbevoegdheden inzetten. De bevoegdheden van gedeputeerde staten staan daarbij voorop. De minister kan ingrijpen wanneer naar zijn oordeel door gedeputeerde staten ten onrechte geen of onvoldoende gebruik wordt gemaakt van deze bevoegdheden.

Bevindingen

Door het deels in beheer hebben van de hoofdwaterkeringen en de mogelijkheid om betrokkenen aanwijzingen te geven, en zo nodig tot inplaatsstelling over te gaan, is de Minister van I&M vanuit zijn sectorale verantwoordelijkheid in staat om te interveniëren als dat noodzakelijk mocht zijn. Ten behoeve van het wederzijds verstrekken van informatie14 bestaan diverse verplichtingen. Voor de bij waterschappen in beheer zijnde waterkeringen geldt geen specifieke meldplicht tussen de waterschappen en de Rijksoverheid. Wel kunnen regels15 gesteld worden over de te verstrekken informatie indien een bovenregionaal belang dat vraagt.

4. Telecom

Wettelijk kader

Voor de vitale sector Telecom zijn meerdere vitale producten en/of diensten gedefinieerd. Op grond van de Telecommunicatiewet (Tw) zijn aanbieders verplicht om melding16 te doen van zowel inbreuken op de continuïteit alsmede van inbreuken op de privacy. Tevens bestaan er zorgplichten17 op basis waarvan de sectorale toezichthouders kunnen acteren en indien noodzakelijk sanctionerend kunnen optreden. Informatie kan daarbij opgevraagd18 worden door de Minister en/of de toezichthouder. Tevens bestaat de mogelijkheid ingevolge de Tw om aanwijzingen19 te geven aan de betrokken aanbieders.

Bevindingen

Middels de bestaande bevoegdheden en het onlangs aangenomen wetsvoorstel20 ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen voorziet de sector Telecom in een palet aan meldplichten en interventiemogelijkheden. Specifiek hierbij is dat er zowel sprake is van een zorg- en meldplicht voor continuïteit en privacy.

5. Mainports Rotterdam en Schiphol

Wettelijk kader

Als vitale knooppunten binnen de sector transport worden beschouwd de mainports Rotterdam en Schiphol. Het betreft dus twee knooppunten waarbij diverse juridische kaders21 van toepassing zijn. In de luchtvaartsector is sprake van een zeer nadrukkelijke veiligheidscultuur. Er is sprake van het verplicht melden22 van onderbrekingen, defecten, fouten of andere onregelmatigheden. In de sector is een veiligheidscultuur (just culture) ontstaan waarbij het leren van fouten centraal staat. Voor de haven van Rotterdam is wetgeving23 van kracht die verplicht tot het verstrekken van informatie in noodsituaties aan de Minister van Infrastructuur en Milieu. De Minister van Infrastructuur en Milieu kan in dat geval aanwijzingen24 geven.

Bevindingen

De vitale producten of diensten binnen de sector transport zijn divers van aard. In de deelsectoren is sprake van sectorale wet- en regelgeving. Op basis hiervan zijn er reeds uiteenlopende interventiemogelijkheden. Het gaat binnen de sector Transport om de mainports Rotterdam en Schiphol. Bij verdere uitwerking is het dus mogelijk om dit op individueel niveau uit te werken.

6. Financiën (betalingsverkeer)

Wettelijk kader

Binnen de financiële sector bestaat een uitvoerig wettelijk kader op grond van de Wet op het Financieel Toezicht (Wft), het Besluit Prudentiële Regels Wft (Bpr) en het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (Bgfo). In het kader van de beheerste bedrijfsvoering is geregeld dat instellingen «integriteit, voortdurende beschikbaarheid en beveiliging van geautomatiseerde gegevensverwerking waarborgen». Binnen dit wettelijk kader bestaan een meldplicht inzake incidenten die raken aan de «integere uitoefening van het bedrijf», een informatieplicht en een breed palet aan interventiemogelijkheden variërend van het geven van aanwijzingen tot het aanwijzen van een curator.

Bevindingen

Voor de vitale producten binnen de vitale sector Financiën (betalingsverkeer) gelden de uitvoerige wettelijke verplichtingen zoals die bestaan voor de bancaire instellingen in de financiële sector. Binnen de sector worden incidenten met mogelijke ontwrichtende effecten voor de integriteit van het financiële stelsel reeds gemeld bij de toezichthouder.

BIJLAGE 2 OVERZICHT SECTORALE WETGEVING CYBER SECURITY

In onderstaand overzicht is per sector aangegeven welke huidige wettelijke bepalingen er zijn met betrekking tot i) het doen van een melding en het verstrekken van informatie, ii) verplichtingen tot het onder meer treffen van maatregelen en iii) interventiemogelijkheden.

1. Elektriciteit en gas

Electriciteit

Melding en Informatie

  • artikel 7 Elektriciteitswet 1998 (Ew): bevoegdheid Nma tot van producent/leverancier/ netbeheerder verlangen van gegevens en inlichtingen die benodigd zijn voor uitvoering van zijn in wet opgedragen taken; plicht producent/etc. tot medewerking

  • artikel 21, lid 2, Ew: indiening om het jaar van document door netbeheerder bij Nma mbt o.m. kwaliteitsbeheersing, capaciteit

  • artikel 78 Ew: bevoegdheid minister (ELI) bij producent/leverancier/netbeheerder tot verlangen van gegevens en inlichtingen die benodigd zijn ter uitvoering van zijn in wet opgedragen taken; plicht producent/etc. tot medewerking

  • artikel 22, lid 1, Ew: melding door Nma aan minister indien blijkt dat netbeheerder onvoldoende/ondoelmatig kan voorzien in beoogd kwaliteitsniveau of capaciteitsbehoefte

Wettelijke verplichtingen

  • artikel 21, lid 1, Ew: plicht netbeheerder te beschikken over systeem voor beheersing van kwaliteit transportdienst én over voldoende capaciteit om in totale behoefte te voorzien

  • artikel 16 Ew: taak netbeheerder: (o.m.) waarborging veiligheid en betrouwbaarheid van net

  • artikel 68 Ew: plicht producent/leverancier tot bevordering doelmatige en milieuhygiënisch verantwoorde productie

Interventie

  • artikel 5, lid 6, Ew: bevoegdheid Nma tot geven van bindende aanwijzingen ivm naleving van bepaalde bij of krachtens Ew

  • artikel 77h Ew: bevoegdheid Nma tot opleggen van last onder dwangsom bij overtreding van (grootste deel van) bepaalde bij of krachtens Ew, met daaraan voorafgaand eventueel aanwijzing abi artikel 5, lid 6

  • artikel 77i Ew: bevoegdheid NMa tot oplegging van bestuurlijke boete bij overtreding van bepaalde bij of krachtens met name genoemde Ew-artikelen

  • artikel 22, lid 2 en 3, Ew: bevoegdheid minister, na melding door Nma ex artikel 22, lid 1, om netbeheerder op te dragen voorzieningen te treffen tot zekerstelling voldoende/doelmatig transport, met bevoegdheid tot oplegging van last onder bestuursdwang

  • artikel 13, 13a Ew: bevoegdheid minister tot aan netbeheerder opdragen van noodzakelijk geachte voorzieningen bij gebleken onmogelijkheid (o.m.) taak abi artikel 16 Ew uit te voeren, en bij niet voldoen aan die opdracht, bevoegdheid tot verval aanwijzing netbeheerder of aanzegging dat opdrachten van door minister aangewezen persoon moeten worden opgevolgd

NB: Indien wetsvoorstel 32 814 door EK wordt aanvaard (en in werking treedt) wordt de bevoegdheid van de NMa tot het geven van bindende aanwijzingen voortaan (in plaats van in artikel 5, lid 6, Ew) in artikel 5a, lid 3, Ew geregeld.

Gas

Melding en Informatie

  • artikel 8a Gaswet (Gw) jo. artikel 20b Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas: meldplicht voor netbeheerder aan minister (ELI) m.b.t. voorval betreffende gastransportnet met (mogelijke) nadelige gevolgen voor mens of milieu

  • artikel 8, lid 2, Gw: indiening om het jaar van document door netbeheerder bij Nma mbt o.m. capaciteit, veiligheid

  • artikel 9, lid 1, Gw: melding door Nma aan minister indien blijkt dat netbeheerder onvoldoende/ondoelmatig kan voorzien in beoogd kwaliteitsniveau of capaciteitsbehoefte

  • artikel 34 Gw: bevoegdheid minister bij gasbedrijf/netgebruiker tot verlangen van gegevens en inlichtingen die benodigd zijn ter uitvoering van zijn in wet opgedragen taken; plicht gasbedrijf/netbeheerder tot medewerking

  • artikel 35 Gw: zelfde bevoegdheid voor Nma als bedoeld in artikel 34 ten behoeve van uitvoering van zijn in wet opgedragen taken; zelfde medewerkingsplicht

NB: Indien wetsvoorstel 32 814 door EK wordt aanvaard (en in werking treedt) vervallen de artikelen 34 en 35 Gw en wordt eenzelfde informatiebevoegdheid en verstrekkingsplicht voortaan geregeld in de artikelen 1h (minister) en 1g (Nma) Gw.

Wettelijke verplichtingen

  • artikel 8, lid 1, Gw: plicht netbeheerder te beschikken over systeem voor beheersing van (o.m.) betrouwbaarheid en veiligheid van transportdienst én over voldoende capaciteit om in totale behoefte te voorzien

  • artikel 10, 10a Gw: taak netbeheerder/gasopslagbedrijf: (o.m.) waarborging veiligheid en betrouwbaarheid van transportnet/gasopslag

  • artikel 2, lid 1, en 4 Besluit veiligheid lage druk gastransport: plicht netbeheerder bij (o.m.) exploitatie, onderhoud en beheer van gastransportnet om technische en organisatorische maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevergd ter voorkoming van voorvallen met mogelijk nadelige gevolgen voor mens en milieu, idem: veiligheidsmanagementsysteem ter voorkoming van voorvallen en beperking nadelige gevolgen van voorvallen

  • artikel 2, lid 2, Besluit veiligheid etc.: plicht netbeheerder bij voorval met nadelige gevolgen voor mens en milieu zo veel mogelijk nadelige gevolgen te beperken of ongedaan te maken

Interventie

  • artikel 60, lid 2, Gw: bevoegdheid Nma tot geven van bindende aanwijzingen i.v.m. naleving van bepaalde bij of krachtens Gw

  • artikel 60ac Gw: bevoegdheid Nma tot opleggen van last onder dwangsom bij overtreding van (grootste deel van) bepaalde bij of krachtens Gw, met daaraan voorafgaand eventueel aanwijzing abi artikel 60, lid 2

  • artikel 60ad Gw: bevoegdheid Nma tot oplegging van bestuurlijke boete bij overtreding van bepaalde bij of krachtens met name genoemde Gw-artikelen

  • artikel 9, lid 2 en 3, Gw: bevoegdheid minister, na melding door Nma ex artikel 9, lid 1, om netbeheerder op te dragen voorzieningen te treffen tot zekerstelling voldoende/doelmatig gastransport, met bevoegdheid tot oplegging van last onder bestuursdwang

  • artikel 5, 5a Gw: bevoegdheid minister tot aan netbeheerder opdragen van noodzakelijk geachte voorzieningen bij gebleken onmogelijkheid (o.m.) taak abi artikel 10 Gw uit te voeren, en bij niet voldoen aan die opdracht: bevoegdheid tot verval aanwijzing netbeheerder of aanzegging dat opdrachten van door minister aangewezen persoon moeten worden opgevolgd

NB: Indien wetsvoorstel 32 814 door EK wordt aanvaard (en in werking treedt) vervalt artikel 60 en wordt eenzelfde bevoegdheid tot het geven van bindende aanwijzingen voortaan geregeld in artikel 1b, lid 3, Gw; in aanvulling daarop zal dan ook voor minister een dergelijke bevoegdheid worden geregeld. (in artikel 1c, lid 4, Gw)

2. Drinkwater

Melding en Informatie

  • artikel 24, lid 3, Drinkwaterwet (Dww): informatieplicht eigenaar drinkwaterbedrijf (dwb) aan toezichthouder (inspecteur, andere door minister (I&M) aangewezen ambtenaren) bij niet-voldoen aan wettelijke verplichtingen mbt o.m. deugdelijkheid, gezondheid drinkwater

  • artikel 28, lid 3, Dww: idem (collectief leidingnet)

  • artikel 23, 25 Drinkwaterbesluit (Dwb): informatieplicht voor eigenaar dwb aan toezichthouder als drinkwater niet aan deugdelijkheidseisen voldoet («terstond en volledig»)

  • artikel 35, lid 2, Dww: plicht eigenaar dwb tot overleg met inspecteur bij verstoring die kan leiden of heeft geleid tot onderbreking van levering van deugdelijk drinkwater, hetzij langer dan 24 uur, hetzij met gevaar voor volksgezondheid

  • artikel 1, lid 1, Dww: verstoring = uitval of aantasting van watervoorzieningswerken, waardoor continuïteit van levering van deugdelijk drinkwater wordt verbroken of in gevaar komt

  • artikel 49 Dww: plicht eigenaar dwb/collectieve watervoorziening/collectief leidingnet tot onmiddellijke inkennisstelling van toezichthouder mbt omstandigheden die vermoeden/gevaar/beletsel voor naleving van bepaalde bij/krachtens artikel 20 t/m 30 Dww kunnen vormen

  • artikel 51 Dww: bij of krachtens amvb kunnen in belang van volksgezondheid gegevens worden aangewezen die eigenaar dwb verstrekt aan inspecteur

  • artikel 35 e.v. Dwb: inzageverplichting eigenaar voor inspecteur mbt legionellarisicoanalyse en -beheersplan, informatieplicht aan inspecteur bij onjuiste waarden

Wettelijke verplichtingen

  • artikel 3 Dww: (algemeen) zorg voor voldoende en duurzame uitvoering openbare drinkwatervoorziening berust bij eigenaar drinkwaterbedrijf

  • artikel 7 Dww: taken voor eigenaar dwb: (o.m.) instandhouding duurzame openbare drinkwatervoorziening, infrastructuur (productie, distributie), levering drinkwater, borging kwaliteit en duurzaamheid proces en drinkwater

  • artikel 21 Dww jo. artikel 12 e.v. Dwb: zorgplicht eigenaar dwb voor (o.m.) deugdelijk drinkwater, geen gevaar verontreiniging

  • artikel 26 t/m 31 Dww: idem (collectieve watervoorzieningen)

  • artikel 32 Dww jo. artikel 45 Dwb: zorgplicht eigenaar dwb voor waarborging levering drinkwater

  • artikel 33 Dww: zorgplicht eigenaar dwb voor analyse risico verstoringen

  • artikel 34 Dww: plicht eigenaar dwb om op basis van analyse passende maatregelen te nemen ter voorkoming van verstoringen

  • artikel 35, lid 1, Dww: plicht eigenaar dwb tot treffen van onmiddellijke maatregelen bij verstoring voor spoedige opheffing van verstoring

  • artikel 35, lid 3 en 4, Dww: plicht eigenaar dwb (na overleg met inspecteur) tot zorg voor levering nood(drink)water

  • artikel 37 Dww jo. artikel 53 Dwb: plicht eigenaar dwb tot opstellen van leveringsplan, waarin wordt aangegeven hoe wordt voldaan aan uitvoering van verplichtingen abi artikel 32 t/m 35 Dww; inspecteur moet goedkeuren

  • artikel 47 Dwb: plicht eigenaar dwb tot opstellen verstoringsrisicoanalyse

  • artikel 48 Dwb: plicht eigenaar dwb tot vaststellen nooddrinkwaterbehoefte (in overleg met inspecteur) en zorg voor voldoende inzet nooddrinkwatervoorziening

  • artikel 49 Dwb: plicht eigenaar dwb tot zorg voor noodwater-risicoanalyse

  • artikel 50 Dwb: plicht eigenaar dwb tot beschikking over onafhankelijke voorzieningen, die continue levering van deugdelijk drinkwater gedurende ten minste tien dagen waarborgen

  • artikel 52 Dwb: plicht eigenaar dwb tot voortzetting levering bij uitval (onderdeel van) watervoorzieningswerk

Interventie

  • artikel 50 Dww: bevoegdheid minister (I&M) tot toepassing bestuursdwang ter handhaving van Dww en daarop gebaseerde regelgeving

  • artikel 54 Dww: bevoegdheid minister om in geval van buitengewone omstandigheden, zo mogelijk na overleg met eigenaar drinkwaterbedrijf en zo lang omstandigheden dat vereisen, regels te stellen en maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn in belang van veiligstelling van openbare drinkwatervoorziening

  • artikel 41 Dwb: bevoegdheid inspecteur in geval van legionellagevaar noodzakelijke maatregelen voor te schrijven

  • artikel 47 Dwb: bevoegdheid minister tot vaststelling nationale dreigingen, uitwerking in scenario’s en verplichting eigenaar dwb tot opname hiervan in verstoringsrisicoanalyse; bevoegdheid inspecteur tot verzoek aan eigenaar dwb om aanpassing bedoelde analyse en zo nodig geven van aanwijzingen

  • artikel 53, lid 3, Dwb: aanwijzingsbevoegdheid inspecteur mbt herziening leveringsplan

  • artikel 54, lid 1 t/m 3, Dwb: bevoegdheid inspecteur om aan eigenaar dwb om tijdig opstellen en zo nodig aanpassen van leveringsplan te verzoeken, alsmede daartoe aanwijzingen te geven

  • artikel 54, lid 4, Dwb: bevoegdheid minister bij niet opvolgen van verzoek abi lid 1 en 2 ten laste van eigenaar dwb in gevorderde te voorzien

3. Keren en Beheren

Melding en Informatie

  • artikel 3.10, lid 1, Waterwet (Waw): bij of krachtens provinciale verordening kunnen met oog op samenhangend en doelmatig regionaal waterbeheer regels worden gesteld omtrent door besturen van waterschappen te verstrekken informatie

  • artikel 3.10, lid 2, Waw: bij of krachtens amvb kunnen, indien internationale verplichtingen of bovenregionale belangen dat noodzakelijk maken, regels worden gesteld omtrent door besturen van provincies, waterschappen of gemeenten met betrekking tot waterbeheer te verstrekken informatie

  • artikel 3.4, lid 2 en 4, Waterbesluit (Wab): gedeputeerde staten, dagelijks bestuur waterschap en burgemeester en wethouders (b&w) verstrekken minister (I&M), ten aanzien van hun aandeel in waterbeheer, (o.m.) gegevens voor opstellen overstromingsrisicobeheerplannen

  • artikel 3.4, lid 6, Wab: gedeputeerde staten en b&w verstrekken op verzoek van minister ten behoeve van het door hem uit te oefenen toezicht op waterbeheer, bij dat verzoek omschreven gegevens

  • artikel 3.4, lid 5, Wab: dagelijks bestuur waterschap en b&w verstrekken gedeputeerde staten, ten aanzien van hun aandeel in waterbeheer, gegevens nodig voor overstromingsgevaar- en overstromingsrisicokaarten

  • artikel 3.12, lid 4, Waw: plicht gedeputeerde staten tot melding aan minister van gebruikmaking van bevoegdheid tot inplaatsstelling ex artikel 3.12, lid 1, Waw

  • artikel 121e, lid 1, Provinciewet (Pw; na inwtr. wv. 32 389 dat op 22/5/12 door EK is aanvaard): provinciebestuur verschaft minister wie het aangaat alle informatie die nodig is voor uitvoering van besluit tot inplaatsstelling ex artikel 121 Pw

  • artikel 124g, lid 1, Gemeentewet (Gw; na inwtr. wv. 32 389): zelfde verplichting voor gemeentebestuur ten opzichte van gedeputeerde staten in geval van besluit tot inplaatsstelling ex artikel 124 Gw

  • artikel 3.3 Waw: minister draagt zorg voor beschikbaarheid van informatie, waarschuwingen, etc. aan desbetreffende beheerders van primaire waterkeringen en colleges van gedeputeerde staten, in belang van tijdig nemen van maatregelen bij hoog water dat gevaar voor tot directe kering van buitenwater bestemde primaire waterkering kan opleveren

  • artikel 5.30, lid 2, Waw: plicht bestuur waterschap tot melding aan gedeputeerde staten van gebruikmaking bevoegdheid ex artikel 5.30, lid 1, Waw

Wettelijke verplichtingen

  • artikel 3.1 Waw jo. artikel 3.1 en 3.2 Wab jo. bijlage II en III bij Wab: beheer van in bijlagen bij Wab genoemde oppervlaktelichamen en waterkeringen, plus zijwateren en ondersteunende kunstwerken, berust bij Rijk

  • artikel 3.2 Waterregeling: (o.m.) waterkwantiteitsbeheer en waterstaatkundig beheer van in artikel 3.1, lid 1, Wab bedoelde oppervlaktewaterlichamen, voor zover gelegen binnen grenzen bedoeld in bijlagen bij Waterregeling, berust bij Rijk

  • artikel 3.2 Waw: beheer voor niet bij Rijk in beheer zijnde watersystemen (= waterkeringen, oppervlaktelichamen, etc.) berust bij andere overheidslichamen (bv. waterschappen) die bij provinciale verordening worden aangewezen

  • artikel 2.1, lid 1, Waw: toepassing Waw gericht op (o.m.) voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste

  • artikel 3.7, lid 1, Waw: beheerders van binnen hetzelfde stroomgebieddistrict gelegen watersystemen stellen, voor zover nodig met oog op samenhangend en doelmatig waterbeheer, waterakkoorden vast waarin zij beheersgebied overstijgende aspecten van beheer ten opzichte van elkaar regelen

  • artikel 3.8 en 3.9 Waw: waterschappen en gemeenten dragen zorg voor met oog op doelmatig en samenhangend waterbeheer benodigde afstemming; provincies hebben toezicht op alle primaire waterkeringen in provincie

  • artikel 5.3 Waw: plicht beheerder ten aanzien van waterstaatswerken (= waterkering, oppervlaktewaterlichaam, etc.) tot nemen van nodige maatregelen voor veilig en doelmatig gebruik daarvan

  • artikel 5.29, lid 1, jo. artikel 5.28, lid 1, Waw: plicht beheerder tot zorg dragen voor houden van oefeningen in doeltreffend optreden bij gevaar (= omstandigheden waardoor goede staat van waterstaatswerken onmiddellijk en ernstig gevaar in ongerede is of dreigt te raken); plicht beheerder tot vaststellen calamiteitsplan voor onder beheer zijnde waterstaatswerken

  • artikel 8.1 Waw: beheerder heeft taak zorg te dragen voor bestuursrechtelijke handhaving van (o.m.) hoofdstuk 5 Waw voor zover betrekking hebbend op door hem beheerde watersystemen

  • artikel 103 jo. artikel 1 en 2 Waterstaatswet 1900: beheer van waterstaatswerken Rijk, anders dan bedoeld in Waw, kan, bij wet of koninklijk besluit, bij anderen in beheer worden gebracht; gedeputeerde staten kunnen waterstaatswerken, anders dan bedoeld in Waw, in beheer bij anderen dan Rijk in beheer van provincie brengen

  • artikel 158, lid 1, Provinciewet (Pw): bevoegdheid gedeputeerde staten tot toezicht houden op waterstaatswerken, voor zover niet anderen opgedragen of in beheer bij Rijk

  • artikel 1 Waterschapswet (Wsw): taak waterschap betreft (o.m.) zorg voor watersysteem

  • artikel 3.6 Waw: zorg gemeenteraad/college tot treffen van maatregelen ter voorkoming of beperking van structureel nadelige gevolgen van grondwaterstand voor bestemming van grond, voor zover dat doelmatig is en niet tot zorg van provincie of waterschap behoort

Interventie

  • artikel 3.13, lid 1, Waw: bevoegdheid minister om, als internationale verplichtingen of bovenregionale belangen dat noodzakelijk maken, gedeputeerde staten of bestuur van waterschap aanwijzing te geven omtrent uitoefening van taken of bevoegdheden in kader van waterbeheer

  • artikel 3.13, lid 3, Waw (tot inwtr. wv. 32 389): bevoegdheid minister, wanneer gedeputeerde staten of bestuur van waterschap krachtens eerste lid gevorderde beslissing niet (naar behoren) neemt, namens dat bestuur en ten laste van openbaar lichaam daarin te voorzien

  • artikel 121, lid 1, Pw (na inwtr. wv. 32 389): minister wie het aangaat besluit, wanneer (o.m.) gedeputeerde staten bij of krachtens andere dan deze wet (bv. Waterwet) gevorderde beslissing of handeling niet (naar behoren) neemt of verricht, of anderszins bij of krachtens andere dan deze wet gevorderd resultaat niet (tijdig, naar behoren) tot stand brengt, daarin namens (o.m.) gedeputeerde staten ten laste van provincie te voorzien

  • artikel 121a Pw (na inwtr. wv. 32 389): bij uitvoering van besluit tot inplaatsstelling beschikt minister wie het aangaat over bevoegdheden waarover (o.m.) gedeputeerde staten krachtens deze en andere in artikel 121, lid 1, bedoelde wet beschikken

  • artikel 132 Pw (tot inwtr. wv. 32 389): bevoegdheid minister BZK tot oplegging van last onder bestuursdwang bij toepassing van artikel 121 Pw

  • artikel 3.13, lid 3, Waw (na inwtr. wv. 32 389): bevoegdheid minister, wanneer bestuur van waterschap krachtens eerste lid gevorderde beslissing of handeling niet (naar behoren) neemt of verricht, daarin ten laste van waterschap te voorzien

  • artikel 3.12, lid 1, Waw: bevoegdheid gedeputeerde staten om, als samenhangend en doelmatig regionaal waterbeheer dat vordert, bestuur van waterschap aanwijzing te geven omtrent uitoefening van taken of bevoegdheden

  • artikel 3.12, lid 4, Waw: bevoegdheid gedeputeerde staten, wanneer bestuur van waterschap krachtens eerste lid gevorderde beslissing niet (naar behoren) neemt, namens bestuur en ten laste van waterschap daarin te voorzien

  • artikel 122 Pw: bevoegdheid gedeputeerde staten tot oplegging van last onder bestuursdwang, indien last dient tot handhaving van regels welke provinciebestuur uitvoert

  • artikel 5.30, lid 1, jo. artikel 5.28, lid 1, Waw: bevoegdheid beheerder om bij gevaar (= omstandigheden waardoor goede staat van waterstaatswerken onmiddellijk en ernstig in ongerede is of dreigt te raken), zo nodig in afwijking van wettelijke voorschriften (maar niet in strijd met Grondwet of internationaalrechtelijke verplichtingen) nodige maatregelen te treffen

  • artikel 5.31, lid 1 en 2, Waw: bevoegdheid gedeputeerde staten (of bij spoed: commissaris der koningin), als bestuur van waterschap niet (voldoende) optreedt bij gevaar, overeenkomstige toepassing te geven aan artikel 3.12, lid 1, Waw

  • artikel 5.31, lid 3, Waw: bevoegdheid minister, als gedeputeerde staten (of commissaris der koningin) niet (voldoende) gebruik maken van bevoegdheid ex artikel 5.31, lid 1 en 2, Waw, overeenkomstige toepassing te geven aan artikel 3.13 Waw

  • artikel 60, lid 2, jo. artikel 70 Wsw: gedeputeerde staten voorzien, wanneer bestuur van waterschap door wet/amvb/provinciale verordening gevorderde beslissing niet (naar behoren) neemt, daarin ten laste van waterschap; oplegging van last onder bestuursdwang vindt in dit geval plaats door gedeputeerde staten ten laste van waterschap

  • artikel 124, lid 1, Gw (incl. wv. 32 389): gedeputeerde staten besluiten, wanneer (o.m.) b&w bij of krachtens andere dan deze wet gevorderde beslissing of handeling niet (naar behoren) neemt of verricht, of anderszins bij of krachtens andere dan deze wet gevorderd resultaat niet (tijdig, naar behoren) tot stand brengt, daarin namens (o.m.) b&w ten laste van gemeente te voorzien

  • artikel 124a Gw (na inwtr. wv. 32 389): minister wie het aangaat kan (in overeenstemming met minister van BZK), indien hij van oordeel is dat toepassing van artikel 124, lid 1, Gw uit oogpunt van zwaarwegend algemeen belang gewenst is, gedeputeerde staten verzoeken aan artikel 124, lid 1, toepassing te geven; indien gedeputeerde staten niet binnen bepaalde termijn toepassing geven aan artikel 124, lid 1, gaat bevoegdheid ex artikel 124, lid 1, over op minister wie het aangaat

  • artikel 124c Gw (na inwtr. wv. 32 389): bij uitvoering van besluit tot inplaatsstelling beschikken gedeputeerde staten over bevoegdheden waarover (o.m.) b&w krachtens deze en andere in artikel 124, lid 1, bedoelde wet beschikt

  • artikel 61 Wsw: bevoegdheid waterschapsbestuur tot oplegging van last onder bestuursdwang

  • artikel 125 Gw: bevoegdheid gemeentebestuur tot oplegging van last onder bestuursdwang

  • artikel 8.5 Waw: bevoegdheid minister tot toepassen van bestuursdwang ter handhaving van bij of krachtens deze wet bepaalde in gevallen waarin hem zorg voor bestuursrechtelijke handhaving daarvan is opgedragen

  • artikel 7 Wet beheer rijkswaterstaatswerken: bevoegdheid minister tot oplegging last onder bestuursdwang ter handhaving van bij of krachtens deze wet bepaalde

4. Telecom

Melding en Informatie

  • artikel 11a.2, lid 1, Telecommunicatiewet (Tcw; na inwtr. wv. 32 549 dat op 8/5/12 door EK is aanvaard): meldplicht voor aanbieder openbare elektronische communicatienetwerk/-diensten (oec) aan minister (ELI) mbt inbreuken op veiligheid c.q. verlies van integriteit waardoor in belangrijke mate onderbreking continuïteit van netwerk/-diensten

  • artikel 11a.2, lid 2 Tcw (na inwtr. wv. 32 549) plicht aanbieder oec tot verstrekking aan minister van alle informatie die nodig is om veiligheid en integriteit van netwerk/diensten te beoordelen

  • artikel 11a.2, lid 4 Tcw (na inwtr. wv. 32 549) grondslag mogelijkheid nadere regels mbt lid 1 en 2 én aanwijzing inbreuken/verliezen abi lid 1 waarvan minister in elk geval in kennis moet worden gesteld

  • artikel 11.3a, lid 1 en 3, Tcw (na inwtr. wv. 32 549): meldplicht aanbieder oec aan Opta mbt inbreuk op beveiliging abi artikel 11.3 Tcw met nadelige gevolgen voor bescherming van verwerkte persoonsgegevens

  • artikel 18.7 Tcw: bevoegdheid minister c.q. Opta om voor juiste uitvoering van bepaalde bij of krachtens Tcw van een ieder altijd inlichtingen te vorderen voor zover dit redelijkerwijs voor taakvervulling nodig is; plicht voor een ieder tot onverwijld geven van gevorderde inlichtingen

Wettelijke verplichtingen

  • artikel 11a.1, lid 1, Tcw (na inwtr. wv. 32 549): plicht aanbieder oec tot nemen van passende technische en organisatorische maatregelen om risico’s voor veiligheid en integriteit netwerk/diensten te beheersen

  • artikel 11a.1, lid 2, Tcw (na inwtr. wv. 32 549): plicht aanbieder openbare telefoondiensten of daartoe bestemd openbaar elektronisch communicatienetwerk tot nemen van alle noodzakelijke maatregelen om beschikbaarheid van openbare telefoondiensten zo volledig mogelijk te waarborgen in geval van technische storing of uitval van elektriciteitsnetwerk

  • artikel 11.2 Tcw: zorgplicht aanbieder oec bescherming persoonsgegevens (en persoonlijke levenssfeer) van gebruikers van netwerk/diensten

  • artikel 11.2a Tcw (na inwtr. wv. 32 549): zorgplicht aanbieder oec voor vertrouwelijke karakter van communicatie en daarmee verband houdende gegevens via netwerk/diensten

  • artikel 11.3 Tcw (incl. wv. 32 549): plicht aanbieder oec tot in belang van bescherming persoonsgegevens treffen van passende technische en organisatorische maatregelen ten behoeve van veiligheid en beveiliging van netwerk/diensten

  • artikel 14.6 Tcw jo. artikel 2 en 3 Regeling voorbereiding buitengewone omstandigheden sector telecommunicatie 2007: plicht aanbieder oec tot nemen van organisatorische en personele maatregelen mbt voorbereiding van verzorgen van elektronisch transport van gegevens in buitengewone omstandigheden

  • artikel 6.5 Tcw (na inwtr. wv. 32 549): zorgplicht aanbieders oec mbt toegang tot bepaalde nummers voor eindgebruikers in EU

  • artikel 7.7, lid 3, Tcw (incl. wv. 32 549): plicht aanbieders van openbare telefoonnetwerk/-diensten tot treffen van voorzieningen die noodzakelijk zijn om ononderbroken toegang tot alarmnummers te waarborgen

  • artikel 7.4a Tcw (na inwtr. wv. 32 549): plicht aanbieders oec om internettoegangsdiensten niet te belemmeren of vertragen, tenzij dit noodzakelijk is ivm beperking congestie of ten behoeve van integriteit en veiligheid van netwerk/dienst

Interventie

  • artikel 11a.1, lid 5, Tcw (na inwtr. wv. 32 549): bevoegdheid minister tot opleggen van verplichting aan aanbieder oec om binnen bepaalde termijn technische of organisatorische maatregel te treffen mbt veiligheid en integriteit van netwerk/diensten

  • artikel 11a.1, lid 6, Tcw (na inwtr. wv. 32 549): bevoegdheid minister om aanbieder van oec verplichting op te leggen binnen bepaalde termijn veiligheidscontrole door deskundige te laten uitvoeren

  • artikel 14.1, lid 1 (na inwtr. wv. 32 549), Tcw: bevoegdheid minister (met minister BuiZa) om in bijzondere omstandigheden ivm handhaving van internationale rechtsorde/-betrekkingen aanbieders van oec aanwijzingen te geven mbt verzorging van telecommunicatie van/naar buitenland

  • artikel 14.1, lid 2, Tcw (na inwtr. wv. 32 549): bevoegdheid minister (met minister V&J) om aanwijzingen aan aanbieder van oec te geven mbt (o.m.) waarborgen van communicatie tussen/met hulpdiensten/overheidsinstanties tijdens rampen/noodsituaties

  • artikel 14.4 Tcw jo. artikel 14.2 Tcw: bevoegdheid minister, indien buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, om aan aanbieders van oec aanwijzingen te geven mbt instandhouding en exploitatie van netwerk, verzorging en gebruik van diensten, etc.; vergt voor inwerkingstelling KB, op voordracht van minister-president

  • artikel 14.4 Tcw jo. artikel 7 en 8 Coördinatiewet uitzonderingstoestanden: zelfde ministeriële bevoegdheid in geval van beperkte of algemene noodtoestand; vergt voor inwerkingstelling KB, op voordracht van minister-president

  • artikel 15.2, lid 1, jo. artikel 15.1, lid 1 Tcw (incl. wv. 32 549): bevoegdheid minister tot oplegging van last onder bestuursdwang ter handhaving van verplichtingen gesteld bij of krachtens bepaalde in (o.m.) hoofdstuk 14 en artikelen 11a.1 en 11a.2 Tcw

  • artikel 15.2, lid 2, jo. artikel 15.1, lid 3, Tcw: zelfde bevoegdheid voor Opta ter handhaving van verplichtingen gesteld bij of krachtens andere Tcw-bepalingen

  • artikel 15.2, lid 4, Tcw: spoedeisende bestuursdwang abi artikel 5:31 Algemene wet bestuursrecht in elk geval als ernstige en directe bedreiging voor openbare orde/-veiligheid/ volksgezondheid of als ernstige economische of bedrijfstechnische problemen andere aanbieders

  • artikel 15.4 Tcw: bevoegdheid minister c.q. Opta tot oplegging van bestuurlijke boete bij overtreding van in artikel 15.1 bedoelde regels

  • artikel 15.2a Tcw: bevoegdheid minister c.q. Opta om bij ernstige en herhaaldelijke overtreding van in artikel 15.1 bedoelde verplichtingen, als maatregelen ex artikel 15.2 en 15.4 hebben gefaald, aanbieder oec voor redelijke termijn te verbieden nog langer elektronische communicatienetwerk/-diensten aan te bieden

  • artikel 18.9 Tcw: bevoegdheid minister (met minister V&J dan wel BZK) om aanbieders van oec aanwijzingen te geven mbt (o.m.) instandhouding/exploitatie van netwerk/diensten ter beëindiging van strafbaar gedrag dan wel indien veiligheid van staat hiertoe noodzaakt

5. Mainports Rotterdam en Schiphol

Schiphol

Melding en Informatie

  • artikel 7.1 Wet luchtvaart (Wlv): plicht tot melding van voorvallen ex artikel 1.1 Wlv aan minister (I&M)

  • artikel 1.1 Wlv jo. artikel 3, onder a en k, richtlijn nr. 94/56/EG: voorval = operationele onderbreking, defect, fout of andere onregelmatigheid, waardoor vliegveiligheid wordt of kan worden beïnvloed, zonder dat sprake is van ongeval (= met gebruik van luchtvaartuig verband houdend voorval waarbij dodelijke/ernstige verwonding, schade/structureel defect luchtvaartuig, of vermissing/volledige onbereikbaarheid luchtvaartuig) of ernstig incident (= incident onder omstandigheden die erop wijzen dat bijna ongeval heeft plaatsgevonden; bv.: bijna-botsing, uitval systemen verplicht voor vluchtleiding en navigatie)

  • artikel 1 Besluit melding voorvallen in de burgerluchtvaart: verplicht tot melding ex artikel 7.1 Wlv zijn (o.m.) bedrijfsleider Schiphol, luchtverkeersleiders en verleners van luchtvaartnavigatiediensten

  • artikel 11.25 Wlv: geen rechtsvordering/bestuurlijke sanctie bij onopzettelijke/onachtzame overtreding van wettelijk voorschrift, indien daarvan kennis is verkregen door melding ex artikel 7.1 Wlv, tenzij sprake is van grove nalatigheid mbt voorval

  • artikel 5.42 Wlv: bestuur LVNL verstrekt minister desgevraagd de voor uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen; minister kan ook inzage vorderen voor zover redelijkerwijs voor taakvervulling nodig

NB: als wetsvoorstel 33 250 door TK en EK wordt aanvaard en in werking treedt, volgt thans in artikel 5.42 Wlv bepaalde alsdan uit Kaderwet zbo’s

Wettelijke verplichtingen

  • artikel 8.25a Wlv: N.V. Luchthaven Schiphol (NVSch) verplicht tot exploitatie van luchthaven en tot treffen, met inachtneming van artikel 8.3, van voorzieningen die nodig zijn voor goede afwikkeling van luchthavenluchtverkeer en daarmee samenhangend personen- en goederenvervoer

  • artikel 8.18 Wlv: NVSch, verleners luchtverkeersdiensten bevorderen goede verloop van luchthavenverkeer overeenkomstig luchthavenverkeersbesluit, en treffen daartoe redelijkerwijs te vergen voorzieningen om belasting vanwege luchthavenverkeer grenswaarden tav (o.m.) veiligheid niet te laten overschrijden

  • artikel 8.3 Wlv: uitoefening bevoegdheden in arttt. 8.1b t/m 8.40 Wlv is gericht op bevorderen van optimaal gebruik luchthaven Schiphol, met inachtneming van o.m. met oog op veiligheid noodzakelijke grenzen

  • artikel 5.12 Wlv: luchtverkeersdiensten worden verleend in belang van algemene luchtverkeersveiligheid alsmede veilig en vlot verloop van luchtverkeer

  • artikel 5.14 e.v. Wlv: verlening luchtverkeersdiensten geschiedt (o.m.) door LVNL

  • artikel 5.23 Wlv: LVNL is, ter bevordering van zo groot mogelijke veiligheid van luchtverkeer in vluchtinformatiegebied A’dam, belast met taken als verlenen van luchtverkeersdiensten en van communicatie-/navigatie-/plaatsbepalingsdiensten

Interventie

  • artikel 11.15 Wlv: bevoegdheid minister tot opleggen van last onder bestuursdwang ter handhaving van (merendeel van) bij of krachtens gestelde verplichtingen

  • artikel 11.16 Wlv: bevoegdheid minister tot opleggen van bestuurlijke boete bij overtreding van (o.m.) artikel 7.1, lid 1, Wlv

  • artikel 8.25c Wlv: bevoegdheid minister tot geven aan NVSch van aanwijzing om maatregelen te treffen ter voorkoming van wanbeheer in geval van ernstig vermoeden daarvan waardoor continuïteit van luchthaven in gevaar wordt gebracht

  • artikel 8.25b Wlv: bevoegdheid minister om vergunning NVSch in te trekken in geval van bovenbedoeld wanbeheer

  • artikel 11.2b Wlv: bevoegdheid minister om ten behoeve van toezicht op naleving van artikel 8.25a onderzoek in te stellen bij NVSch

  • artikel 8a.5 Wlv: bevoegdheid minister tot schorsing veiligheidscertificaat (van NVSch) indien veiligheid luchthaven niet is gewaarborgd

  • artikel 5.45 Wlv: minister kan, als LVNL taak niet (naar behoren) vervult, na overleg noodzakelijke voorzieningen treffen

  • artikel 9.1 Wlv: bevoegdheid minister (met ministers van BZK en Defensie) om LVNL aanwijzingen te geven mbt verzorgen van luchtverkeersbeveiliging, in bijzondere omstandigheden in geval van ernstige verstoring van binnenlandse openbare orde of veiligheid

  • artikel 9.3 jo. artikel 9.2 Wlv: bevoegdheid minister om LVB-organisatie aanwijzingen te geven, ingeval buitengewone omstandigheden daartoe noodzaken; vergt voor inwerkingstelling KB, op voordracht van minister-president

  • artikel 9.3 Wlv jo. artikel 7 en 8 Coördinatiewet uitzonderingstoestanden: zelfde ministeriële bevoegdheid in geval van beperkte of algemene noodtoestand; vergt voor inwerkingstelling KB, op voordracht van minister-president

  • artikel 8.22 Wlv: inspecteur-generaal schrijft maatregelen voor ter terugdringing van belasting vanwege luchthavenverkeer binnen grenswaarden in geval van overschrijding

  • artikel 60 jo. artikel 57 Luchtvaartwet: bevoegdheid minister van Defensie tot geven van aanwijzingen aan rechthebbenden ten aanzien van luchtvaartterreinen met betrekking tot gebruik/beheer van die terreinen, ingeval buitengewone omstandigheden daartoe noodzaken; vergt voor inwerkingstelling KB, op voordracht van minister-president

  • artikel 60 Luchtvaartwet jo. artikel 7 en 8 Coördinatiewet uitzonderingstoestanden: zelfde bevoegdheid in geval van beperkte of algemene noodtoestand; vergt voor inwerkingstelling KB, op voordracht van minister-president

NB: als wetsvoorstel 33 250 door TK en EK wordt aanvaard en in werking treedt, volgt thans in artikel 5.45 bepaalde alsdan uit Kaderwet zbo’s

Haven Rotterdam

Melding en Informatie

  • artikel 12 Havennoodwet: verplichting autoriteiten, lichamen en personen, belast met bestuur of beheer van haven, om minister (I&M) inlichtingen te verstrekken, die voor uitvoering van deze wet van hen worden verlangd en tot verschaffen waarvan zij feitelijk in staat zijn

Interventie

  • artikel 6 en 8 jo. artikel 2 Havennoodwet: bevoegdheid minister I&M tot geven van aanwijzingen «in ’s Lands belang» met betrekking tot gebruik van havens, alsmede tot regelen/beperken/verbieden van toegang tot, verkeer binnen en verlaten van havens, ingeval buitengewone omstandigheden daartoe noodzaken; vergt voor inwerkingstelling KB, op voordracht van minister-president

  • artikel 6 jo. 8 Havennoodwet jo. artikel 7 en 8 Coördinatiewet uitzonderingstoestanden: zelfde ministeriële bevoegdheden in geval van beperkte of algemene noodtoestand; vergt voor inwerkingstelling KB, op voordracht van minister-president

  • artikel 7 Havennoodwet: bevoegdheid minister tot oplegging van last onder bestuursdwang ter handhaving van krachtens artikel 6 en 8 opgelegde verplichtingen

  • artikel 37a, lid 1, jo. artikel 37 Scheepvaartverkeerswet: bevoegdheid minister tot treffen van maatregelen in belang van ordelijk verloop van scheepvaartverkeer, ingeval buitengewone omstandigheden daartoe noodzaken; vergt voor inwerkingstelling KB, op voordracht van minister-president

  • artikel 37a, lid 1, Scheepvaartverkeerswet jo. artikel 7 en 8 Coördinatiewet uitzonderingstoestanden: zelfde ministeriële bevoegdheid in geval van beperkte of algemene noodtoestand; vergt voor inwerkingstelling KB, op voordracht van minister-president

  • artikel 37a, lid 2, Scheepvaartverkeerswet: bevoegdheid minister tot oplegging van last onder bestuursdwang ter handhaving van krachtens artikel 37, lid 1, getroffen maatregelen

6. Financiële ondernemingen (betalingsverkeer)

Melding en Informatie

  • artikel 1:74 Wet op het financieel toezicht (Wft): toezichthouder kan ten behoeve van toezicht op naleving van bij of krachtens die wet gestelde regels van een ieder inlichtingen vorderen

  • artikel 3:10, lid 3, Wft: financiële onderneming, zoals bank, verstrekt toezichthouder informatie over incidenten verband houdend met integere uitoefening van bedrijf (belangenverstrengeling, etc.)

  • artikel 4:11, lid 4, Wft: zelfde plicht als artikel 3:10, lid 3, Wft voor andere instellingen

  • artikel 1 Besluit prudentiële regels Wft (Bpr): incident: gedraging of gebeurtenis die een ernstig gevaar vormt voor de integere uitoefening van het bedrijf van de desbetreffende financiële onderneming

  • artikel 12, lid 3, Bpr: financiële onderneming, zoals bank, meldt incidenten onverwijld aan de toezichthouder

  • artikel 1 Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (Bgfo): zelfde definitie «incident»

  • artikel 19, lid 3, 24, lid 3, en 29, lid 3, Bgfo: zelfde meldplicht als artikel 12, lid 3, Bpr voor andere instellingen

Wettelijke verplichtingen

  • artikel 3:10 Wft: financiële onderneming, zoals bank, voert een adequaat beleid dat een integere uitoefening van bedrijf (tegengaan belangenverstrengeling, etc.) waarborgt

  • artikel 3:17, lid 1, Wft: financiële onderneming, zoals bank, richt de bedrijfsvoering zodanig in dat dat deze beheerste en integere uitoefening van het bedrijf waarborgt

  • artikel 3:17, lid 2, onder a, b en c, Wft: bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het eerste lid, betrekking hebbend op (a) het beheersen van bedrijfsprocessen en bedrijfsrisico’s, (b) integriteit (tegengaan belangenverstrengeling, etc.) en (c) de soliditeit van de financiële onderneming (beheersing risico’s die soliditeit kunnen aantasten).

integere uitoefening van het bedrijf

  • artikel 1 Bpr: integriteitsrisico: gevaar voor aantasting van reputatie of bedreiging van vermogen of resultaat van de financiële onderneming als gevolg van ontoereikende naleving van hetgeen bij of krachtens enig wettelijk voorschrift is voorgeschreven

  • artikel 10 Bpr: financiële onderneming, zoals bank, draagt zorg voor systematische analyse van integriteitsrisico’s

  • artikel 12, lid 1 en 2, Bpr: financiële onderneming, zoals bank, beschikt in kader van integere uitoefening van bedrijf over procedures en maatregelen met betrekking tot de omgang met incidenten en neemt naar aanleiding van een incident maatregelen die gericht zijn op beheersing van de opgetreden risico’s en het voorkomen van herhaling

  • artikel 19, lid 1 en 2, 24, lid 1 en 2, en 29, lid 1 en 2, Bgfo: idem als artikel 12, lid 1 en 2, Bpr voor andere instellingen

beheerste uitoefening van het bedrijf

  • artikel 20, lid 1, Bpr: financiële onderneming, zoals bank, beschikt over een informatiesysteem dat effectieve beheersing van bedrijfsprocessen en risico’s mogelijk maakt

  • artikel 20, lid 2, Bpr: financiële onderneming, zoals bank, beschikt over procedures en maatregelen om integriteit, voortdurende beschikbaarheid en beveiliging van geautomatiseerde gegevensverwerking te waarborgen

  • artikel 23 Bpr: financiële onderneming, zoals bank, voert beleid gericht op beheersing van relevante risico’s en vastlegging daarvan in procedures en maatregelen (onder meer voor noodsituaties)

  • artikel 23c Bpr: procedures en maatregelen, bedoeld in artikel 23, die zijn gericht op beheersen van operationeel risico zijn ook gericht op zelden voorkomende, zeer ernstige gebeurtenissen

  • artikel 30, lid 4, Bgfo: idem als artikel 20, lid 2, Bpr voor andere instellingen

  • artikel 4 en 5 Bankwet 1998: DNB heeft tot taak (o.m.) toezicht op financiële instellingen uit te oefenen en goede werking van betalingsverkeer te bevorderen; bevoegdheid daartoe benodigde werkzaamheden te verrichten

Interventie

  • artikel 1:75 Wft: bevoegdheid toezichthouder om financiële onderneming die niet voldoet aan bij of krachtens wet bepaalde, door geven van aanwijzing te verplichten binnen gestelde termijn bepaalde gedragslijn te volgen

  • artikel 1:76 Wft: toezichthouder kan curator benoemen ten aanzien van (organen, vertegenwoordigers van) een financiële onderneming, indien die financiële onderneming niet voldoet aan wettelijke verplichtingen, met dien verstande dat hiertoe slechts kan worden besloten indien (a) niet (volledig) aan aanwijzing als bedoeld in artikel 1:75 gevolg is gegeven, (b) de overtreding een adequate functionering van de financiële onderneming ernstig in gevaar brengt, of (c) de overtreding belangen van consumenten/cliënten ernstig in gevaar brengt

  • artikel 1:79 Wft: bevoegdheid toezichthouder tot opleggen van last onder dwangsom bij overtreding van bepaalde wettelijke verplichtingen

  • artikel 1:80 Wft: bevoegdheid toezichthouder tot opleggen van bestuurlijke boete bij overtreding van bepaalde wettelijke verplichtingen

  • artikel 7 jo. artikel 2 Noodwet financieel verkeer: bevoegdheid minister (Fin) noodgeld in omloop te brengen, ingeval buitengewone omstandigheden daartoe noodzaken; vergt voor inwerkingstelling KB, op voordracht van minister-president

  • artikel 7 Noodwet financieel verkeer jo. artikel 7 en 8 Coördinatiewet uitzonderingstoestanden: zelfde ministeriële bevoegdheid in geval van beperkte of algemene noodtoestand; vergt voor inwerkingstelling KB, op voordracht van minister-president

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


X Noot
1

Zie Kamerstukken 2011/2012, 26 643, nr. 202.

X Noot
2

Zie Kamerstukken 2011/2012, 26 643, nr. 220.

X Noot
3

Electriciteit, gas, drinkwater, telecom, keren en beheren oppervlaktewater en transport (mainports Rotterdam en Schiphol).

X Noot
4

Uit het instellingsbesluit MCCb. Staatscourant 2012, nr. 9310, 14 mei 2012.

X Noot
5

Onder andere op basis van de DigiNotar crisis zijn deze bevoegdheden bij een eerste inventarisatie naar voren gekomen.

X Noot
6

Voor toezichthouders geldt onder meer deze bevoegdheid al ingevolge titel 5.2 van de Algemene Wet Bestuursrecht.

X Noot
7

Wanneer de plicht om maatregelen te nemen om de continuïteit te borgen niet wordt nagekomen door desbetreffende organisatie, kan de overheid middels een ministeriële aanwijzing met een last onder bestuursdwang, afdwingen de nodige maatregelen te nemen.

X Noot
8

Deze functionaris ziet erop toe dat maatregelen worden genomen die nodig zijn met het oog op het voorkomen van (potentieel) maatschappelijke ontwrichting.

X Noot
9

Zie het Koninklijk Besluit tijdelijke herindeling ministeriële taken bij terroristische dreiging.

X Noot
10

Deze voorbeelden zijn geïnspireerd op scenario’s uit de Nationale Risico Beoordeling 2010.

X Noot
11

Op basis van art 8a Gw.

X Noot
12

Op basis van art 34 en 35 Gw en art 7 en 78 Ew.

X Noot
13

Art.35, 49 Dww.

X Noot
14

Art. 3.3 Waw, 3.4 Wab en 3.12 Waw.

X Noot
15

Artikel 3.10, lid 2, Waw.

X Noot
16

Art 11.a2 en 11.3a Tw.

X Noot
17

Art 11.3 en 11.a1 Tw.

X Noot
18

Art 11a.2, 18.7 Tw.

X Noot
19

Art 11a.1, hoofdstuk 14 en art 18.9 Tw.

X Noot
20

Wetsvoorstel nr. 32 549 is op 8 mei 2012 door de Eerste Kamer aangenomen.

X Noot
21

Voor Schiphol de Wet luchtvaart (Wlv), voor de haven Rotterdam de Havennoodwet.

X Noot
22

Op basis van artikel 1.1 Wlv jo. artikel 3.

X Noot
23

Op basis van artikel 12 Havennoodwet.

X Noot
24

Op basis van artikel 6 en artikel 8 van de Havennoodwet.

Naar boven