Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 januari 2012
Op initiatief van het lid Van Toorenburg (CDA) is mij verzocht uw Kamer schriftelijk
te informeren omtrent de berichtgeving dat gerechtsdeurwaarders te veel rente in rekening
zouden brengen (Algemeen Dagblad, 14 januari 2012).
In bedoelde berichtgeving wordt gerechtsdeurwaarders verweten aan schuldenaren een
te hoog bedrag aan rente in rekening te brengen. Er wordt gesuggereerd dat dit op
grote schaal en gedurende een langere periode aan de gang is. Een fout in de door
gerechtsdeurwaarders gebruikte software voor onder meer renteberekening zou daarvan
de oorzaak zijn. Directe aanleiding voor dit artikel zijn een tweetal individuele
zaken. In de eerste zaak heeft in 2005 de tuchtrechter in appèl uitspraak gedaan (LJN:
AT6027, Gerechtshof Amsterdam, 187/2002 GDW). In deze zaak is vastgesteld dat door
toepassing van een bepaald automatiseringspakket er fouten in de renteberekening zijn
gemaakt, waarvoor de betrokken gerechtsdeurwaarders verantwoordelijk werden gehouden.
Betrokken gerechtsdeurwaarders zijn hiervoor door de tuchtrechter berispt en de gebruikte
software is aangepast. De tweede zaak is thans nog onder de tuchtrechter.
Deze berichtgeving neem ik zeer serieus. Ik hecht er aan te benadrukken dat gerechtsdeurwaarders
niet alleen bij de hen opgedragen ambtshandelingen, zoals het leggen van beslag of
het uitbrengen van dagvaardingen, maar ook bij het incasseren van geldvorderingen
met de daarbij behorende rente, de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht dienen
te nemen. Daarbij behoort uiteraard ook een correcte renteberekening. Uitgangspunt
hierbij is dat rente volgens de wet berekend moet worden en dat de gerechtsdeurwaarder
verantwoordelijk is voor de door hem uitgevoerde renteberekening en een goede werking
van de automatisering waarvan hij gebruik maakt. Het lijdt geen twijfel dat indien
komt vast te staan dat op foute wijze rente is berekend is, dat gecorrigeerd dient
te worden.
Op basis van de beschikbare informatie kan niet zondermeer worden aangenomen dat op
grote schaal sprake is van foutieve renteberekeningen door gerechtsdeurwaarders. Bij
de Koninklijke Beroepsorganisatie van
Gerechtsdeurwaarders (KBvG) en het Bureau Financieel Toezicht (BFT) zijn geen signalen
bekend die daarop wijzen. De eerder aangehaalde tuchtzaak uit 2005 richtte zich op
een individueel geval. Dat geldt ook voor de thans aanhangige tuchtzaak. Naar aanleiding
van deze zaak is het BFT in december 2011 een onderzoek gestart om meer inzicht te
verkrijgen in de omvang van deze problematiek. Het BFT verwacht het onderzoek in maart
2012 af te ronden. De resultaten van genoemd BFT-onderzoek en de uitkomst van de tuchtprocedure
in eerder genoemde zaak, wacht ik af. Ik zal uw Kamer hierover nader informeren.
De KBvG heeft naar aanleiding van de berichtgeving in het AD adequaat gereageerd door
haar leden snel te informeren over deze problematiek. Daarbij heeft de KBvG nog eens
gewezen op de eigen verantwoordelijkheid van de gerechtsdeurwaarder voor de door hem
gebruikte automatisering en in dat verband aangedrongen op een check van de gehanteerde
renteberekening.
Tot slot ben ik met de KBvG en het BFT in overleg getreden om – zo de resultaten
van het BFT-onderzoek daartoe aanleiding geven – in de toekomst dergelijke fouten
zoveel mogelijk te beperken. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door de werking van softwarepakketten
mee te nemen in de kwaliteitsaudits. Uitgangspunt hierbij is dat primair de gerechtsdeurwaarders
verantwoordelijk zijn voor de goede werking van de automatisering waar zij gebruik
van maken.
Ik vertrouw erop u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven