26 488 Behoeftestelling vervanging F-16

Nr. 391 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juli 2015

Zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg op 26 februari 2015 (Kamerstuk 26 488, nr. 384) informeer ik u over de stand van zaken met betrekking tot het verzoek van de Nederlandse industrie om het percentage te verlagen dat zij in de toekomst in het kader van de Medefinancieringsovereenkomst over de F-35 omzet moet afdragen aan de Staat.

Het bedrijfsleven heeft aangegeven dat de in 2010 tussen haar en de Staat vastgelegde verhoging van het afdrachtpercentage van de huidige 2% stapsgewijs naar 4,1% met ingang van 2020 de concurrentiepositie bij het verwerven van F-35 opdrachten schaadt. Het bedrijfsleven heeft aangegeven dat een afdrachtpercentage van 1,5% tot 2% voor hen voldoende ruimte biedt om rendabele offertes voor F-35 werk aan de Amerikaanse bedrijven te kunnen blijven doen.

Tijdens het Algemeen Overleg op 26 februari jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 384) heb ik aangegeven dat ik met het bedrijfsleven zou bekijken of de omstandigheden na 2010 dusdanig zijn gewijzigd dat dit aanleiding geeft de gemaakte afspraken te herzien. De vertraging in de productieplanning van het F-35 programma, de toegenomen druk op de kosten en de noodzaak om juist de komende periode de grotere opdrachten binnen te halen in de aanloop naar de «full rate production» zijn voor mij aanleiding om het bedrijfsleven een voorstel te doen dat recht doet aan de afspraken die in 2010 zijn gemaakt en het bedrijfsleven in staat stelt om concurrerend aan te bieden.

Het voorstel waarover ik met het bedrijfsleven in gesprek ben bevat de volgende elementen:

  • Het in 2010 afgesproken totale bedrag dat aan de Staat moet worden afgedragen van 105 miljoen euro in prijspeil 2001, netto contante waarde, staat niet ter discussie. Dit is ook het uitgangspunt van het bedrijfsleven.

  • In de F-35 Medefinancieringsovereenkomst (MFO) van 7 juni 2002 is vastgelegd dat het bedrijfsleven af zal dragen over de F-35 productieomzet en de omzet uit de F-35 instandhoudingsfase voor zo ver dit werkzaamheden zijn ten behoeve van de Nederlandse Koninklijke Luchtmacht. Door het bedrijfsleven is voorgesteld om alle omzet tijdens de instandhoudingsfase afdrachtplichtig te maken, dus ook die voor andere landen. Hierdoor wordt de grondslag waarover het percentage wordt berekend groter.

  • Het afdrachtpercentage wordt niet verhoogd naar 4,1%, maar blijft gehandhaafd op 2%.

Deze afspraak betekent dat de terugbetaling van de 105 miljoen Euro door de industrie over een langere periode wordt uitgespreid, Het bedrag wordt voor inflatie gecorrigeerd (prijspeil 2001) en betreft een netto contante waarde waardoor langzamere aflossing resulteert in een uiteindelijk hoger nominaal bedrag dat de industrie afdraagt. Ik ben met de Minister van Financiën in overleg over de wijze waarop deze aanpassing van de afdracht in de Rijksbegroting zal worden verwerkt op een dusdanige wijze dat de budgettaire risico’s voor de Staat niet toenemen. De uitwerking hiervan zal bij voorjaarsnota 2016 worden verwerkt.

Het bovenstaande voorstel ligt op dit ogenblik voor bij vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. Zodra de resultaten van het overleg hierover met het bedrijfsleven bekend zijn, zal ik u daarover nader informeren.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven