Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 26637 nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 26637 nr. 5 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 november 2001
Hierbij informeer ik u over de uitkomst van de verwervingsvoorbereiding van de Fennek Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig (LVB) en de hiervan afgeleide versies voor het vervoer van «Medium Range Anti-Tank» (MRAT)-systemen en voor algemene diensttaken (AD). De Fennek is een voertuig van een nieuwe generatie: snel, goed bruikbaar in allerlei terrein en goed beschermd door zijn mobiliteit, vormgeving en bepantsering. Daarmee is de Fennek zeer geschikt voor gebruik in de krijgsmacht die flexibiliteit, paraatheid en snelle inzetbaarheid als uitgangspunten hanteert. De Nederlandse industrie heeft een belangrijke bijdrage geleverd in de ontwikkeling en zal dit voortzetten in de productie. Dat is het resultaat van een soms moeizaam ontwikkelingstraject, waarin enkele malen het voortbestaan van de Fennek op het spel stond. In eerdere brieven heb ik u hierover geïnformeerd. Thans kan ik u melden dat de verwervingsvoorbereidingen succesvol zijn beëindigd, waarmee de weg vrij is om de Koninklijke landmacht te voorzien van een nieuwe generatie verkenningsvoertuigen en gerelateerde kleine pantservoertuigen.
In deze brief ga ik nader in op de uitkomst van de verwervings-voorbereiding, waarna ik voorstel tot verwerving over te gaan.
Met mijn brief van 19 januari 2000 (Kamerstuk 26 637, nr. 3) en tijdens het algemeen overleg op 27 januari 2000 heb ik u geïnformeerd over de gewijzigde contractuele en industriële omstandigheden die mij destijds noodzaakten het project Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig (LVB) te heroverwegen. Er bestond toen een verschil van mening met de industrie over het verlopen van de in het contract opgenomen optietermijn. De industrie gaf destijds ook te kennen het voertuig in de toenmalige configuratie niet voor de overeengekomen prijs te kunnen produceren. Tevens informeerde ik u over de bezuinigingsoperaties bij de Duitse overheid en de nadelige gevolgen daarvan voor het binationale Fennek-project. Tengevolge van deze bezuinigingen kon Duitsland voor het LVB-project vóór het verstrijken van de optietermijn van 15 mei 2000 nog geen verplichtingen aangaan.
In de brief van 19 januari 2000 gaf ik ook aan welke mogelijkheden ik onderscheidde om het project voort te zetten. Centraal hierbij stond een aanvraag van nieuwe offertes op basis van een uitontwikkeld voertuig.
De operationele behoefte voor het Fennek LVB-voertuig, zoals beschreven in mijn brief van 22 juni 1999 (Kamerstuk 26 637, nr. 1) is ongewijzigd. De beproevingen hebben aangetoond dat de uitontwikkelde Fennek voldoet aan de gestelde eisen. Kort samengevat is de Fennek een multifunctioneel, licht pantserwielvoertuig, dat geschikt is voor inzet in het gehele geweldsspectrum. Het voertuig bezit een hoge mobiliteit en kan getransporteerd worden in onder andere een C-130 Hercules. De technisch hoogwaardige waarnemingsuitrusting van het Fennek LVB-voertuig omvat o.a. dag- en nachtzichtapparatuur en een laserafstandsmeter, alles gemonteerd op een uitschuifbare mast. Hiermee is het Fennek-LVB voertuig in feite een zeer modern sensorplatform dat direct, «real-time», informatie verschaft over het gevechtsveld, de zogenaamde «situation awareness». Met deze waarnemingsapparatuur, gekoppeld aan het lage silhouet en het zeer geringe geluidsniveau, is de Fennek in staat ongezien informatie te verzamelen over het gevechtsveld en de strijdende partijen. Met een toekomstig battlefield management systeem en moderne communicatiemiddelen kan deze informatie desgewenst direct worden doorgespeeld naar de hogere bevelsniveaus.
De behoefte van de Koninklijke landmacht bedraagt 202 LVB-voertuigen: 64 voertuigen voor het verkenningsbataljon, 123 voor de verkenningseenheden van de drie gemechaniseerde brigades, 9 voor de «tactical air control parties» van de drie gemechaniseerde brigades en 6 in de algemene reserve.
Daarnaast meldde ik in de Defensienota en in mijn brief over «Vervanging pantservoertuigen M577 en YPR» van 9 januari 2001 (Kamerstuk 26 396, nr. 5) dat voor de nieuwe kleinere pantservoertuigen werd gedacht aan voertuigen met vergelijkbare kenmerken als het Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig Fennek. Vooral het gunstige silhouet en de goede mobiliteit maken de Fennek hiervoor uitermate geschikt. Hierdoor wordt tevens invulling gegeven aan het streven naar logistieke standaardisatie. Daarom wordt de operationele behoefte voor kleine pantservoertuigen gecombineerd met die van het LVB-voertuig. De behoefte betreft 130 Fennek-voertuigen met voorzieningen voor vervoer van MRAT-systemen en 78 Fennek-voertuigen Algemene Dienst (AD) die dienen als voertuig voor de tirailleurs bij de verkenningseenheden, als commandovoertuig voor de mortierpelotons en als genieverkenningsvoertuig.
De Fennek MRAT- en AD-varianten zijn als voertuig vrijwel identiek aan het Fennek LVB. De belangrijkste verschillen betreffen het ontbreken van de uitschuifbare mast met waarnemings- en verkenningsuitrusting, een andere centrale computer en voorzieningen voor het meevoeren van specifieke uitrusting. De definitieve configuratie voor de serieproductie van de Fennek MRAT en de Fennek AD wordt vastgesteld nadat de benodigde eenvoudige aanpassingen zijn uitgevoerd en goedgekeurd. Het technische risico hiervoor is gering en acceptabel.
Zowel de parate als de reserve-eenheden van het verkenningsbataljon als van de gemechaniseerde brigades zullen met de nieuwe LVB-, MRAT- en AD-voertuigen worden uitgerust. In totaal worden 83 voertuigen ingedeeld bij reserve-eenheden. Dat wijkt af van het beleid «gefaseerde instroming van materieel». Volgens dit beleid komen de parate eenheden het eerst in aanmerking voor nieuw materieel en stroomt ouder, maar nog bruikbaar materieel door naar de reserve-eenheden. Zoals ik in de brief van 22 juni 1999 meldde, hebben de oude verkenningsvoertuigen van het type M113C&V en Landrover 7,5kN reeds enige jaren geleden het einde van hun technische en operationele levensduur bereikt en zijn zij niet langer bruikbaar. Bij gebrek aan een nieuw verkenningsvoertuig is de YPR-765 bij de parate verkenningseenheden als interim-verkenningsvoertuig ingedeeld. De YPR-765 is echter niet geschikt om de vereiste verkenningstaken naar behoren uit te voeren. Daarom is de doorstroom van deze voertuigen naar de reserve-eenheden geen optie.
Overigens zullen naar verwachting ook in vredestijd vrijwel geen van de bij reserve-eenheden ingedeelde voertuigen metterdaad in de mobilisatie-complexen staan. Zo zal een belangrijk deel in gebruik zijn bij de tactische, logistieke en rij-opleidingen. Daarnaast zullen uit het reservebestand voertuigen worden ingezet voor vredesoperaties, buiten de organieke eenheid, voor andere dan verkenningsopdrachten.
In de brief van 22 juni 1999 informeerde ik u over het nadere onderzoek van Koninklijke landmacht naar de aanvullende behoefte aan onderwijsleermiddelen. Dit onderzoek heeft aangetoond dat het gebruik van een foutensimulatiesysteem de opleiding tot monteur aanzienlijk verkort, terwijl het opleidingsresultaat aanmerkelijk verbetert. De opleiding met een dergelijke simulator zorgt er voor dat in de toekomst de herstelcapaciteit efficiënter wordt gebruikt en de beschikbaarheid van de voertuigen hoger is. Een kosteneffectiviteitonderzoek leert dat de benodigde investering van ongeveer f 4,3 miljoen binnen drie jaar wordt terugverdiend door een besparing op de exploitatiekosten.
Positieve beproevingsresultaten
De binationale beproeving van het LVB-voertuig is in april 2000 met positief resultaat afgesloten. Alle problemen zijn opgelost en voor de serievoertuigen worden geen (technische) risico's meer verwacht. Op basis hiervan is de aanvraag voor een nieuwe offerte in april 2000 naar de industrie verzonden.
Resultaten van de offertebeoordeling
De offerte ging uit van een gezamenlijke Nederlands-Duitse order van 612 voertuigen, te weten de 410 Nederlandse voertuigen, 178 Duitse LVB-voertuigen en 24 Duitse genievoertuigen. De aanvraag is, overeenkomstig de afspraak met u, gezonden aan de «Arbeitsgemeinschaft» (ARGE) te Kassel, Krauss Maffei Wegmann (KMW) Wehrtechnik GmbH & Co te Kassel en SP Aerospace & Vehicle Systems te Geldrop. De aanvraag heeft geresulteerd in één offerte van de ARGE (waarin SP en KMW samenwerken) met een geldigheid tot 31 december 2001. De firma's KMW Wehrtechnik GmbH & Co en SP Aerospace & Vehicle Systems hebben aangegeven af te zien van het zelfstandig uitbrengen van een offerte.
De offerte-aanvraag is gebaseerd op de voorwaarden van de overeenkomst van december 1994 en op de technische stand van het goedgekeurde, gewijzigde prototype. Ten opzichte van de overeenkomst van december 1994 is de kwantitatieve omvang voor voertuigen en aanvullende behoeften als documentatie, onderwijs-leermiddelen, initiële reservedelen, speciale gereedschappen en opleidingen kerninstructeurs opnieuw vastgesteld. Het aantal voertuigen is als gevolg van de uitbreiding met de Fennek MRAT- en AD-varianten verhoogd met 208 stuks. Daarnaast is de kwalitatieve behoefte aangepast overeenkomstig mijn brief van 19 januari 2000, waarover ik tijdens het algemeen overleg op 27 januari 2000 met u heb gesproken.
Op basis van het onderhandelingsresultaat met de ARGE KMW/SP kan het project zowel in Nederland als in Duitsland voor de beschikbare budgetten worden uitgevoerd. Voor Nederland komen de kosten voor 410 Fennek-voertuigen nu op f 869 miljoen (inclusief 19% BTW; prijspeil 2001). Dit is inclusief bovengenoemde aanvullende behoeften.
Tijdens het algemeen overleg op 27 januari 2000 gaf ik aan dat Duitsland op dat moment vanwege de bezuinigingen bij de overheid niet kon overgaan tot verplichtingen in het LVB-project. Ik merkte daarbij tevens op dat er geen aanleiding was te veronderstellen dat Duitsland definitief zou afhaken. Inmiddels heeft mijn Duitse ambtsgenoot jongstleden april laten weten dat hij voornemens is nog dit jaar samen met Nederland het contract voor de Fennek-serie te tekenen, onder voorbehoud van Duitse parlementaire goedkeuring. De uitonderhandelde kwantitatieve en kwalitatieve gegevens zijn gecoördineerd met Duitsland. De Duitse parlementaire behandeling wordt in december van dit jaar verwacht.
Het Nederlandse en Duitse LVB-voertuig worden op dezelfde wijze ingezet als verkenningsvoertuig. Daarnaast kan in Duitsland de LVB worden ingezet voor andere opdrachten, in combinatie met het «Allzweck Transport Fahrzeug (ATF)», in situaties die meer bescherming vereisen. Daarom zal de Duitse overheid voor haar voertuigen additionele pantserpakketten bestellen, die kunnen worden aangebracht wanneer de operationele omstandigheden dat vereisen. Nederland zal in dit soort situaties andere, zwaarder bepantserde voertuigen inzetten, zoals de Patria.
Ook België en Luxemburg hebben plannen voor de verwerving van lichte verkenningsvoertuigen. België beproeft sinds medio 2001 een aantal typen, waaronder de Fennek. Luxemburg zal waarschijnlijk de Belgische keuze volgen. Indien andere landen voor de Fennek kiezen, kunnen Nederland en Duitsland een deel van de ontwikkelingskosten terugvorderen.
Inschakeling Nederlandse industrie
Met de overeenkomst van december 1994 is bepaald dat de werklast van de serieproductie als volgt zal worden verdeeld: 45% voor de Duitse en 55% voor de Nederlandse industrie. Thans is de omzetverdeling op basis van een productie van 612 voertuigen: 54% voor Duitsland en 46% voor Nederland. Dit resultaat wordt thans acceptabel geacht, omdat het tot stand is gekomen dankzij grote inspanningen van alle partijen, die daarmee de precaire situatie waarin de firma SP enkele jaren geleden verkeerde, ten goede hebben gekeerd. De huidige participatie van de Nederlandse industrie in de productie van de Fennek heeft de instemming van de minister van Economische Zaken.
Voor de naaste toekomst verwacht ik, dat de omzetverdeling meer in balans komt of zelfs ten gunste van Nederland kan veranderen. Immers de ARGE KMW/SP zal enkele delen voor de serieproductie van zowel de Fennek-LVB als de Fennek-varianten nog in concurrentie uitschrijven onder de Nederlandse en Duitse industrie. Verder zijn KMW en SP overeengekomen dat SP het gebruiksrecht verkrijgt van technische informatie benodigd voor de productie en verkoop van het basisvoertuig aan anderen. Dit betekent dat als Duitsland de vervolgbehoefte aan 189 Fenneks effectueert, hierdoor de omzet van de Nederlandse industrie toeneemt. Dit geldt ook als andere landen de Fennek verwerven bij SP. De initiële looptijd van deze overeenkomst bedraagt 15 jaren.
Met betrekking tot het wapenexportbeleid worden geen problemen verwacht. De eventuele uitvoer van de Fennek naar derde landen wordt in alle gevallen getoetst aan het Nederlandse dan wel het eveneens restrictieve Duitse wapenexportbeleid.
De invoering van de Fennek leidt tot een geringe verhoging van de opleidingsbehoefte en daardoor tot een extra personele behoefte van drie instructeurs bij de opleidingscentra. De financiële consequenties hiervan worden opgevangen in de begroting van de Koninklijke landmacht.
Voor de verwerving van de 202 LVB-voertuigen is in de begroting voor 2001 een taakstellend budget opgenomen van 440 miljoen (inclusief 17,5% BTW; prijspeil 2000). Voor de verwerving van de 208 Fennek-varianten MRAT en AD bedraagt het budget f 375 miljoen (inclusief 17,5% BTW; prijspeil 2000). Het budget voor de te verwerven bewapening voor de Fennek-LVB is opgenomen onder een separate post en bedraagt f 22 miljoen.
De BTW wijziging per 1 januari 2001 en een prijscorrectie in 2001 leiden tot het gecorrigeerde taakstellende budget voor de Fennek-LVB, Fennek-MRAT, Fennek-AD en LVB-bewapening van in totaal f 869 miljoen (inclusief 19% BTW; prijspeil 2001). Dit is exclusief de f 23,9 miljoen die eerder aan ontwikkeling is uitgegeven.
Zoals hierboven gemeld, bedragen de investeringskosten voor de 410 Fennek-voertuigen inclusief aanvullende behoefte en bewapening eveneens f 869 miljoen (inclusief 19% BTW; prijspeil 2001), wat precies past binnen het taakstellende budget.
De levensduurkosten betreffen een combinatie van investeringen en exploitatiekosten over een periode van 25 jaar. De totale levensduurkosten bedragen ongeveer f 1 900 miljoen, waarvan meer dan de helft wordt gevormd door personeelskosten.
De binationale beproevingen van het Fennek-LVB voertuig zijn met positief resultaat voltooid. De onderhandelingen over de offerte van het samenwerkingsverband van het Nederlandse bedrijf SP en het Duitse bedrijf Krauss Maffei Wegmann (KMW) hebben geleid tot een prijs die past binnen het taakstellend budget.
De offerte is gebaseerd op een gezamenlijke Nederlands-Duitse order voor 612 Fennek-voertuigen en is geldig tot 31 december 2001. Mijn Duitse collega heeft aangegeven nog dit jaar tot contractondertekening te kunnen en te willen overgaan, afhankelijk van parlementaire goedkeuring in Duitsland. Het aandeel van de Nederlandse industrie in de omzet is niet geheel volgens de oorspronkelijke afspraken uit 1994. Verwacht wordt echter dat de participatiegraad bij toekomstige opdrachten ten gunste van Nederland verandert. De huidige werkverdeling heeft de instemming van de minister van Economische Zaken.
Op basis van bovenstaande ben ik voornemens, desgewenst na overleg met u, over te gaan tot de verwerving van 410 Nederlandse Fennekvoertuigen. Ik zal daartoe met het industriële samenwerkings-verband (ARGE) KMW Wehrtechnik GmbH & Co en SP Aerospace & Vehicle Systems mede namens Duitsland een contract tekenen voor de totale Nederlands-Duitse omvang van 612 voertuigen, na machtiging hiertoe door mijn Duitse ambtsgenoot. De eerste leveringen van de Nederlandse Fennek-voertuigen zullen vanaf midden 2003 plaatsvinden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26637-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.