26 485
Maatschappelijk verantwoord ondernemen

nr. 62
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 december 2008

In de kabinetsvisie Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen 2008–2011 (Kamerstuk 2007–2008, 26 485, nr. 53) heb ik aangegeven na het verschijnen van het SER globaliseringsadvies waarin ketenverantwoordelijkheid werd meegenomen, een nadere invulling te zullen geven aan de rol van de overheid bij het bevorderen van ketenverantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. De SER heeft dit advies «Duurzame globalisering: een wereld te winnen» gepresenteerd op 20 juni 2008. In navolging op de toezeggingen in de kabinetsvisie MVO en in de voorlopige kabinetsreactie op dit SER advies alsook conform het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken d.d. 18 november jl., treft u bijgaand aan een kabinetsvisie op ketenverantwoordelijkheid. Deze reactie stuur ik u mede namens de ministers voor Ontwikkelingssamenwerking, van Buitenlandse Zaken, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Deze visie is kort samengevat:

• Goed ketenbeheer is een primaire verantwoordelijkheid van bedrijven waarbij de overheid faciliterend optreedt;

• van een bedrijf mag verwacht worden dat het de invloed die het heeft ook ruimhartig aanwendt om verantwoordelijkheid te nemen in de keten;

• ketenverantwoordelijkheid is maatwerk;

• met het SER initiatief zal blijken of dit resulteert in een toename in de mate waarin bedrijven verantwoordelijkheid nemen in de keten;

• aanvullend neemt het kabinet acties om bedrijven te ondersteunen bij het invullen van hun ketenverantwoordelijkheid, zoals:

– het Initiatief voor Duurzame Handel;

– meer aandacht voor naleving van de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen;

– OESO richtlijnen toepassen bij alle overheidssteun voor activiteiten in het buitenland.

In het kader van ketenverantwoordelijkheid verwijs ik ook naar mijn brief van 7 november jl. (Kamerstuk 2008–2009, 26 485, nr. 61) waarin ik u informeerde over de uitkomsten van het onderzoek MVO en Corporate Governance en het hieraan gerelateerde advies van de commissie Burgmans. De aanbevelingen van deze commissie zijn inmiddels betrokken bij de actualisatie van de code Tabaksblat. Op 10 december jl. werd deze door de commissie Frijns gepresenteerd. Door deze nieuwe code Tabaksblat worden maatschappelijke aspecten van ondernemen waaronder ketenverantwoordelijkheid meer verbonden met corporate governance.

De staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk

BIJLAGE

Kansen door Ketenverantwoordelijkheid

In zijn visie op MVO heeft het kabinet aangegeven dat het van ieder bedrijf verwacht dat het maatschappelijk verantwoord onderneemt.1 Het gaat daarbij niet alleen om de bijdrage van een bedrijf aan maatschappelijke doelen in Nederland, maar ook om een bijdrage aan een duurzame wereld. Het betreft dus niet alleen de bedrijfsvoering van de Nederlandse vestiging van het bedrijf, maar ook de (internationale) keten van leveranciers en afnemers waarin het bedrijf actief is. Vanwege de internationale dimensie heeft het kabinet de SER dan ook gevraagd dit onderwerp te betrekken in zijn advies over duurzame globalisering. Mede op basis van dit advies gaat het kabinet in deze brief nader in op de ketenverantwoordelijkheid van bedrijven en de rol van de overheid daarbij.

Probleemstelling

Hoewel «aan de slag met MVO in de keten» slechts één van de zeven ambities is in de kabinetsvisie, is ketenverantwoordelijkheid cruciaal bij maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het betreft de maatschappelijke verantwoordelijkheid van Nederlandse bedrijven, zowel multinationals als MKB, in zowel nationale als internationale handels- en investeringsrelaties, die vanwege de globalisering ook steeds sterker met elkaar verweven raken. Ondernemen in een globaliserende wereld betekent een confrontatie met klemmende vraagstukken als klimaatverandering en verlies aan biodiversiteit, corruptie en de naleving van mensenrechten en de fundamentele arbeidsnormen van de Internationale Arbeids Organisatie (ILO).2 Om met de SER te spreken: daar is inderdaad «een wereld te winnen». Ook knelt in een aantal ontwikkelingslanden het probleem van de «lacune van overheidstoezicht» (global governance gap). Bedrijven die internationaal geaccepteerde standaarden ten aanzien van milieubescherming, mensenrechten, arbeid e.d. bij hun ketenpartners willen afdwingen zullen daarvoor een extra inspanning moeten leveren ten aanzien van naleving van afspraken en monitoring. Vanuit een MVO-beleidsinvalshoek is grofweg een onderscheid te maken tussen beleid gericht op de Nederlandse bedrijven (ketenverantwoordelijkheid) en beleid gericht op het tot stand komen en handhaven van internationale normen voor duurzaamheid in de context van handel. Op dit laatstgenoemde onderwerp (ook wel aangeduid als non trade concerns) zal het kabinet in een aparte brief ingaan.

Duurzaamheid is essentieel voor het groeivermogen van de Nederlandse economie op lange termijn. Op het vlak van MVO is Nederland één van de leidende landen in de wereld. Het kabinet heeft de ambitie deze positie waar mogelijk te verbeteren. Het Nederlandse bedrijfsleven heeft internationaal een goede MVO-reputatie en gooit hoge ogen in internationale duurzaamheidsbenchmarks. Eind vorig jaar stonden er maar liefst 15 Nederlandse AEX-bedrijven in de Dow Jones World Sustainability Index. Vier daarvan, Akzo Nobel, Philips, TNT en Unilever werden gepresenteerd als koploper in hun sector. Dit versterkt de goede naam van deze bedrijven en geeft hen daarmee ook een concurrentievoordeel. Het is onze ambitie om deze internationale reputatie van het Nederlandse bedrijfsleven te bestendigen en te versterken. Het Nederlandse bedrijfsleven dient zich er van bewust te zijn dat van Nederlandse bedrijven in de wereld een verantwoorde opstelling wordt verwacht. Zoals de Speciaal Vertegenwoordiger van de VN op dit gebied, John Ruggie, in zijn ook binnen het bedrijfsleven goed ontvangen rapport3 aan de Mensenrechtenraad concludeerde, draagt het bedrijfsleven de verantwoordelijkheid mensenrechten te respecteren. In feite vervult het bedrijfsleven hiermee een voorbeeldfunctie die ook bedrijfsmatig verantwoord is. Het kabinet is er van overtuigd dat dit Nederland geen windeieren zal leggen. In vele markten levert het duurzaamheidsaspect van menig Nederlands product een concurrentievoordeel op. Niet alleen overheden, maar ook veel burgers hechten een toenemend belang aan «verantwoorde producten» in hun consumptieve bestedingen. Maatschappelijke organisaties roepen bedrijven ter verantwoording als er misstanden worden geconstateerd of onvoldoende openheid wordt betracht. In de globaliserende wereld bieden MVO en ketenverantwoordelijkheid kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven. Ketenverantwoordelijkheid kan voor betere binding met klanten, toeleveranciers en investeerders zorgen en kan bijdragen aan de goede reputatie van bedrijven. Bovendien bieden steeds meer bedrijven verantwoord geproduceerde producten aan voor een concurrerende prijs. Bevorderlijk voor het verduurzamen van de keten is het wanneer afnemers de kosten van duurzame productie in hun handelsprijs kunnen en willen internaliseren. Maatschappelijk verantwoord ondernemen is namelijk niet het volledig afwentelen van de mogelijke kosten die hiermee gepaard gaan op de toeleveranciers; het is het gezamenlijk nemen van verantwoordelijkheid.

Ketenverantwoordelijkheid is maatwerk

Het is niet gemakkelijk om, los van de concrete omstandigheden van een bedrijf, een eenduidig antwoord te geven op de vraag tot hoe ver de invloed en maatschappelijke verantwoordelijkheid van een bedrijf reiken. Ook de SER geeft in zijn laatste advies geen exact antwoord op deze vraag. Van een bedrijf mag niettemin worden verwacht dat het de invloed die het heeft ook ruimhartig aanwendt om verantwoordelijkheid te nemen in de keten. Verschillende elementen spelen mee bij het vaststellen van de mogelijkheden hiervoor waaronder de machtsverhoudingen, complexiteit, lengte en transparantie van de productieketen. Het zal duidelijk zijn dat een bedrijf dat gebruik maakt van leaseauto’s een andere (minder rechtstreekse) verantwoordelijkheid heeft voor het terugdringen van eventuele kinderarbeid op de rubberplantages die de grondstoffen leverden voor de autobanden dan een bedrijf dat rubberen laarzen produceert. In dit laatste geval is het bedrijf vaak direct betrokken bij de grondstofinkoop en mag men verwachten dat het inzicht heeft in het productieproces daarvan. Als een bedrijf dit nog niet heeft, is het zaak dit inzicht te verkrijgen; het lijkt ook voor een deugdelijke bedrijfsvoering essentieel om over dit soort informatie te beschikken. Het kabinet zal hierbij ondersteuning bieden, hierop kom ik later terug. In de kabinetsvisie op Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen werd het belang van maatwerk al onderstreept, voor ketenverantwoordelijkheid geldt maatwerk eens te meer.

Het is een goede zaak dat de partijen in de SER in het kader van globalisering hebben nagedacht over MVO en het initiatief hebben genomen om een bijdrage te leveren aan het vergroten van de mate waarin het Nederlandse bedrijfsleven ketenverantwoordelijkheid draagt.1 De SER bevordert met name de toepassing van de richtsnoeren van de Internationale Kamer van Koophandel (ICC) voor ketenverantwoordelijkheid. De SER heeft afgelopen december op schrift gesteld wat hij van het Nederlandse bedrijfsleven verwacht op terrein van ketenverantwoordelijkheid. Een speciaal daarvoor ingestelde commissie binnen de SER buigt zich over de verdere invulling van wat volgens de sociale partners van bedrijven mag worden verwacht op dit terrein. Aan bedrijven zal in elke geval worden gevraagd in hun reguliere jaarverslagen dan wel in aparte maatschappelijke jaarverslagen te rapporteren over de invulling van hun ketenverantwoordelijkheid. In dit kader heeft de SER de Raad van de Jaarverslaggeving verzocht om voor 1 juli 2009, op basis van de ICC richtsnoeren, aanbevelingen te doen voor deze rapportage. Ik heb deze aanbeveling van de SER in een brief aan de Raad voor de Jaarverslaggeving expliciet ondersteunt. Het kabinet verwacht dat er sprake zal zijn van een ambitieuze herziening van de richtlijn 400. De SER zal de voortgang beoordelen aan de hand van de rapportages over ketenverantwoordelijkheid en bedrijven verdere aanbevelingen doen. Wij zullen de resultaten van dit initiatief nauwlettend volgen en het ondersteunen met eigen concrete beleidsinitiatieven, waaronder een internationaal brancheprogramma. Onze ambitie is om het gehele Nederlandse bedrijfsleven te stimuleren om maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen in hun ketens, nogmaals uit overtuiging alsook omdat dit Nederland en het Nederlandse bedrijfsleven kansen biedt.

Als ketenverantwoordelijkheid wordt beschouwd als kans in plaats van als bedreiging, zoals het kabinet doet, dan kunnen win-win situaties worden gecreëerd. Illustratief is de casus Levi Strauss en kinderarbeid zoals ook beschreven in het SER-advies1. In eerste instantie werd ingezet op een boycot van de bewuste leverancier, maar al snel ontstond discussie of dit nu wel zo goed zou uitpakken voor de kinderen. Uiteindelijk werd besloten tot een andere aanpak. Er werd besloten de kinderen te scholen tot de leeftijd waarop legaal betaalde arbeid mag worden verricht, en daarna een baan aan te bieden; een zeer moeizaam tot stand gekomen proces, maar wél met resultaat. De procesaanpak wordt ook aangereikt als best practice door de Internationale Kamer van Koophandel (ICC)2. In diens aanbevelingen ligt de nadruk op het integreren van ketenverantwoordelijkheid in de relatie met leveranciers: maak verwachtingen duidelijk, ondersteun de leverancier, volg de prestatie en maak afspraken over de naleving. Bedrijven ontwikkelen hiervoor zelf beleid en dat is vaak niet in één keer gerealiseerd, zoals ook het voorbeeld van Levi Strauss liet zien. Het verduurzamen van de keten is niet zozeer een maatregel als wel een proceswaarin betrokkenheid van alle stakeholders bij het verbeterproces de grootste kans op succes oplevert. Dit geldt niet alleen op bedrijfs(tak)niveau, maar ook op beleidsniveau. Ook de ILO heeft met een soortgelijke procesmatige benadering flinke vooruitgang weten te boeken in veel landen onder meer in de strijd tegen kinderarbeid.

Op het gebied van verduurzaming gebeurt al heel veel. De meeste initiatieven voor verduurzaming van ketens worden grotendeels op eigen kracht, zonder overheidsbemoeienis, op basis van welbegrepen gezamenlijk belang gedreven door bedrijven en maatschappelijke organisaties. Sommige werken met keurmerken, andere leggen de nadruk op een (multistakeholder) dialoog. Er zijn initiatieven die de nadruk leggen op sommige sociale aspecten van MVO, zoals het terugdringen van kinderarbeid of het bevorderen van eerlijke handel en een leefbaar inkomen voor de producent. En er zijn initiatieven die zich vooral richten op de «groene» aspecten, zoals het beteugelen van de klimaatverandering en het beschermen van de biodiversiteit. Bekende keteninitiatieven zijn het het Forest Stewardschip Council (FSC) alsook Max Havelaar en Utz Certified, beiden in de koffiesector. Verder kennen we in de textielbranche Fair Wear, die een leefbaar loon voor de werknemers als criterium heeft opgenomen, en het Business Social Compliance Initiative (BSCI), waarbinnen onder meer een grote groep detailhandelsbedrijven informatie over audits bij toeleveranciers deelt.

Voor een aantal grondstofketens voert de overheid specifiek beleid, bijvoorbeeld vanwege grote milieuconsequenties. Zo wordt op het terrein van biomassa voor energie samengewerkt met belangrijke producentenlanden als Indonesië, Maleisië, Mozambique en Brazilië om de productieketen te verduurzamen. Langs deze weg kan verdere invulling worden gegeven aan de EU minimumeisen voor duurzame productie van biomassa. Ook ondersteunen de ministeries van LNV, BZ/OS en VROM een aantal zogeheten Ronde Tafels voor palmolie, soja en cacao. In deze multistakeholder overleggen worden criteria voor duurzame productie overeengekomen, die vervolgens kunnen dienen als basis voor certificering. Het kabinet zal de financiële ondersteuning van deze activiteiten voortzetten en intensiveren, zoals ook beschreven is in de nota Biodiversiteit.

Op het vlak van keurmerken kunnen consumenten zich sinds 2 april via de Consuwijzer-website laten informeren over de betekenis, betrouwbaarheid en onafhankelijkheid van aangemelde keurmerken. De gepubliceerde keurmerken hebben de keurmerkentoets ondergaan, waarin de betekenis, betrouwbaarheid en onafhankelijkheid van gepubliceerde keurmerken is beoordeeld. De toets is ontwikkeld voor publicatie op ConsuWijzer en wordt uitgevoerd door de Raad van Accreditatie. Daarnaast zal met de Wet op de Oneerlijke Handelspraktijken misbruik van keurmerken en gedragscodes hard worden aangepakt door de Consumentenautoriteit.

Er gebeurt dus al het nodige, maar er is meer nodig. Uit het keteninitiatief van de SER moet blijken of bedrijven zelf meer hun verantwoordelijkheid in de keten kunnen en willen nemen. Die verantwoordelijkheid wordt overigens breder opgepakt door het bedrijfsleven. Zo zijn de uitkomsten van het in opdracht van het kabinet uitgevoerde onderzoek MVO en Corporate Governance en het hieraan gerelateerde advies van de commissie Burgmans inmiddels betrokken bij de actualisatie van de code Tabaksblat. Ik heb u hierover geïnformeerd in mijn brief van 7 november jl. (Kamerstuk 2008–2009, 26 485, nr. 61). Met deze nieuwe code Tabaksblat die op 10 december jl. door de commissie Frijns werd gepresenteerd worden maatschappelijke aspecten van ondernemen waaronder ketenverantwoordelijkheid meer verbonden met corporate governance. Het kabinet stimuleert het nemen van verantwoordelijkheid in de keten door bedrijven onder meer door:

– MVO onderdeel te maken van economische diplomatie;

– Op ondernemers toegesneden informatie over MVO beschikbaar te stellen;

– Onderschrijving van de OESO richtlijnen bij alle overheidssteun voor activiteiten in het buitenland verplicht te stellen;

– Het Initiatief voor Duurzame Handel;

– In te zetten op een ruimere ontvankelijkheid van het Nationaal Contact Punt voor de OESO richtlijnen bij klachten over bedrijven.

Deze beleidsinitiatieven worden hieronder toegelicht. Tevens zal uw Kamer begin 2009 een inventarisatie van de juridische, technische en economische haalbaarheid van maatregelen op het gebied van ketentransparantie worden aangeboden namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris van Economische Zaken.

Het bevorderen van kennis en bewustwording

MVO als onderdeel van economische diplomatie: Allereerst is MVO, zoals u weet, een belangrijk aandachtspunt in alle missies van de overheid naar het buitenland. Per missie wordt gekeken in welke mate het een land of sector betreft waar veel MVO kansen en uitdagingen liggen. Extra aandacht is er voor die landen en sectoren waar deze het grootst zijn. MVO is een expliciet element in de voorbereiding van bedrijven die meegaan met missies naar buitenlandse markten. Tijdens economische missies spreek ik ook over MVO en ketenverantwoordelijkheid met collega handelsministers, overheidsvertegenwoordigers, ondernemers en experts. Ik ben hier nu ruim een jaar actief mee bezig en kan zeggen dat het goede voorbeelden, lessen voor volgende missies en concrete bijdragen tot meer maatschappelijk verantwoord ondernemen in een aantal landen heeft opgeleverd. Zo heb ik met Chinese overheidsvertegenwoordigers afgesproken om te bekijken hoe we samen kunnen werken aan betere arbeidsomstandigheden, veiligheid en kwaliteitscontroles. Meer in brede zin spreek ik met mijn Europese collega’s over handel en duurzaamheid om het draagvlak voor een Europese aanpak te verbeteren (het kabinet zal hierop verder ingaan in de brief over non trade concerns). Daarnaast worden met enkele Europese landen de contacten versterkt op het gebied van MVO. Ik heb onderzocht wat andere, in het bijzonder Europese landen, doen op het terrein van ketenverantwoordelijkheid. Een aantal landen1 is, net als Nederland, vooruitstrevend op MVO terrein en ook specifiek voor wat betreft ketenverantwoordelijkheid. Met hen zoek ik naar de mogelijkheden om een even sterk appèl te doen op het Europese bedrijfsleven om verantwoordelijkheid te nemen in de keten. Immers, om MVO ook buiten Nederland te verbreiden en om level playing field voor ons bedrijfsleven te creëren is een Europese of nog liever multilaterale aanpak wenselijk. Ook zal het ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking speciale aandacht besteden aan het verhogen van de kennis en bewustwording over MVO bij Nederlandse bedrijven die in ontwikkelingslanden zaken doen. Tot slot werkt Nederland in internationale gremia aan de totstandkoming van richtlijnen voor MVO en richt zich hierbij onder meer op bewustwording van het belang van ketenverantwoordelijkheid bij andere landen. Een voorbeeld hiervan is de ontwikkeling van de ISO 26000 richtlijn die wordt ondersteund door de Nederlandse overheid. Deze richtlijn is naar verwachting in 2010 gereed en biedt organisaties een kader voor de implementatie van MVO waaronder ketenverantwoordelijkheid. Voor een aantal prioritaire landen (Turkije, Rusland, India, China, Golfstaten) wordt daarnaast een bredere agenda van samenwerking, kennisuitwisseling en dialoog over MVO opgezet. De samenwerking met China op het vlak van MVO een structurele vorm geven, is daarbij de eerste prioriteit.

MVO en matchmakers: Verder bevorder ik dat Nederlandse bedrijven die via economische missies in contact komen met buitenlandse bedrijven, worden gekoppeld aan bedrijven die maatschappelijk verantwoord ondernemen. Daarom onderzoek ik de mogelijkheden die er zijn om in opkomende economieën bij de selectie van geschikte lokale bedrijven ook te kijken of het bedrijf zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid neemt.

Toegankelijke en praktische informatie over ketenverantwoordelijkheid: Veel informatiebronnen en handleidingen over MVO voor bedrijven zijn al beschikbaar, maar bedrijven kunnen de juiste informatie over ketenverantwoordelijkheid niet eenvoudig vinden. Dit geldt met name voor het MKB. In samenwerking met de Kamers van Koophandel, MVO Nederland en EVD die ook deze behoefte signaleerden, laat ik daarom een website speciaal voor ketenverantwoordelijkheid ontwikkelen. Daar kunnen bedrijven terecht voor praktische en relevante informatie die te maken heeft met ketenverantwoordelijkheid. Een breed scala aan bestaande beschikbare informatie wordt gebundeld. Variërend van een uitleg over wat van een bedrijf wordt verwacht tot informatie over hoe een gedragscode in een bedrijf in praktijk kan worden gebracht. Ook zullen voorbeeld clausules beschikbaar komen die ondernemers kunnen gebruiken in hun contracten met toeleveranciers en zullen hier vragenlijsten te verkrijgen zijn waarmee een beeld verkregen kan worden of toeleveranciers maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het zal voor het grootste deel gaan om clusteren van al bestaande informatie. Bij het samenstellen van deze website en door concretisering van het keteninitiatief van de SER alsook het internationaal brancheprogramma zal duidelijk worden welke concrete informatie nog mist.

Voorbeeld en leerfunctie voor koplopers: Koplopers vervullen een voorbeeldfunctie; het MKB kan profiteren van informatie van deze koplopers. Initiatieven zoals het Business Social Compliance Initiative (BSCI) en Fair Wear vormen een platform om ervaringen in de keten van grotere bedrijven te delen met kleinere bedrijven. In de kabinetsinitiatieven op het terrein van ketenverantwoordelijkheid zal ook worden bekeken in hoeverre gebruik kan worden gemaakt van ervaringen van koplopers.

Duurzaam inkopen en ketenverantwoordelijkheid: Door de doelstelling van 100% duurzaam inkopen van de rijksoverheid en de duurzaam inkoopdoelstellingen van provincies, gemeenten en waterschappen worden bedrijven die aan de overheid leveren gestimuleerd tot het nemen van ketenverantwoordelijkheid. Hiermee neemt de overheid zelf haar ketenverantwoordelijkheid. Bij brief van 14 november 2008 (2008–2009, 30 196, nr. 44) heeft de minister van VROM u geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen met betrekking tot duurzaam inkopen.

OESO richtlijnen bij alle overheidssteun voor activiteiten in het buitenland1: Bedrijven die gebruik maken van het exportinstrumentarium (het financieel buitenlandinstrumentarium) van de overheid moeten een verklaring tekenen waarmee ze een inspanningsverplichting op zich nemen om de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen te implementeren. Dit gaat gelden voor alle steun die bedrijven ontvangen van de overheid voor activiteiten in het buitenland.

Verbeteren van transparantie en verantwoording

Verduurzaming van internationale handelsketens: Het Initiatief Duurzame Handel (IDH) is dit najaar gestart. Het richt zich op de aanpak van sociale, ecologische en economische knelpunten in de eerste schakels van internationale handelsketens in ontwikkelingslanden, zonder dat er overlap is met reeds bestaande initiatieven. In ieder IDH-project voert een consortium van stakeholders (bedrijven, maatschappelijke organisaties, vakbonden) binnen één sector een gezamenlijk verbeterprogramma uit. Nederlandse, internationale en lokale stakeholders werken hierin samen. Vier sectoren starten nog dit jaar met een verbeterprogramma en twee sectoren zijn in de aanloop fase. Er is de komende jaren ruimte nog voor ten minste vier andere sectorale programma’s. Voor cacao start in aanvulling op de Ronde Tafel Duurzame Cacao2, een programma ter verbetering van de productiemethoden, transparantie in de keten en vergroten van markttoegang voor kleinschalige producenten. Een programma voor hout en bosproducten richt zich op vergroting van het aandeel duurzaam geproduceerd hout uit de Amazoneregio en significante toename van het areaal duurzaam beheerd bos. Binnen de natuursteensector wordt een gedragscode voor duurzaam geproduceerd natuursteen uitgewerkt.3 Voor soja zal, in samenwerking met de Ronde Tafel Verantwoorde Soja, de handel in duurzame soja door ondersteuning van certificering en verificatie een impuls krijgen. De sectoren thee en toerisme zijn in de aanloop fase. Naast de sectorale verbeterprogramma’s richt het IDH zich op het uitwisselen van kennis en ervaring tussen sectoren. Voor de periode 2008–2013 heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking € 31 miljoen beschikbaar gesteld. Het totale budget inclusief eigen bijdragen van de stakeholders is € 58 miljoen.4

Internationaal brancheprogramma: Er komt een internationaal brancheprogramma voor branches waar duidelijke behoefte bestaat om concreet te gaan werken aan ketenverantwoordelijkheid. MVO Nederland, dat dit programma zal uitvoeren, zal hiervoor een pilot starten die na een jaar zal worden geëvalueerd.5 De bedoeling hiervan is om branches onder meer met behulp van de eerder beschreven website op weg te helpen met het inzichtelijk maken van hun keten, concrete knelpunten te benoemen en eventueel voor te bereiden om samen met maatschappelijke organisaties een verbetertraject te starten.

Convergentie transparantiebenchmark en ketenbenchmark: Als uitvloeisel van het SER advies de Winst van Waarden heeft de Nederlandse overheid onder meer de publicatie van een Transparantiebenchmark ingevoerd. Jaarlijks wordt in opdracht van EZ een transparantiebenchmark uitgevoerd waarin de 170 grootste NL bedrijven onder andere worden beoordeeld op ketenverantwoordelijkheid. In 2007 hebben ketenverantwoordelijkheid en onafhankelijke verificatie een zwaardere weging gekregen. Daarnaast reikt de VBDO ieder jaar een prijs uit voor het bedrijf dat het beste rapporteert over ketenverantwoordelijkheid. Omdat op dit moment alleen «terug in de keten» wordt gekeken, blijven de activiteiten «vooruit in de keten» onbelicht. Daarom zal ik de VBDO financieel steunen om haar analyse uit te breiden door de gehele keten in kaart te gaan brengen. Dus niet alleen richting toeleveranciers, maar ook richting afnemers/gebruikers. De komende jaren zal er gewerkt worden aan convergentie van de criteria van de Transparantiebenchmark (EZ) en de benchmark Maatschappelijk Verantwoord Ketenbeheer (VBDO).

Een ruime interpretatie van de investeringsnexus: Bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het Nationaal Contact Punt voor de OESO richtlijnen voor klachten over bedrijven die deze richtlijnen zouden hebben geschonden, wordt een ruime interpretatie toegepast van het vereiste dat het moet gaan om een internationale investeringsrelatie («investeringsnexus»). Bij het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een dergelijke relatie staat niet de vraag naar de eigendomsverhoudingen centraal, maar die naar de mate van invloed die de Nederlandse onderneming kan uitoefenen op de buitenlandse partner. Nederland is een van de landen die de investeringsnexus ruim interpreteert. Hierbij wordt onder meer gekeken naar: de duur van de (handels)relatie tussen afnemer en leverancier, het aandeel in de jaarproductie van de leverancier dat wordt afgenomen, het voorzien van producten van merklabels van de Nederlandse afnemer, specifieke eisen van afnemer m.b.t. zaken als productiemethoden, arbeidsomstandigheden of milieueisen, het aanleveren of specificeren van bijv. productontwerpen of halffabricaten door afnemer en de mate van contact met lokale stakeholders (overheid, vakbonden, etc.). Bovenstaande punten tezamen geven een goede indicatie van bovengenoemde mate van invloed. Aangezien er voor de beoordeling van de investeringsnexus geen vaste omschrijving bestaat, beoordeelt het NCP deze op een case-by-case basis. Zoals afgesproken in de kabinetsvisie MVO van vorig jaar zal er in 2010 een toetsing van het functioneren van het NCP plaatsvinden. Deze kan worden verbreed met een analyse over de Nederlandse werkwijze. Afhankelijk van de uitkomsten daarvan zou Nederland kunnen overwegen ook bij andere deelnemende landen te pleiten voor een soortgelijke ruime interpretatie van de investeringsnexus.

Slotopmerkingen

Zoals ook werd aangegeven in de kabinetsvisie MVO; duurzame ontwikkeling bereik je niet alleen. Ketenverantwoordelijkheid is een maatschappelijke, dus gedeelde verantwoordelijkheid. In aanvulling op het keteninitiatief van de SER biedt het kabinet beleidsinitiatieven die het bedrijfsleven ondersteunen bij het invullen van ketenverantwoordelijkheid. Het aangaan van deze uitdaging zal niet alleen leiden tot een duurzamer wereld, maar biedt ook extra kansen voor internationaal opererende Nederlandse bedrijven.


XNoot
1

Kabinetsvisie MVO 2008–2011, vergaderjaar 2007/2008, 26 485, nr. 53.

XNoot
2

De vier fundamentele arbeidsnormen betreffen: afschaffing van dwangarbeid en slavernij (conv. 29 en 105); afschaffing van discriminatie op het werk en in beroep (conv. 100 en 111); afschaffing van kinderarbeid (conv. 138 en 182); en vrijheid van vakvereniging en recht op collectieve onderhandelingen (conv. 87 en 98).

XNoot
3

voetnoot: UN Doc. A/HRC/8/5.

XNoot
1

SER advies (2008), «Duurzame globalisering: een wereld te winnen», p. 179–215.

XNoot
1

Idem, p. 206 en 212.

XNoot
2

ICC policy statement (2007), ICC guidance on supply chain responsibility en ICC guide to responsible sourcing (2008).

XNoot
1

Waaronder het Verenigd Koninkrijk en Denemarken.

XNoot
1

Een reactie op de door uw Kamer aangenomen moties Voordewind (2007–2008, 31 263, nr. 16) en Ortega-Martijn (2008–2009, 31 700, nr. 38) volgt nog.

XNoot
2

Waarover u bent geïnformeerd door de brief van de minister LNV van 1 april 2008 (31 200 XIV, nr. 212).

XNoot
3

Een reactie op de door uw Kamer aangenomen motie Gesthuizen (2008–2009, 31 700, nr. 43) volgt nog.

XNoot
4

Zoals ook vermeld in de Kamerbrief OS/LNV van 8 mei jl waarin de inzet ten aanzien van landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid wordt toegelicht.

XNoot
5

Als uitvloeisel van het SER advies «de winst van waarden» uit 2001, is MVO Nederland ingesteld als kenniscentrum over MVO. MVO NL zorgt voor kennisoverdracht naar en bewustwording onder het Nederlandse bedrijfsleven in het kader van mvo.

Naar boven