Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26568-(R1638) nr. B |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26568-(R1638) nr. B |
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State van het Koninkrijk d.d. 12 april 1999 en het nader rapport d.d. 25 mei 1999, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Economische Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 14 december 1998, no. 98.005930, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet met memorie van toelichting, houdende wijziging van de Rijksoctrooiwet, de Rijksoctrooiwet 1995 en de Zaaizaad- en Plantgoedwet ten behoeve van de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 14 december 1998, nr. 98.005930, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het Koninkrijk zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van rijkswet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 12 april 1999, no. W10.98.0578/II/K, bied ik U hierbij aan.
1. De voorgestelde wijzigingen van de hiervoor genoemde wetten strekken ter implementatie van de richtlijn nr. 98/44/EG van 6 juli 1998 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen (hierna te noemen: de richtlijn). De implementatietermijn loopt af op 31 juli 2000.
2. Ingevolge de voorgestelde artikelen 5, eerste lid, van de Rijksoctrooiwet en 3, eerste lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 (artikelen I, onderdeel B, en II, onderdeel C van het wetsvoorstel) zijn uitvindingen waarvan de commerciële exploitatie in strijd zou zijn met de openbare orde of de goede zeden niet vatbaar voor octrooi. Ingevolge artikel 5, derde lid, van de voorgestelde Rijksoctrooiwet en artikel 3, derde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 is commerciële exploitatie van een uitvinding niet strijdig met de openbare orde of goede zeden op grond van het loutere feit dat de exploitatie bij of krachtens wettelijk voorschrift is verboden. Deze artikelen zijn mede gebaseerd op overweging 36 van de richtlijn inhoudende dat de mogelijkheid dient te bestaan om uitvindingen uit te sluiten van octrooi wanneer de commerciële exploitatie ervan op het grondgebied van de lidstaten moet worden voorkomen ter bescherming van de openbare orde of de goede zeden, waartoe ook de bescherming van het leven of de gezondheid van mens en dier, alsook de bescherming van planten behoort, of ter voorkoming van ernstige schade aan het milieu, onder de voorwaarde dat een dergelijke uitsluiting niet plaatsvindt op grond van het loutere feit dat de toepassing overeenkomstig hun wetgeving verboden is. De Raad van State van het Koninkrijk merkt op dat de precisering van het begrip openbare orde en goede zeden in overweging 36 («waartoe ook ...») zowel in de wettekst als in de toelichting ontbreekt. Omwille van de volledigheid adviseert het college deze tekst in ieder geval in de toelichting over te nemen.
1–2. Overeenkomstig het advies van de Raad van State is de toelichting op de voorgestelde artikelen 5, eerste lid, van de Rijksoctrooiwet en 3, eerste lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 aangevuld. Aangegeven is dat in overweging 36 van de richtlijn erop wordt gewezen dat onder bescherming van de openbare orde of de goede zeden overeenkomstig het TRIPs Verdrag mede verstaan wordt de bescherming van het leven of de gezondheid van mens en dier, de bescherming van planten en het voorkomen van ernstige schade voor het milieu.
3. Ingevolge artikel 51, eerste lid, onderdeel a, van de geldende Rijksoctrooiwet wordt een octrooi nietig verklaard voorzover het octrooi ingevolge de artikelen 1A, 2, 2A, 3, of 5 niet had behoren te worden verleend. In het wetsvoorstel (artikel I, onderdeel K) is bepaald dat het voorgestelde artikel 4 aan deze opsomming dient te worden toegevoegd. De Raad merkt hierover op dat artikel 4 geen betrekking heeft op uitsluiting van octrooi zodat dit artikel hier niet toepasselijk is. De Raad adviseert de verwijzing naar artikel 4 te schrappen.
3. Het advies van de Raad is gevolgd, doordat de oorspronkelijk voorgestelde wijziging van artikel 51, eerste lid, onderdeel a, van de Rijksoctrooiwet achterwege is gelaten.
4. Ingevolge het vijfde lid van artikel 57 van de Rijksoctrooiwet 1995 (artikel II, onderdeel H) geldt voor de aanvraag van een dwanglicentie ten behoeve van de ontwikkeling van een plantenras onder andere als criterium dat het plantenras een belangrijke technische vooruitgang van aanzienlijk economisch belang vertegenwoordigt ten opzichte van «de door het octrooi beschermde uitvinding». In de tekst van artikel 12, derde lid, van de richtlijn wordt daarentegen gesproken over de technische vooruitgang van aanzienlijk economisch belang ten opzichte van de door het octrooi beschermde uitvinding «of van het beschermde plantenras». Blijkens de artikelsgewijze toelichting wordt in de tweede volzin van het voorgestelde artikellid gesproken van «het beschermde plantenras». Het college stelt evenwel vast dat in het vijfde lid de woorden «het beschermde plantenras» niet voorkomen. Het college adviseert de bepaling aan te vullen met inachtneming van de tekst van de richtlijn.
In het hiervoor genoemde onderdeel van de memorie van toelichting wordt overigens naar de mening van de Raad terecht getwijfeld aan de eenvoud van een afweging op grond van dit artikellid. Het college vraagt zich – in aansluiting daarop – af in welke zin een plantenras een vooruitgang kan inhouden ten opzichte van bijvoorbeeld een geoctrooieerd gen, nu moeilijk voorstelbaar is dat de vooruitgang – in technische zin – en het economische belang van het plantenras hiertegen afgezet kunnen worden. Het verdient de voorkeur aan deze relatie in ieder geval in de toelichting aandacht te besteden.
4. Het advies van de Raad van State om het voorgestelde artikel 57, vijfde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 aan te vullen met de woorden «of van het beschermde plantenras» is niet gevolgd. De Raad is mogelijk in verwarring gebracht door de redactie van artikel 12, derde lid, onderdeel b, van de richtlijn. Daarin gaat het om eisen die vervuld moeten worden om twee verschillende dwanglicenties te verlenen, namelijk enerzijds van een licentie die een octrooihouder moet verlenen aan een kweker en anderzijds een licentie die de kweker moet verlenen aan een octrooihouder. Een van deze eisen is dat moet worden aangetoond dat het te beschermen plantenras een technische vooruitgang brengt ten opzichte van de door het octrooi beschermde uitvin- ding, dan wel dat de te octrooieren uitvinding een technische vooruitgang brengt ten opzichte van het beschermde plantenras.
In het wetsvoorstel is de inhoud van artikel 12 van de richtlijn over twee wetten gesplitst. Voor zover het gaat om licenties die een octrooihouder aan een kweker moet verlenen, is artikel 57, vijfde en zesde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 van toepassing; voor zover het gaat om licenties die een kweker aan een octrooihouder moet verlenen, is artikel 42, tweede en derde lid, van de Zaaizaad- en Plantgoedwet van toepassing. Overneming van het advies van de Raad zou overigens ook leiden tot een onbegrijpelijke eis voor een kweker die een licentie aanvraagt: deze zou dan ten genoege van een octrooihouder moeten aantonen dat het te beschermen plantenras een technische vooruitgang vertegenwoordigt ten opzichte van een of ander beschermd plantenras.
Het is ook mogelijk dat de Raad in verwarring is gebracht door de passage in de toelichting waarnaar hij verwijst. In deze passage is namelijk een fout gemaakt door te verwijzen naar de eerste en tweede volzin van artikel 57, vijfde lid, dat echter uit één zin bestaat. Bedoeld is om de woorden «te beschermen plantenras» uit artikel 57, vijfde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband te brengen met «het beschermde plantenras» in artikel 42, derde lid, van de Zaaizaad- en Plantgoedwet. Daarin is de wederkerige licentie van de kweker aan de octrooihouder geregeld. De toelichting is op dit punt gecorrigeerd.
Het advies van de Raad om in dit verband aandacht te besteden aan de relatie tussen een te beschermen plantenras en een geoctrooieerde uitvinding is opgevolgd, zij het dat het in de toelichting op dit punt gestelde noodzakelijkerwijs speculatief is. Een gezaghebbende interpretatie van de richtlijnbepaling, bijvoorbeeld in de jurisprudentie, ontbreekt immers.
5. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.
5. De eerste redactionele kanttekening is overgenomen. De tweede kanttekening is niet overgenomen, omdat de artikelen 5, eerste lid, van de Rijksoctrooiwet en 3, eerste lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 een letterlijke overzetting zijn van artikel 6, eerste lid, van de richtlijn.
De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en aan de Staten van de Nederlandse Antillen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.
Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van rijkswet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en de Staten van de Nederlandse Antillen te zenden.
– In artikel 4 van de Rijksoctrooiwet (artikel I, onderdeel B) de zinsnede «artikelen 1A tot en met 5» schrappen dan wel vervangen door: artikelen 1A, 2, 2A, 3 en 5.
– In artikel 5, eerste lid, onder a, van de Rijksoctrooiwet en artikel 3, eerste lid, onder a, van de Rijksoctrooiwet 1995 (artikelen I, onderdeel B, en II, onderdeel C) de zinsnede «zou zijn» vervangen door: is.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26568-B.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.